lergaiMg van Dinsdag 13 februari 1923.
18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1923.
kan omschrijven, doch die ieder voor zich wel voelen
zal. Burgemeester en Wethouders zijn in het algemeen
niet van plan op dergelijke dingen in te gaan. Zij willen
nu de vragen wel tot zich nemen om daarop te ant
woorden. Maar de brochure is in het college al bespro
ken en toen is door het college het standpunt ingenomen
dat het zich heelemaal van het ingaan op ingezonden
stukken in de krant en op dergelijke stukken als deze
als college zou onthouden. Nu de vragen evenwel uit
den Raad komen wil het college deze wel tot zich nemen
om er de volgende vergadering definitief op te ant
woorden.
De heer IJ. de Vries voelt er absoluut niets voor dat
het gemeentebestuur zou beginnen te weerleggen, als
de eene of andere persoon het in zijn hoofd krijgt mede-
deelingen te doen omtrent zaken van den Raad, tenzij
men er zulke ernstige beschuldigingen in gaat zetten,
dat die iemand met den rechter in aanraking zouden
kunnen brengen, temeer omdat deze zelfde schrijver niet
alleen deze brochure heeft geschreven, maar hij schijn
baar ook op hetzelfde stokpaardje gaat doorrijden in
„De Voorlichter"
De heer Jansen De Voorlieger
De heer IJ. de Vries Die conclusie mag U voor Uw
rekening nemen. Er staat op „De Voorlichter." En de
man licht het publiek voor, dat is niet te ontkennen.
Maar de kwestie is dat spreker gelooft dat het niet
verstandig zou zijn van gemeentewege hier werk van
te maken. Men zou op die manier aan den gang kunnen
blijven. Er zijn er ook die een bepaald comité willen
oprichten tot het bekomen van nog zuiniger raadsleden
en om verandering in het college te krijgen. Het komt
spreker voor dat het gemeentebestuur wel ander werk
heeft, door te zorgen dat het bestuur der gemeente en
de loop van zaken goed gaat.
De heer Oosterhoff Ik zou deze vraag willen doen:
Stellen Burgemeester en Wethouders er werkelijk be
lang in, deze zaak nog tot zich te nemen Is dat het
geval, dan zwijg ik. Maar is het enkel een beleefdheid
tegenover een van de raadsleden, die de vragen heeft
ingediend, dan zou ik den Raad in overweging willen
geven het college hiervan te ontheffen en het te ver
zoeken dit niet te doen. Het standpunt dat Burge
meester en Wethouders hadden ingenomen, is m. i. het
eenige juiste standpunt ik laat hierbij heelemaal in
het midden de waarheid of onwaarheid van het hier
geschrevene dat Raad en Burgemeester en Wet
houders niet in het openbaar moeten antwoorden op
allerlei schrijverij, hetzij ten voordeele, hetzij ten nadeele
van het gemeentebestuur. Wanneer dus wat Burge
meester en Wethouders voorstellen niets anders is als
een beleefdheid tegenover een lid van den Raad, dan
zou ik den Raad in overweging willen geven te besluiten
dat het college de vragen niet tot zich zal nemen maar
ze voor kennisgeving aan te nemen. Wat evenwel geen
onbeleefdheid is tegenover den heer Collet.
De heer De Boer Ik zou U willen verzoeken over
het standpunt, dat door den heer Oosterhoff is inge
nomen, nu nog geen beslissing te vragen. Laten eerst
Burgemeester en Wethouders zichzelf eens beraden
welk standpunt zij zullen innemen. Ik zou graag willen
dat hier geen overhaast besluit werd genomen.
De heer Jansen staat volkomen aan de zijde van de
heeren Oosterhoff en IJ. de Vries hij gelooft niet dat
het aangaat dat het college en de Raad op dergelijke
j dingen ingaan. Men kan zich nog wel meer gekke dingen
veroorloven, er kan nog wel meer door ondeskundi-
gen worden gezegd. Men zou dan weer ambtenaren
moeten aanstellen om voorlichting te geven. Dat gaat
toch niet aan. Aan een pamflet, zooals we hier hebben,
zou inderdaad te veel eer worden bewezen. Spreker ge
looft dat dan de heer Van Buuren precies bereikte wat
hij wil bereiken dat zijn brochure nog meer opgang
maakte. Spreker gaat dus mede in de lijn van den heer
Oosterhoff en niet in die van den heer De Boer
om nooit op dergelijk geschrijf in te gaan. Het college
heeft zelf oorspronkelijk ook dat standpunt ingenomen
en dat standpunt acht spreker tegenover dergelijke din
gen juist. Zulke dingen zijn absoluut onwaardig om door
het college te worden beantwoord. Laat men ze in de
prullemand gooien, waar ze thuis hooren.
