Vergadering van Dinsdag 27 Maart 1923. 54 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. De Voorzitter: Dan zal de Raad het college uitdruk kelijk van de uitvoering van dat raadsbesluit moeten vrij stellen; hij zal dan uitdrukkelijk zijn besluit van 26 Juli 1921 moeten intrekken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Het verwondert mij alleen dat er geen vergelijking is gemaakt in verband met de prijzen van 1921. Die waren toen wel een beetje hoog. Nu men geen vergelijking heeft weet men heele- maal niet, hoe hoog nu de kosten, die toen werden ge maakt, zouden zijn. De heer O. F. de Vries (wethouder): Dat is in cijfers in het voorstel niet uitgedrukt, maar er is wel een glo bale berekening gemaakt. De kwestie is dat de prijzen van alle benoodigde materialen met ongeveer 16 zijn verlaagd. Maar het is nooit precies te zeggen, de defi nitieve begrooting is ook nog niet klaar en wanneer men deze zou moeten opzetten, zou dat veel te veel tijd en moeite kosten. Maar de materiaalprijzen zijn met onge veer 16 verlaagd. De Voorzitter wil op de opmerking van mevrouw Buisman nog dit antwoorden. Laat men aannemen spreker zal 't royaal doen dat, als de oorspron kelijke opzet is gesteld op 250,000.de bouwkosten thans 20 lager zijn te stellen er zijn hier deskun digen in den Raad die 't kunnen beoordeelen dan zou er nog maar 50.000.af gaan en dan zou dus het oude plan thans komen op 200.000.Daar tegenover staat het nieuwe plan met een raming van 124.000. en daarnaast staat dan nog de verkoop van verschillende panden als Weidema en Barbas. Dat kón bij het vorige plan niet, omdat men toen het gebouw Weidema noodig had. Dat is de meevaller, die hier in zit de mindere verbouw dan indertijd en de meevaller dat men de In firmerie voor niets heeft vrij gekregen; dat is de groote meevaller, die hierin is verwerkt en die hierin uit komt. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dat is de mee valler, zeker, maar van het vroegere plan zou nu ook 30.000.moeten worden afgetrokken voor het ge bouw aan het Schavernek, omdat dit nu niet meer noodig is als Gemeentewerken naar de Infirmerie gaat. In alle geval kunnen we wachten hierover te praten tot aan de stemming, als 't voorstel verworpen mocht worden. De heer De Boer: Ik wou even vragen: is het inder daad de bedoeling om aan dit voorstel te verbinden het besluit om de andere plannen in te trekken De Voorzitter Burgemeester en Wethouders stellen niets anders voor dan wat hier ligt. De heer De Boer vraagt dit in verband met de stem ming. De heer Tulp stemt tegen dit plan, maar heeft voor het duurdere plan gestemd. En de heeren De Vos en Visser hebben indertijd ook voor gestemd. Deze stem ming zal dus wel een beeld geven van wat de verkiezing hier h'eeft uitgewerkt. De beraadslagingen worden gesloten. Over het voorstel van Burgemeester en Wethouders staken de stemmen (11 tegen 11 stemmen), zoodat daarover in de volgende vergadering herstemming zal moeten plaats hebben. Vóór stemmen de heeren Dijkstra, M. Molenaar, Tiemersma, Collet, O. F. de Vries, Muller, IJ. de Vries, De Boer, Koopal, B. Molenaar en Berghuis. Tegen stemmen de heeren Dijstra, Van der Werff, Lautenbach, Visser, Tulp, Jansen, Oosterhoff, Westra, De Vos, Cohen en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1923. 55 Tegenwoordig 24 leden, te weten: de heeren Visser, Van der Werff, M. Molenaar, Dijkstra, Fransen, Cohen, Collet, Muller, O. F. de Vries, Tiemersma, Koopal, Tulp, De Boer, Westra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijstra, De Vos, Lautenbach, Jansen, Ooster hoff, IJ. de Vries, B. Molenaar, Van Weideren baron Rengers en Berghuis. Afwezig met kennisgeving de heer Zandstra. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Wordt medegedeeld 1. dat bij Koninklijk besluit van 5 Maart 1923 no. 10 tot wederopzegging vergunning is verleend dat aan de openbare lagere scholen nos: 5a, 5b, 6a, 6b, la, 7b, 8a, 8b, 10c, 11a, 11 b, 12, 13a, 13b, 14a, 14b het onder wijs minder dan zeven achtereenvolgende leerjaren zal bevatten 2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 23 Januari 1923 no. 1 6r/1 2 tot ver leening van een voorschot uit de gemeentekas van ten hoogste 333,170.aan de Vereeniging voor Volks huisvesting voor den bouw van 105 woningen en 1 win kel op haar terrein tusschen den Harlingerstraatweg en den Stienserweg d.d. 13 Februari 1923 no. 303/28 tot aanvaarding van voorschotten uit 's Rijks kas ten behoeve van den bouw van 50 arbeiderswoningen door de woningbouwveree- niging „Beter Wonen" op een terrein tusschen de Jacob Binckesstraat, het Cambuursterpad en den Weg naar Canrbuur d.d. 13 Maart 1923 no. 69R/35 waarbij aan D. Slagter in erfpacht is afgestaan een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie D no. 1757 aan de Menaldumerstraat, ter grootte van pl.m. 153 M2., canon 6 berekend naar een grondprijs van ƒ7—; 3. schrijven van Gedeputeerde Staten, houdende me- dedeeling dat bij Koninklijk besluit van 6 Maart 1923 no. 60 is goedgevonden te bepalen dat ter uitvoering van de wet van 24 November 1922, Staatsblad no. 628, ten name van de gemeente Leeuwarden kan worden onteigend het perceel kadastraal bekend Sectie D no. 1759, eigendom van de erven Ouwe Jarigs Koning 4. proces-verbaal van de opneming van de boeken en kas van den gemeente-ontvanger 5. rapport omtrent de kasopneming van het Ge meentelijk Woningbedrijf. De punten sub 15 worden voor kennisgeving aan genomen. 