48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Ataart 1931.
dat nu wel geheel te wijten is aan het feit, dat hij deze
plaats heeft gehuurd, is een tweede kwestie en boven
dien ook een zaak, waar Burgemeester en Wethouders
buiten staan. Het is met dezen huurder de laatste jaren
steeds misère geweest, U kunt dat ook zien uit de stuk
ken bij het laatste punt van de agenda, waarin ook door
den borg van dezen huurder is verzocht om huurver-
mindering, omdat hij de laatste jaren steeds de huur
heeft moeten betalen. Wat echter de positieve reden is,
dat de huurder zelf niet heeft betaald, is aan Burge
meester en Wethouders niet bekend.
Toen bekend was, dat de oude huurder niet weer
wenschte in te huren, is de huur opnieuw vastgesteld.
Ik kom daarmee aan de laatste vraag van den heer
Tamminga, hij heeft volkomen gelijk, dat het rapport
betreffende de huurbepaling niet bij de stukken heeft
gelegen. Ik weet niet waaróm het er niet bij heeft ge
legen; dat zou nog even nagezien kunnen worden. Wij
hebben destijds een conferentie gehad met onzen des
kundige en nu vermoedt de Secretaris, dat, toen deze
zaak is besproken, er door den deskundige een mon
deling advies is gegeven. Dat zal nog wel even nagezien
kunnen worden, maar als antwoord op de laatste vraag
van den heer Tamminga kan ik wel meedeelen, dat de
huurwaarde in overleg met den deskundige is vast
gesteld.
Daarop zijn toen aanbiedingen gevraagd en daar zijn
toen drie gegadigden op gekomen. Nu is het waar, dat
wij reeds van te voren aanvragen hadden gehad, maar
dat waren aanvragen zonder dat iets bekend was
omtrent den huurprijs of wat dan ook en het is maar
de vraag, in hoeverre die aanvragen gestand zouden
zijn gedaan, als het er werkelijk toe gekomen was, dat
er op een bepaald oogenblik over den huurprijs te prateYi
was. Dat weten wij niet, maar toch was er voor deze
aanvragers ook de mogelijkheid om in te schrijven.
Van de drie gegadigden nu, die zich hebben aange
meld, was één al huurder van land van de gemeente.
Deze staat bekend als iemand, die uitstekend de zaak
behandelt, waarom Burgemeester en Wethouders deze
plaats gaarne aan hem wilden verhuren. Hij heeft aan
vankelijk ingeschreven zonder eenige voorwaarden,
maar toen Burgemeester en Wethouders het hem al
gegund hadden, omdat zij hem een uitstekend huurder
vinden, begon hij zelf voorwaarden te stellen toen
moest er dit gebeuren en dat gebeuren. Burgemeester
en Wethouders hebben toen gezegd: het eerste oogen
blik hebt gij er niets bij gezegd, had dat er dan direct
in Uw briefje bij gezegd nu gaan wij verder kijken
onder de andere menschen, die hebben ingeschreven.
Zoo zijn Burgemeester en Wethouders gekomen tot
Jurna, die ook als een goede huurder bekend staat.
Deze huurt op het oogenblik een veel grootere plaats
en betaalt ook een veel hoogere huur waar hij
wel af kan en de informaties over Jurna waren goed.
Burgemeester en Wethouders hebben dus eerst een
ander genomen, maar toen deze zich heeft terug
getrokken, toen Burgemeester en Wethouders niet aan
zijn voorwaarden wilden voldoen, zijn Burgemeester en
Wethouders op Jurna gekomen.
Nu zegt de heer Tamminga: er zijn maar drie ge
gadigden. Mijn persoonlijke ervaring is echter, dat, als
men tegenwoordig in het algemeen, zelfs zonder huur
te noemen, verhuurt, men eigenlijk nog blij mag zijn,
als er drie gegadigden zijn. Dat is niet alleen mijn
ervaring maar ook die van verscheidene anderen. Dat
er dus in den tegenwoordigen tijd bij een dergelijke
verhuring nog drie gegadigden zijn, vind ik vrij royaal.
Dat is het, wat ik kan antwoorden op de vragen van
den heer Tamminga.
