TergaderiDO van Dinsdag 9 October 1923.
184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 September 1923.
drag wil uitdrukken, doch alleen bedoelt de handeling
die elk jaar moet worden verricht ingevolge het eerste
lid van bedoeld artikel. Komt deze berekening echter
niet meer te pas, omdat de gemeente over zeker jaar
geen boventallige onderwijzers heeft gehad, dan kunnen
de schoolbesturen gedurende twee jaren aanspraak
maken op eene vergoeding voor een gelijk aantal leer
krachten tot het bedrag, hetwelk zij hebben ontvangen
over het jaar, voorafgaande aan dat waarin de gemeente
geen surnumeraire onderwijzers heeft gehad.
Wij hebben bij nadere beschouwing de laatste op
vatting tot de onze gemaakt, te meer omdat het niet
wel is te verdedigen de bijzondere scholen naar even
redigheid meer onderwijzers te vergoeden dan de ge
meente zelf heeft gehad. Dit toch zou het gevolg zijn van
de eerste opvatting van het wetsvoorschrift, zooals tot
uiting komt in ons voorstel van 12 Juli 1.1. Heeft de
gemeente over zeker jaar minder boventallige onder
wijzers dan over het vorige dan zouden de schoolbe
sturen volgens deze uitlegging gedurende twee jaren recht
hebben op het hoogere bedrag. Dit had nog te meer
geklemd wanneer de gemeente door bijzondere omstan
digheden over zeker jaar in betrekking tot andere jaren
een onevenredig groot aantal boventallige onderwijzers
had gehad. Wanneer de gemeente dan het volgende
jaar weer een normaal aantal boventalligen had, hielden
de schoolbesturen nog gedurende twee jaren recht op
de hoogere vergoeding van het vorige jaar. Deze con
sequenties lijken niet houdbaar.
Onder mededeeling, dat de thans door ons gevolgde
interpretatie van artikel 100, tweede lid, ook wordt
gehuldigd door het rijksschooltoezicht, hebben wij de
eer Uwe Vergadering, in zooverre met wijziging van
ons voorstel van 12 Juli 1923, no. 2315/113, voor te
stellen te besluiten
A. over het jaar 1921 uit te keeren aan het bestuur
van de Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging alhier
voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de
Speelmanstraat no. 1 een bedrag van 2403.30
B. aan het onder A genoemde bestuur mede te
deelen dat ten behoeve van zijne school voor M.U.L.O.
aan de Tweebaksmarkt over het jaar 1921 op grond
van artikel 100 geene vergoeding uit de gemeentekas
kan worden toegekend.
De heer Tulp (wethouder): Ik wou graag meedeelen
dat Burgemeester en Wethouders hun tweede prae-ad-
vies terug nemen om het eerste prae-advies te hand
haven, waarin wordt voorgesteld om aan de Roomsch-
Katholieke school voor m. u. 1. o. wèl een bedrag toe
te kennen. De oorzaak hiervan is, dat er een misverstand
heeft plaats gehad en daardoor een abuis is ontstaan.
Zoodoende meenden Burgemeester en Wethouders later
dat men de vergoeding niet moest uitkeeren. Er blijkt
nu echter dat de Roomsch-Katholieke m. u. 1. o.-school
daar beslist recht op heeft.
De kwestie is deze. Bij de openbare m. u. 1. o.-scholen
zijn er 23.2 kinderen per onderwijzer en dat cijfer gaf
de Roomsch-Katholieke m. u. 1. o. recht op 9 onder
wijzers. Maar daar werden door het Rijk reeds 10 onder
wijzers vergoed en nu hebben Burgemeester en Wet
houders gemeend dat, waar het Rijk reeds 10 vergoedde
en er aan die school ook 10 onderwijzers waren, het
te gek zou zijn daar nog een douceur te geven. Thans
blijkt echter dat deze school niet 10 maar 11 onderwij
zers heeft; volgens de wet heeft zij nog recht op ver
goeding daarvoor. Daarom wenschen Burgemeester en
Wethouders thans hun tweede prae-advies als niet ge
daan te beschouwen en hun eerste, om de vergoeding
wel uit te keeren, te handhaven.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer: Ik zou het zeer op prijs stellen,
wanneer Burgemeester en Wethouders deze zaak nog
een 14 dagen zouden willen aanhouden en dit standpunt
opnieuw schriftelijk bij den Raad wilden indienen. Het
wordt op het oogenblik een zeer verwarde historie, die
niet is te overzien. Ik zou daaraan dan nog graag een
vraag willen verbinden met verzoek dat ook die door
het college onder de oogen wordt gezien. De kwestie
is n.l. deze. Er wordt in de wet gesproken, zooals ook
in het stuk is aangehaald
„Grondslag der berekening is het gemiddeld aantal
leerlingen per onderwijzer aan de gezamenlijke over
eenkomstige openbare scholen."