6. voorstel van curatoren van het gymnasium tot vaste aanstelling van mej. P. J. Pleging, leerares in de lichamelijke oefening, thans reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam. Is onder punt 3 op de agenda voor heden gebracht. 7. adres van F. Polet e. a. ambtenaren ter secretarie, houdende verzoek om tot de Eerste Kamer een adres te richten tot behoud van den zomertijd. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Naar aanleiding van dit adres zou ik een paar woorden willen zeggen. Deze zaak wordt in den regel op twee wijzen verdedigd: met het oog op de economische voordeelen en met het oog op het belang, dat de bewoners van de steden er bij hebben, door het meer naar buiten kunnen gaan en het genieten van de natuur. Over het economische gedeelte zal ik hier op 't oogenblik niet veel zeggen; ik geloof dat tegen de kleine economische voordeëlen, die de steden er van hebben vrijwel opwegen de groote economische nadee- len, die het platteland van den zomertijd heeft, zoodat de economische kant daarvan vrijwel problematiek is. Een andere kwestie is die, wat het natuurschoon be treft. Ik ben, uit den aard van mijn werkkring, nogal eens 's morgens heel vroeg op en ieder, die vroeg op is, zal het met mij eens zijn, dat de liefhebbers van de natuur in den regel 's morgens niet vroeg op zijn. Men treft dan, als men naar buiten gaat, alleen de echte lief hebbers van de natuur aan, maar de zoogenaamde lief hebbers liggen te slapen. De heer Collet: Dat is niet waar. De heer Muller: Ik zou ten opzichte daarvan dit willen zeggen dat, als dit een feit is en het is inderdaad een feit en men tracht op andere wijze ten koste van anderen te genieten van de natuur, ik dan tegen die menschen zou willen zeggen ga zoo vroeg mogelijk naar buiten, als de natuur nog ongerept en in vollen glans is, dan valt er veel meer te genieten dan overdag en 's avonds, als er een bedorven atmospheer hangt. Als deze menschen dat verdedigen om terug te komen op de wijziging van den zomertijd en zij zouden dat kunnen doen niet ten koste van anderen, dan zou ik daar absoluut niets op tegen hebben. Maar in de eerste plaats is het voor een groot aantal men schen uit de provincie, voor de boerenbevolking, ab soluut een groot nadeel en daarnaast gaat het ten koste van de vrouwen, doordat de kinderen 's avonds niet vroegtijdig in bed zijn te krijgen. De kinderen zullen reusachtig veel meer rust kunnen genieten, wanneer het op een bepaalden tijd donker is. Het gaat ten koste van de eigen kinderen, als deze maatregel, die nu eenige jaren achtereen getroffen is, weer wordt genomen, door dat de kinderen niet de nachtrust krijgen, die noodza kelijk is. Om al dergelijke dingen meen ik zoo vrij te moeten wezen tegen dit voorstel te zijn en ik hoop dat de Raad het met mij eens zal zijn, door niet adhaesie te betuigen aan de adressen tot behoud van den zomer tijd aan de Eerste Kamer. De heer De Boer: Ik stel voor, op precies tegenover gestelde gronden als de heer Muller, aan die adressen wèl adhaesie te betuigen. De Voorzitter: Wordt dat voorstel ondersteund Dit blijkt wel het geval te zijn. De heer Cohen kan zich ten volle aansluiten bij het geen de heer Muller heeft gezegd, om geen adhaesie te betuigen, maar niet alleen daarom maar ook op andere gronden. Wat hem persoonlijk betreft, zou spreker er niet op tegen zijn, hij vindt de zomertijd heerlijk en prachtig, maar hij moet ook opkomen voor een speciale groep van menschen, hier genoemd de Joodsche win keliers, die van instelling van den zomertijd een bijzon dere schade ondervinden. Stel dat in den gewonen tijd de Sabbath om 9 of 9(4 uur is geëindigd, dan is dat bij den zomertijd kwart over tien. Dan behoeven de winkeliers hun zaken niet meer open te doen, omdat de avond dan om is en zij geen kans meer hebben om klanten in hun winkels te krijgen. Het bezwaar geldt echter niet alleen voor den Zaterdag maar ook bij den uitgang en den aanvang van de feestdagen. Als de Sabbat in den gewonen tijd om 7 uur begint, dan is het in den zomertijd 8 uur; er blijft dan na den kerk dienst van den avond niet veel meer over voor Sabbath- viering dit geldt tevens voor de feestdagen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 1