Vergadering van Maandag 7 September 1925. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 September 1925. 225 Tegenwoordig 26 leden, te weten: de heeren H. de Boer, Lautenbach, Fransen, Beekhuis, Van der Laan, Visser, Wöicken, K. de Boer, Tiemersma, Scheltema, O. F. de Vries, Oosterhoff, Weima, Koopmans, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijkstra, Muller, Hofstra, Van der Schoot, Van der Veen, Botke, Hooiring, IJ. de Vries, B. Molenaar, Westra en M. Molenaar. Afwezig, met kennisgeving, één lid, de heer Cohen. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Het verslag der vergadering van 9 Juni 1925 wordt onveranderd vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat Gedeputeerde Staten voor kennisgeving heb ben aangenomen het raadsbesluit d.d. 28 Juli 1.1. tot wijziging der instructie voor den gemeente-ontvanger; 2. rapporten omtrent de opneming der kassen van het gemeentelijk electriciteitbedrijf en van de gemeente lijke gasfabriek. De punten sub 1 en 2 worden voor kennisgeving aan genomen. 3. adres van J. Molenaar e. a. bewoners van percee- len aan de Bleekerstraat om plaatsing van een lantaarn voor het midden van een binnenbuurt (Gloppe) in die straat. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter afdoening. 4. adres van het bestuur der vereeniging „Pro Ju- ventute" in het arrondissement Leeuwarden om die ver eeniging voor het jaar 1926 een bedrag van 150.als subsidie te willen toestaan. Wordt gevoegd bij de begrootingsstukken voor 1926. 5. dat de deskundigen, benoemd op den voet als in het raadsbesluit van 14 April 1.1. omschreven, het door de gemeente van de woningvereeniging „Leeuwarden" aan te koopen kadastrale perceel weiland (thans in ge bruik als bouwland) gemeente Leeuwarden sectie D no. 267, groot 3.31.50 H.A., met eenparigheid van stemmen hebben geschat op een waarde van 55.000.inbe grepen het terreingedeelte, reeds voor den aanleg van de Fonteinstraat gebruikt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. dat Burgemeester en Wethouders 0. den Raad voorstellen ter gelegenheid van het be zoek van H. M. de Koningin op Dinsdag 8 September e.k., in afwijking van de verordening (gemeenteblad 1913 no. 27), zooals die laatstelijk is gewijzigd bij ge meenteblad 1919 no. 52, het bureau van den Burger lijken Stand open te stellen alleen van 's morgens 8'/2 uur tot 12.30 's namiddags, wijl de bureaux ter secre tarie na 12'/2 uur dien dag verder alle gesloten zullen zijn. Dienovereenkomstig wordt besloten. b. bij openbare aanbesteding hebben gegund de le vering van de houtwaren voor den dienst der gemeente werken in 1926 benoodigd en wel 1. eikenhout aan R. S. Timmermans; 2. Amerikaansch grenen hout, grenen, vuren rib en plankhout, het overige vuren hout en het jufferhout aan de firma S. van Driesum voor de door hen ingeschreven eenheidsprijzen; c. op de gebruikelijke wijze hebben afgedaan het bij raadsbesluit van 9 Juni 1925 in hun handen om prae- advies gesteld adres van de N. V. „Acetylena" om ver gunning tot het plaatsen en hebben van een benzine pompinstallatie in gemeentegrond vóór perceel Span jaardslaan no. 12. De mededeelingen 6 b en c worden voor kennisgeving aangenomen. dat bij Koninklijk besluit van 11 Augustus 1925 no. 43 ongegrond is verklaard het beroep, door Burgemees ter en Wethouders ter uitvoering van het raadsbesluit van den 13 Januari 1925 ingesteld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie van 7 Januari 1925 no. 91, 2e afd. F„ tot onthouding van goedkeuring aan de gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1925. De Voorzitter stelt voor dit Koninklijk besluit op dit oogenblik voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer zou graag over deze zaak een paar woorden in het midden willen brengen. Het is hem zoo gegaan en hij hoopt dat het de meeste raadsleden zoo is gegaan dat hij met een gevoel van ontstem ming en bitterheid van dit Koninklijk besluit heeft kennis genomen. Die ontstemming en bitterheid zijn niet alleen gelegen in den inhoud van dit besluit, maar ook in de omstandigheden, waaronder het tot stand is gekomen. Spreker kan niet nalaten hier zijn groote spijt en leed wezen uit te spreken dat Burgemeester en Wethouders van deze gemeente hebben nagelaten persoonlijk zelf de verdediging van het beroep van deze gemeente op zich te nemen. Spreker wil er even aan herinneren dat het meermalen is gebeurd dat de Raad omtrent een beslissing van Ge deputeerde Staten bij de Kroon in beroep is gegaan; hij wil ook herinneren aan dat besluit, waarbij aan de lee raren van de Nijverheidsscholen een toelage uit de ge meentekas zou worden verstrekt om aan het salaris te komen, dat door den Minister feitelijk was vastgesteld geworden. Burgemeester en Wethouders waren het in meerderheid met dat besluit van den Raad niet eens en toen heeft de Raad op zich genomen een memorie op te stellen en uit den Raad personen aan te wijzen die des noods die memorie bij de Kroon zouden verdedigen. Wanneer het nu in dit geval zoo gelegen was, dat Bur gemeester en Wethouders niet van harte meegingen in het beroep, dat bij de Kroon was ingesteld, dan had het, dunkt spreker, op den weg van Burgemeester en Wet houders gelegen, dat zij dit den Raad hadden meege deeld en dat zij den Raad in de gelegenheid hadden ge steld zelf een vertegenwoordiger aan te wijzen om het belang van de autonomie dezer gemeente bij de Kroon te verdedigen. Dat is niet gebeurd en spreker hoopt straks van den Voorzitter of van een ander lid van het college de ernstige motieven te vernemen, die Burge meester en Wethouders hebben geleid, dat zij niet zelf persoonlijk het beroep bij de Kroon hebben toegelicht. Omtrent dat wegblijven uit Den Haag doen geruchten de ronde, waarvan het spreker spijt, dat zij de ronde doen. Hij heeft daaromtrent ook iets gevonden in het orgaan van den Nederlandschen Bond van Personeel in Overheidsdienst, waarin als volgt wordt gesproken „Zijn Burgemeester en Wethouders en raadsmeer- derheid het eigenlijk met het besluit van Gedeputeerde Staten eens en hebben zij zich achter dit college ge dekt Dat is daar gezegd met een vraagteeken, maar sommige vragen houden een sterke erkenning in en het spijt spr. dat op deze wijze gedacht is kunnen worden, het spijt hem, dat Burgemeester en Wethouders den schijn op zich hebben geladen van hetgeen hier in vragenden toon in „Ons Weekblad" .tot uiting is gebracht. Spreker hoopt dat die verdenking door het college van Burgemeester en Wethouders verre moet worden afgewezen; hij kan zich niet voorstellen dat 't college van Burgemeester en Wethouders spreker kan het niet anders zeggen dan met deze woorden op een zoo infame manier den Raad om den tuin zou hebben geleid. Hij kan dat niet aannemen en gelooft in dit opzicht ook namens den Raad re spreken als hij zegt, dat dit niet bestaat, maar het spijt hem toch, dat Burgemeester en Wethouders van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 1