Nu meen ik ik weet het niet zeker dat uit de
stukken blijkt, dat hier niet in alle opzichten kan worden
gesproken van „overeenkomstige openbare scholen".
En wel hierom, omdat de gemeente de 7e leerjaren heeft
georganiseerd in aparte scholen. Het 8e leerjaar laat ik
buiten bespreking, hoewel ik ook wel zou willen dat
deze vraag onder de oogen werd gezien, of bij deze be
rekening ook de kosten van het 8e leerjaar mogen mee
tellen. Dat wij nu de 7e leerjaren in aparte scholen
hebben georganiseerd, heeft tengevolge, dat wij over
een lager aantal leerlingen vergoeding van het Rijk
krijgen uitgekeerd. Waar deze organisatie bij het bij
zonder onderwijs niet bestaat, daar krijgen wij dit ge
volg, dat de gemeente ten koste van het Rijk betalen
moet, m. a. w. als het bijzonder onderwijs de school
organisatie zoo maakte als bij het openbaar onderwijs,
zou het Rijk meer moeten betalen en de gemeente
minder.
Het is nu de vraag of de gemeente werkelijk verplicht
is te betalen. Naar mijn meening zou moeten worden
nagegaan, hoeveel boventallige onderwijzers het open
baar onderwijs heeft naar het volledig leerlingenaantal
en dat dan naar dien maatstaf aan het bijzonder onder
wijs een uitkeering werd gedaan. Ik zou graag zien dat
Burgemeester en Wethouders dit eens nader onder de
oogen zagen en dan dit, met de kwestie, die door den
wethouder van Onderwijs is aangeroerd, schriftelijk bij
den Raad indienden.
De heer Tulp (wethouder): Ik moet den Raad in
overweging geven niet in te gaan op het voorstel van
den heer De Boer. Hij begint met hier een rekening te
willen opzetten in verband met het 7e en 8e leerjaar
over 1923. Maar dit gaat over 1921. Er komt bij dat in
1920 hetzelfde bedrag al is uitbetaald en het bestuur,
volgens artikel 100 van de wet, daarop recht heeft ge
durende dat jaar en 2 jaar daarna. Die zaak is in 1920
opgezet en nu loopt ook volgens de oude wet en gege
vens daarover de berekening. Het gaat niet over dit jaar
maar over een ander en zoo komt het dat het bestuur
hier recht op heeft.
De Voorzitter Doet de heer De Boer een bepaald
voorstel tot uitstel
De heer K. de Boer Neen, mijnheer de Voorzitter.
Wat de wethouder heeft gezegd, is juist; dit heeft be
trekking op 1921.
De Voorzitter: Zoo is het.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Ter behandeling van
13 (Agenda no. 14). Rapport der commissie voor
de reclames omtrent bezwaarschriften in beroep tegen
aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het
inkomen, diensten 1920 en 1921
wordt in geheime vergadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering wordt, niets
meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter
gesloten.
Verslag van de handeiingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1923. 185
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
I. Het verslag der vergadering van 21 Augustus 1923
wordt onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld de
gemeenterekening, dienst 1921
in ontvang tot een bedrag van 15.905.733.05
uitgaaf 15.310.105.01
batig slot 595.628.04
2. rapport der kasopneming van het gemeentelijk
woningbedrijf.
3. dankbetuiging van het bestuur der Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer voor
Leeuwarden en Omstreken voor toekenning van den ver
guld zilveren eerepenning aan die vereeniging, bij gele-
geheid van de onthulling der monumentale fontein en de
overdracht daarvan aan de gemeente.
De punten sub 13 worden voor kennisgeving aan
genomen.
4. schrijven van A. L. Brouwer, waarbij deze eervol
ontslag verzoekt als lid en voorzitter der commissie van
toezicht op het lager onderwijs.
Het gevraagde eervol ontslag wordt met algemeene
stemmen verleend, onder dankbetuiging voor de in die
betrekking aan de gemeente bewezen diensten.
5. schrijven van H. Vijver, houdende mededeeling
dat hij om gezondheidsredenen genoodzaakt is ontslag
te nemen als lid der Commissie tot wering van school
verzuim.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Door Burgemeester en Wethouders wordt tevens
voorgesteld om het getal leden der Commissie tot wering
van schoolverzuim met wijziging van het raadsbesluit
van 13 Juni 1922 en overeenkomstig het voorstel van
Burgemeester en Wethouders van 18 Mei tevoren op 7
te bepalen.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
6. adres van het bestuur van den Frieschen Bond
van autobusondernemers, verzoekende om door het in-
walsen van de wegen na het uitstrooien van het verhar
dingsmateriaal voor de instandhouding der aldus ver
beterde wegen te willen zorgen.