De heer Collet Ik zie van het woord af. Ik hoop
dat Burgemeester en Wethouders er nog eens ernstig
over zullen denken en dat wij de volgende vergadering
een rapportje mogen ontvangen.
De Voorzitter kan meedeelen dat het college van
Burgemeester en Wethouders nu door de vragen van
den heer Collet, die zijn ingekomen, de zaak in
bespreking zou willen brengen, maar dat het col
lege er zelf niet over zou hebben gesproken.
Namens de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders kan spreker echter wel verklaren dat het college
er absoluut geen prijs op stelt om op de vragen van
den heer Collet te antwoorden. Burgemeester en Wet
houders wilden niet op de brochure ingaan en persoon
lijk zal spreker .zich daarvan absoluut onthouden, hij
zal er niets aan doen, absoluut niets.
De schrijver wordt nu misschien wel wat erg door
het slijk gesleurd. Maar of het ook mogelijk is dat
achter den schrijver zit de heer Jansen zegt öndes-
kundigen wél een deskundige, die beter op de hoogte
is, iemand, die misschien het gemeentebestuur niet aan
genaam gezind is Zooals gezegd, de meerderheid van
Burgemeester en Wethouders stelt er geen prijs op de
vragen te beantwoorden.
De heer Berghuis (wethouder) Ik wilde aan Uw
woorden nog dit toevoegen dat, hoewel ik het in 't al
gemeen volkomen met den heer Oosterhoff eens ben,
ik zou zeggen dat, waar de geest van Burgemeester en
Wethouders nu in ieder geval wel bekend is, de beleefd
heid tegenover het raadslid, dat de vragen stelt, mee
brengt, dat Burgemeester en Wethouders toch in ieder
geval de zaak eens overdenken. De beleefdheid tegen
over het raadslid, dat de vragen indient, eischt, dat het
college die vragen tot zich neemt en daarop in de vol
gende vergadering officieel antwoordt, zij het dan ook
gelijkluidend.
De Voorzitter Nog een van de leden het woord
Dan zullen Burgemeester en Wethouders de volgende
vergadering met een antwoord komen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De vragen van den heer Collet zullen in de volgende
vergadering door Burgemeester en Wethouders worden
beantwoord.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1923.
19
Tegenwoordig 18 leden, te weten: de heeren De Boer,
Van der Werff, O. F. de Vries, Collet, Tulp, Tiemersma,
Oosterhoff, Koopal, Muller, Van Weideren baron Ren-
gers, IJ. de Vries, De Vos, M. Molenaar, Westra, B.
Molenaar, Cohen, Jansen en mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi.
Afwezig 7 leden, waarvan met kennisgeving de heer
Dijkstra, zonder kennisgeving de heeren Berghuis,
Zandstra, Dijstra, Lautenbach, Fransen en Visser.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
I. De verslagen der vergaderingen van 14 en 28 No
vember en 12 December 1922 worden onveranderd vast
gesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat de Minister van Arbeid heeft goedgevonden
a. aan de gemeente tegen een rente van 6 voor
schotten te verleenen uit 's Rijks kas van ten hoogste
20.000.149.996.en 8000.ten einde haar
in staat te stellen voorschotten tot gelijke bedragen te
verleenen aan de woningbouwvereeniging „Beter Wo
nen" alhier, respectievelijk ten behoeve van het verkrij
gen van bouwterrein, van den bouw van 50 arbeiders
woningen en van het bouwrijp maken van een terrein,
waarvoor reeds een grondvoorschot is toegekend
b. het bij beschikking van 24 Juli 1922 no. 5168 M
aan de gemeente uit 's Rijks kas toegekende bouw-
voorschot ten behoeve van de uitvoering van een bouw
plan der bouwvereeniging „St. Joseph" alhier, te ver-
hoogen met 900.en nader vast te stellen op ten
hoogste 75.119.
Burgemeester en Wethouders stellen voor de voor
schotten en het verhoogde voorschot onder de gestelde
voorwaarden te aanvaarden.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de
raadsbesluiten
d.d. 27 December 1922 tot verkoop van een gedeelte
door slootdemping te verkrijgen terrein aan het Cam-
buursterpad aan de woningbouwvereeniging „Beter
Wonen" en tot verhuring van het gebouw der voor
malige burgerdag- en avondschool met het gymnastiek
lokaal no. 1 aan het Rijk ten behoeve van de Rijksdag-
normaalschool
d.d. 9 Januari 1.1. tot verlenging van het contract met
P. Poelsma alhier, voor het bezorgen van de benoodigde
wagenvrachten ten dienste der gemeentewerken en tot
weder verhuring aan T. Swart van de zathe en landen
„de Magere Weide" gedurende het tijdvak van 5 Maart/
12 Mei"l923 tot 5 Maart/12 Mei 1928.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. schrijven van Gedeputeerde Staten houdende me-
dedeeling dat bij Koninklijk besluit van 28 December
1922 no. 95 is goedgekeurd hun besluit van 30 No
vember 1.1. no. 116 waarbij de regeling van de bezol
diging van de ambtenaren van den Burgerlijken Stand
in deze gemeente aldus is aangevuld dat aan de amb
tenaren, belast met de huwelijksvoltrekking per vol
trokken huwelijk een belooning van 1.wordt toe
gekend.
