204 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. was of wel, dat op het critieke oogenblik, toen de zaak bij Burgemeester en Wethouders aan de orde was, de wethouder van Financiën niet toonde capabel te zijn voor de verantwoordelijkheid, die op dat oogenblik op hem rustte. Het is dan ook een onwaarheid, dat in de vergadering van 30 October duidelijk en klaar is meegedeeld dat ook de werkliedensalarissen zouden worden herzien; dit is eerst komen vast te staan 20 November 1928, nadat daaromtrent door den heer Oosterhoff schriftelijke vragen waren gesteld en daarop het antwoord was ge geven, dat inderdaad een besluit was genomen tot een algeheele herziening van de loonen, zooals thans wordt voorgesteld Inderdaad is de Raad in 1925 tegen zijn zin ge dwongen om het personeel een pensioensverhaal van 5*/2 op te leggen. En wanneer er na dien tijd geen discussies meer in den Raad waren gevoerd over het loonvraagstuk als zoodanig, zou ik mij kunnen voor stellen, dat men op een gegeven oogenblik zegt: nu is de tijd gekomen om dat weer ongedaan te maken. Maar bij de algemeene beschouwingen over de begrooting in 1927, toen dit college voor het eerst zitting had, zijn uitvoerige discussies gehouden over het loonvraagstuk en toen is uitdrukkelijk als de algemeene meening te kennen gegeven, dat een herziening van de ambtenaars salarissen noodig en juist was. Dit was toen reeds een communis opinio en bij de bespreking van de salaris herziening der ambtenaren was het dan ook niet noodig over die herziening zelf in den breede uit te we<iden, omdat den Raad in 1927 reeds was gebleken en hij toen reeds overtuigd was, dat die salarissen herzien moesten worden. Bij diezelfde gelegenheid in 1927 er wordt nu gezegd, dat dit niet juist is, maar alle fracties hebben toen betoogd dat de salarissen van de ambtenaren her zien moesten worden in den zin van verbetering bij diezelfde gelegenheid is ook over de loonen der werk lieden gesproken en de fracties nu, die zich op dit oogenblik herinneren, dat er een onrecht aan de werk lieden gebeurd is, waren dat blijkbaar in 1927 vergeten. Want namens die fracties was het dezelfde persoon van den heer M. Molenaar, die op het oogenblik beweert het eenigste waarom ik zeg dat wij dit moeten aannemen is, dat wij een onrecht hebben goed te maken was het diezelfde persoon, die namens zijn fractie en de heer Van der Veen heeft zich daar later aan gerefereerd toen het volgende heeft gezegd ,.lk zei, dat er van die loonen (n.l. van de gemeentewerk lieden) niets af kan. Evenwel, wij (dat waren de sociaal democraten) vinden ze ook hoog genoegbij herziennig zullen ze niet worden verhoogd." Dat heeft de heer M Molenaar namens de sociaal-demo cratische fractie in 1927 verklaard, nadat reeds 2 jaren te voren dat z.g. onrecht aan de werklieden was gedaan. Als men het nu wil doen voorkomen alsof de sociaal democratische fractie thans dat onrecht zoo gloeiend voelt en men dat motiveert, zooals in dit voorstel is gedaan, dan kan ik daarin niets anders zien dan boeren bedrog en anders niets ik kan er geen ander woord voor vinden. En wanneer de vrijzinnig-democratische fractie nooit of nimmer bij de algemeene beschouwingen of discussies in 1927 iets er van heeft doen merken dat zij er iets voor voelde om in dezen dat „onrecht" aan de gemeentewerklieden weer goed te maken, dan be schouw ik de houding van de vrijzinnig-democratische fractie absoluut analoog aan die van de sociaal-demo cratische fractie. In 1927 is van verschillende zijden gesproken om de werkliedenloonen te verlagen, toen is ook gezegd van de zijde der sociaal-democraten: daar doen wij niet aan mee, maar ze zijn ons ook hoog ge noeg en daar is toen van geen enkele zijde, ook niet van de zijde der vrijzinnig-democraten, tegen opgekomen. Men was toen dus vergeten het onrecht dat men had goed te maken en er is toen van geen enkele zijde ge sproken over het plan om in de komende 4-jarige periode zoo mogelijk dien aftrek van 5'/2 weer te herstellen. Wij hebben hier van den heer Botke een stukje socia listische belastingtheorie gehad. Ik zal hem daarin niet volgen, maar ik heb daaruit wel gemerkt, dat er onder de arbeiders een sentimentstoestand bestaat van zich genoeglijk in de handen wrijven omdat zij slechts 0.92 en de meer gesitueerden 8.