Wordt, aangezien deze wegen in de gemeente bijna
niet voorkomen, in handen van Burgemeester en Wet
houders gesteld ter afdoening.
7. adres van Joh. Koopmans alhier, wederinhuring
verzoekende van de bij hem tot 5 Maart 1924 in huur
zijnde losse landen aan het Ouddeel.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
8. dat Burgemeester en Wethouders
a. aan J. C. Nicolai alhier in erfpacht hebben afge
staan een gedeelte van bouwblok EE der terreinen, ge
legen tusschen den Groningerstraatweg, Cambuurster-
pad en Kalverdijkje (aan de Schapestraat), ter grootte
van pl.m. 204 M2., waarde pl.m. 1020.jaarlijksche
erfpachtssom pl.m. 61.20
b. aan den tijdelijken directeur der gemeentelijke
waterleiding F. C. W. J. P. Soeters op zijn verzoek een
verlof tot afwezigheid hebben verleend en dat de waar
neming zijner werkzaamheden gedurende dat verlof is
opgedragen aan den directeur der N. V. Intercommunale
Waterleiding gebied Leeuwarden, den heer W. Hane-
graaff.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van
a. zes leden der commissie voor georganiseerd over
leg, wegens periodieke aftreding als lid van den Ge
meenteraad van de heeren A. Cohen, M. Molenaar, J.
Muller, Oosterhoff, P. F. J. Westra en D. Lauten-
bach en de benoeming van laatstgenoemde tot Wet
houder.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries: In de vorige raadsvergadering
is door den heer M. Molenaar het woord gevoerd over
de benoeming van leden der commissie voor georgani
seerd overleg. Hij heeft toen meegedeeld dat, wanneer
de overzijde, de combinatie, bereid was om de namen,
door de sociaal-democraten te stellen, over te nemen,
hij die namen dan wenschte te noemen.
Ik kan meedeelen dat de combinatie bereid is om de
twee door de sociaal-democraten te noemen namen over
te nemen. De gewoonte is over 't algemeen dat de zit
tende leden worden herkozen. Nu zaten in de commissie
voor georganiseerd overleg van de sociaal-democraten
de heeren M. Molenaar en Muller. Waar hier voor 4 jaar
het feit is gepasseerd dat één van de raadsleden in geen
enkele commissie werd benoemd, meenden wij dat te
moeten voorkomen, en daarom hebben wij den heer
Muller laten zitten in de commissie voor de bewaar
scholen en gedacht den heer Botke, dien wij, ook in
verband met zijn gewone werkzaamheden, minstens zoo
geschikt achten in de commissie voor georganiseerd
overleg, de plaats van den heer Muller in die commissie
te geven.
Wat betreft de twee vrijzinnige afgevaardigden, dit
is niet een kwestie van opzet, maar een kwestie, dat
deze heeren liever hiervan vrijgesteld werden.
Nu wil ik nog iets zeggen over de kwestie, zooals de
heer Molenaar zei, dat er 3 sociaal-democraten in de
commissie voor georganiseerd overleg zaten. Dat is een
feit, het feit was zoo, maar eigenlijk was het ook weer
zoo niet, omdat de gemeenteraad maar 6 leden benoemt
in de commissie en onafhankelijk daarvan door Burge
meester en Wethouders een voorzitter wordt aangewe
zen. En toen de namen der commissie werden gesteld,
wist men nog niet zeker, wie voorzitter der commissie
zou worden.
De heer Collet: Dat is nu wèl zeker.
De heer IJ. de Vries: Nu wel, maar toen de zaak is
samengesteld niet. Om nu de feiten te zetten volgens
de volkomen waarheid, wil ik dit zeggen. De gemeente
raad benoemt 6 leden, waarvan er indertijd zitting had
den in de commissie 2 sociaal-democraten, 2 vrijzinnigen
en 2 van rechts. Toen was van te voren ook niet bekend,
wie voorzitter zou worden en nu ook niet. Toen voor
den heer Lautenbach de heer Hofstra is geplaatst, was
niet bekend dat de heer Lautenbach voorzitter zou
worden.
De combinatie blijft nu bij haar voordracht zij is
genegen de namen van 2 sociaal-democraten over te
nemen, maar de andere namen blijven gehandhaafd.
Verder nog een klein woord tot den heer M. Molenaar.
Deze heeft meegedeeld dat de combinatie de sociaal
democraten kon weren uit het college van Burgemeester
en Wethouders en kon weren uit de commissies. Dat is
volkomen waar, zij kon dat doen, omdat zij de macht
daartoe had. Maar om te laten blijken dat zij ook in dit
geval niet die macht wilde gebruiken, maar volkomen
welwillend tegenover de sociaal-democraten stond,
hebben wij een sociaal-democraat als wethouder ge
stemd, nog wel door de sociaal-democraten zelf ge-