In verband hiermede stellen Burgemeester en Wet
houders voor den pensioensgrondslag van de beide be
trokken ambtenaren, de heeren D. Lautenbach en A. de
Vos, voor ieder te bepalen op 200.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
De heer De Vos onthoudt zich van stemming.
4. verslagen van den toestand van het gymnasium
en van het Middelbaar Onderwijs in deze gemeente over
1922.
Liggen nog eenigen tijd voor de leden ter visie.
5. verzoek van IJ. Jelsma om hem vergunning te
verleenen tot doortrekking van de Jelsumerstraat en de
Lijsterstraat.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
6. verzoek van mejuffrouw C. H. Lelsz, leerares aan
de middelbare meisjesschool, om haar een studieverlof
van drie maanden te verleenen en op hare kosten in de
vervanging te voorzien.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld ter afdoening.
7. adres van den Voorzitter van de Leeuwarder
Winkeliersvereeniging, afdeeling van de Algemeene
Winkeliers-, Industrie- en Handelsvereeniging, gevestigd
alhier, houdende verzoek om de voorgestelde wijziging
en aanvulling van de tarieven waarnaar de gemeente
reiniging diensten verstrekt, niet goed te keuren.
Wordt gevoegd bij de stukken die onder punt 9 der
agenda voor heden aan de orde zijn gesteld.
8. schrijven van Voogden der Stadsarmenkamer,
houdende weerlegging van- en protest tegen de bewe
ring van het raadslid Westra in de vergadering van 31
October 1.1. als zouden de Roomsch-Katholieke leveran
ciers van manufacturen stelselmatig door de Stadsarmen
kamer worden gepasseerd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra: Naar aanleiding van dit adres zou
ik wel even een paar dingen in het midden willen bren
gen. Ik heb eenigszins met verwondering dit adres ge
lezen, omdat, toen ik de stukken heb nageslagen om
te weten of ik werkelijk heb gezegd, wat in het adres
is aangevoerd, mij bleek, dat ik toch niet precies het
zelfde heb gezegd. In dit adres wordt aangevoerd dat
ik heb gezegd dat Katholieke leveranciers stelselmatig
worden uitgesloten van de leverantie. Maar ik heb ge
sproken over de wenschelijkheid van publieke aanbe
steding, omdat mij gebleken was ten opzichte van leve
ringen bij gewone onderhandsche toekenning, dat niet
alle winkeliers geregeld een beurt kregen, omdat mij
o. a. was gebleken dat leden van een hier bestaande
Katholieke vereeniging van manufacturiers tot nog toe
nimmer hadden geleverd. Dat is niet hetzelfde als dat
Katholieke leveranciers stelselmatig worden uitgesloten,
er zijn ook Katholieke manufacturiers buiten die ver
eeniging.
Mij is echter in elk geval na een onderhoud, dat ik
direct na die raadsvergadering met den heer Audier heb
gehad en uit een onderzoek dat ik naar aanleiding van
dat onderhoud heb ingesteld, gebleken, dat mijn inlich
tingen niet geheel juist zijn geweest en in zooverre wil
ik dan ook graag mijn verontschuldigingen, dat ik, te
goeder trouw, van verkeerde inlichtingen heb gebruik
gemaakt, aanbieden. Daarover wil ik graag mijn spijt
betuigen.
Maar wanneer ik hier dan, met Vastenavond voor mij,
voor het publiek moet verschijnen in het boetekleed, dan
zou ik toch ook een oogenblik de clementie willen vragen
van de publieke opinie, omdat is gebleken, dat wat ik
heb gedaan, toch blijkbaar iets zeer menschelijks is
niettegenstaande de Voogden mijn afschrikwekkend
voorbeeld voor oogen hadden, hebben zij mij toch van
meer beschuldigd dan wat ik heb misdreven. In elk geval
hoop ik echter werkelijk dat niet door mijn toedoen iets
dergelijks hier weer zal passeeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het schrijven sub 8 wordt voor kennisgeving aan
genomen.