— en 22.voor deze verhooging moeten betalen. Als dat de socialistische belastingtheorie is, laat ik die graag voor rekening van hen, die ze verkondigden en acht ik het niet noodig, daar op in te gaan. Ook hebben wij hier gehad een klein stukje theorie over wat economische politiek wordt genoemd. De heer Van der Veen sprak over de loonen in het particu liere bedrijf en zei vergeet niet, dat het daar een kwestie is van vraag en aanbod en dat die zaak ook wordt beheerscht door zooveel werkloosheid. Welnu, meent de sociaal-democratische fractie dat door het opdrijven der loonen hier is toch wel duidelijk naar voren gekomen dat men langs hetgeen hier zal ge beuren ook de particuliere loonen wil opvoeren meent zij dat door het opdrijven der loonen in het parti culiere bedrijf de werkloosheid zal afnemen De heer Dijkstra: Wat is loonopdrijving De heer Vromen: Dat is acties uitlokken, groote verschillen uitlokken, die niet gemotiveerd zijn. Het is niet gemotiveerd dat sommige loonen belangrijk stijgen boven andere in hetzelfde gebied. Men mag de loonen in een plaats als Leeuwarden niet vergelijken met de loonen in andere plaatsen als Tilburg en Eindhoven, waar een groote vraag is naar arbeidskrachten, men mag die loonen niet aanhalen en het getuigt van slecht economisch inzicht, wanneer men naar die voorbeelden de loonen hier wil opdrijven. Meent men daar de werk loosheid mee te bestrijden Want dat is de consequentie van hetgeen is gezegd. Er is ook beweerd en men was m. i. daarmee dichter bij de waarheid de heer Dijkstra heeft be weerd in een temperamentvol betoog bijna zoo temperamentvol als het betoog dat ik houd dat de kwestie van dé loonen is een kwestie van macht. Juist, dat is de zaak; de kwestie van de loonen der gemeente werklieden is een kwestie van macht en het feit, dat de moderne arbeidersbeweging zijn wethouders in de macht heeft, dat heeft veroorzaakt dat zij niet anders kunnen De heer Muller: Neen, de kwestie dat hier elf Raads leden zitten, dat is het De Voorzitter verzoekt naar aanleiding van herhaalde interrupties niet te interrumpeeren. De heer Vromen: De zaak is, dat hier elf Raads leden zitten, wier vrijheid van eigen meening absoluut niet bestaat en die geheel in de macht zijn van degenen, die zich het recht aanmatigen te meenen dat zij de af gevaardigden van de moderne arbeiders zijn en dat maakt dat deze voorstellen hier ter tafel hebben kunnen komen. Dan vind ik het, hoe lang dit college misschien ook aan de regeering zal blijven, voor de meerderheid van dit college een eeuwige schande, dat zij dat geduld heeft, dat zij niet heeft kunnen regeeren in dien zin, dat zij onafhankelijk was van derden en dat zij geen eigen besluiten heeft kunnen nemen. De heer Fransen (wethouder)Als deel van de grootst mogelijke minderheid in het college in tegenstelling met de kleinst mogelijke meerderheid, meen ik ook een enkel woord over dit voorstel te moeten zeggen. Ik kan onmogelijk dit voorstel los maken van de voorgeschiedening van deze zaak, die ik tot in de finesses heb meegemaakt, maar ik wil daarover op het oogenblik niet verder uitweiden, als ik daartoe niet gedwongen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. 205 word. Wij hebben hier nu voor ons een voorstel, dat indertijd van het college is afgedwongen en dat op het oogenblik door het college aan den Raad wordt op gedrongen. Meer zal ik daarover op het oogenblik niet spreken, maar over de zaak zelf wensch ik wel een paar woorden te zeggen. Als ik hier dit voorstel zie tot verhooging van de loonen der gemeentewerklieden, is mijn eerste vraag j welke reden zijn er om aan de arbeiders in dienst van de gemeente een zooveel hooger loon uit te keeren dan aan die in het particuliere bedrijf De heer Visser heeft daar ook op gewezen en ik ben het volkomen met hem eens dat de prestatie van een gemeentewerkman en van een werkman in het particuliere bedrijf, laten wij dit nu maar aannemen, vrijwel dezelfde is. Of een gemeente werkman timmert, schildert, metselt, grondwerk ver richt of iets anders, of zijn buurman doet precies het zelfde, maar toevallig niet bij de gemeente maar bij een particulier, het werk blijft er hetzelfde om. Nu wil ik onmiddellijk toegeven dat in verband met enkele dingen de gemeentewerklieden misschien iets hooger moeten worden beloond. Het eenige motief, dat ik hier ooit heb gehoord, waarom zij iets boven de j werklieden in het particulier bedrijf moeten uitgaan, is, omdat zij missen het strijdmiddel tot verbetering van j de arbeidsvoorwaarden, n.l. de staking. Dat missen de gemeentewerklieden en dat is het eenige motief dat ik hier alle jaren door heb gehoord, waarom hun loon iets boven de andere moet uitgaan. Maar als wij nagaan, wat behalve dat eene dan, dat een geringe verhooging zou rechtvaardigen, de werk lieden in dienst der gemeente vóór hebben, dan is dat dit en dat onderschat men wel eens dat zij nooit worden bedreigd door het spook van de werkloosheid, dat zij verzekerd zijn van een goed pensioen alsook van een ziekteuitkeering, die gelijk is aan ongeveer vijf maal het bedrag, dat eerstdaags volgens de nieuwe Ziektewet van rijkswege zal worden uitgekeerd. Volgens de Ziekte wet zullen n.l. 26 weken uitkeeringen worden gedaan van 80 van net loon, terwijl de gemeentewerklieden bij ziekte 2 jaar loon ontvangen, het eerste jaar 100 °/c en het tweede jaar 75 zonder een cent premie betaling. Dat zijn van die kleine faciliteiten, waar men hier heel licht overheen stapt, maar die bij de werk lieden in het particulier bedrijf verbazend zwaar wegen. Nu de hoogte van het loon. Toen in 1920 de loons- voorstellen aan de orde waren, hebben Burgemeester en Wethouders voorgesteld, de loonen van de werklieden, die toen tijdelijk waren gesteld op 27.28. 29.en 30.zoo vast te stellen met een duurte- toeslag van 3.— per week. Toen is door een vijftal leden voorgesteld de werklieden direct te brengen op een hooger loon; de voorstellen van Burgemeester en Wethouders werden, als vast loon, nog verhoogd met respectievelijk 1.1.2.en 3.en de loonen werden alzoo gebracht op 31.32. 34.en 36.Men heeft toen gemeend dat de loonen in verband moesten worden gebracht met de loonen in het particuliere bedrijf en dat loon was toen in Leeuwarden voor een volslagen vakman 79 cent per uur. Men heeft daar hier toen een rond cijfer van ge maakt, n.l. 80 cent en dat bedrag vermenigvuldigd met 45 gaf een loon van 36.voor een vakman. Ik wil nu even herinneren toevallig ben ik daarmee een beetje meer bekend dan sommige leden hier aan het landelijk collectief contract in en na dien tijd. Bij dit contract werd in 1921, het allerduurste jaar van de oor- iogs- en crisisjaren, toen het loon aan den top was, het loon in de bouwvakken voor de valide arbeiders in Leeuwarden, na onderling overleg in het Georganiseerd Overleg tusschen de 5 nationale arbeidersvakbonden uit het bouwbedrijf en de twee patroonsbonden, bepaald op 79 cent per uur, met de overeenkomst dat, als de index cijfers zouden dalen, ook geleidelijk het loon zou dalen, echter niet in die mate als het omhoog was gegaan, omdat men in die jaren ook een klein beetje verbetering van positie van de arbeiders wenschte. Daar hebben de patroons zich toen niet tegen verzet, maar in 1921 is in het Georganiseerd Overleg tusschen 200.000 georgani seerde werklieden en 2000 patroons het uurloon vast gesteld op 79 cent, in 1922 werd dat verlaagd tot 74 cent, in 1923 tot 67 cent en in 1924 tot 62 cent De heer J. de Boer: Door welke middelen De heer Fransen (wethouder)Door overleg. De heer J. de Boer: Neen, door uitsluiting, door de groote uitsluiting De heer Fransen (wethouder)Ik ben blij dat U die uitsluiting aanhaalt; die zaak is nu wel niet aan de orde, maar ik heb nu toch de gelegenheid daar even op in te gaan. Toen wij met de verschillende vakbonden een contract trachtten af te sluiten, heeft de socialistische bond De heer J. de BoerDe socialistische Zoo De heer Fransen (wethouder): bijgenaamd de moderne bond, wat volkomen hetzelfde is als de socia listische bond, maar laat ik maar zeggen, heeft de mo derne bond dan weet ieder het toch wel geweigerd het contract te teekenen De heer J. de Boer: Waarom De heer Fransen (wethouder)Omdat dien bond het looncijfer niet voldoende was De heer J. de Boer: Dat was de machtskwestie De heer Fransen (wethouder)en toen hebben al de andere bonden gezegd: dan sluiten wij gezamenlijk een contract af en als leden van den modernen bond volgens die overeenkomst niet willen werken, dan heb ben wij hen niet noodig. Dat heeft een tijdlang geduurd, tot die bond was uitgeput en toen heeft men gevraagd om alsnog toegelaten te mogen worden De heer J. de BoerDat was de honge,rkuur, de machtskwestie De heer Fransen (wethouder): Dat hadden de heeren zelf te weten, dat was hun eigen zaak. Toen het volgend jaar weer een contract moest worden afgesloten, heeft de moderne bond eerst weer geweigerd het contract te teekenen en toen hebben de leiders van den bond onmid dellijk in een groote vergadering te Utrecht de leden er op gewezen: weet wat je doet, wat wordt voorgesteld is een goed loon De Voorzitter zegt, naar aanleiding van de interrup ties, die telkens worden geplaatst: Het is hier geen so ciëteit, ik verzoek den leden niet telkens te interrum peeren, maar den spreker op een fatsoenlijke manier aan het woord te laten, opdat wij hier een fatsoenlijke Raad zullen houden, zooals wij hier altijd gehad hebben. De heer Fransen (wethouder)De leiders van den modernen bond hebben toen ten slotte namens dien bond het contract geteekend. De Voorzitter Zou de heer Fransen zich niet een beetje kunnen bekorten? U wordt het hierover met ver schillende leden van den Raad, althans met de heeren van dien kant, toch niet eens. Laat men die kwestie liever eens op een debatavond uitmaken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 8