De heer Tamminga: Ik zou er toch nog wel iets over
willen zeggen. Ik heb met belangstelling het rapport
van den deskundige gelezen betreffende dezen gega
digde. Het viel mij daarin op, dat deze man reeds veel
geld heeft verloren op zijn tegenwoordige boerderij en
men krijgt uit het rapport den indruk, dat dit hier voor
dezen man wat men noemt een noodschot is, dat hij
tot het huren van deze kleinere plaats zijn toevlucht
neemt, om zijn aftocht te dekken. De deskundige schrijft,
dat de betrokkene van plan is, deze plaats te exploi-
teeren met zijn gezin. Als men dat zoo leest, krijgt men
eerst wel den indruk, dat men hier te doen heeft met
flinke werkkrachten, maar naar verder blijkt is het
oudste kind een jongen van 13 jaar, zoodat het gevolg
van een en ander zal zijn, dat het gezin zal worden
geëxploiteerd. En ik geloof ook, dat dit inderdaad
noodig zal zijn en daarom wijs ik er op zal de
betrokkene zich nog een klein beetje in zijn situatie
kunnen handhaven.
Ik heb gezegd dat ik heb gemist het rapport van den
deskundige inzake het bepalen van den huurprijs al
zijn die rapporten dan in den regel ook heel kort en
weinig gemotiveerd ik heb daarom zelf maar een
rekening opgezet. Ik heb daarbij rekening gehouden met
den slechten toestand van de huizinge, de minder goede
kwaliteit van het land en de tijdsomstandigheden en ik
kom dan tot de conclusie, dat de huurder al bijzonder
gelukkig moet wezen, als hij een bruto winst maakt
van 100.per pondemaat. Dat wordt dan in totaal
een bruto winst van 2900.waar af gaat aan rente
van bedrijfskapitaal 29 X 10-290.en aan
huur 1507.zoodat er overblijft rond 1100.
Dat kan hij naar mijn meening verdienen, wanneer hij
gelukkig is, zoodat, rekening houdende met de kans op
slechte jaren, kan worden aangenomen, dat deze man
met zijn gezin niet hooger zal komen dan op een inkomen
van 15.a 20.per week.
Ik vind dan ook dezen huurprijs beslist te hoog en
ik zou Burgemeester en Wethouders in overweging
willen geven alsnog een lageren huurprijs vast te stellen
en dan opnieuw gegadigden op te roepen. Want ik ben
van meening dat, als de huur lager was gesteld, zich
meer gegadigden zouden hebben aangeboden. Dan zou
men een ruimer keus hebben gehad en zou misschien
ook kinderexploitatie niet noodig zijn, iets, wat vrij
zeker zal plaats vinden, wanneer dit voorstel zoo wordt
aangenomen.
De heer Hooiring: Ik zou ook vooral de aandacht
willen vestigen op wat de heer Tamminga zegt en wat
mij ook is opgevallen. Ik heb de berekening van den
heer Tamminga gevolgd, al heb ik dié zelf niet op
gemaakt en ik ben ook tot de conclusie gekomen dat,
wanneer degene, die in het rapport is omschreven op
de boerderij zal komen, het gevolg zal zijn, dat minder
jarige en nog schoolplichtige kinderen straks aan den
arbeid in het boerenbedrijf zullen deelnemen, iets, wat
de Landbouwwet wel niet verbiedt, maar wat bij de
Industrieele wet wel verboden is. Ik zie dat bij verhuring
aan Jurna ook aankomen.
Verder wil ik er op wijzen, dat er toch nog twee
liefhebbers waren, n.l. Breuker en Andringa, die beide
de huur wel vooruit wilden betalen. Ik weet niet, of er
een bijzondere reden voor het college was om niet van
die aanbiedingen gebruik te maken, maar daarbij was
men toch in ieder geval zeker van den huurprijs.
De Voorzitter: Wat betreft de kwestie van den huur
prijs, deze is door Burgemeester en Wethouders zuiver
gebaseerd op wat door den deskundige is gezegd. Die
prijs is ook door jurna geaccepteerd, de prijs is eerst
gepubliceerd en daarna hebben er drie gegadigden op
ingeschreven. De andere gegadigden, die er voor dien
waren, kan men daarmee wel uitschakelen.
Wat betreft de rentevergoeding, die Andringa vroeg,
die kwestie is eenigszins anders dan de heer Hooiring
zegt. Andringa heeft wel aangeboden om de huur
vooruit te betalen, mits hij direct 5 zou mogen korten.
Ja, zoo wil ik alles wel vooruit betalen, maar dat is
heel wat anders dan rentevergoeding voor te vroege
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1931. 49
betaling. Nog daargelaten dat een rente van 5 op
't oogenblik veel te hoog is, is het toch heel wat anders
wanneer men zegt: ik wil vooruit betalen, maar kort
direct 5 dan dat men b.v. 4 rentevergoeding
vraagt over wat men te vroeg heeft betaald. Die rente
vergoeding toch wordt pas aan het eind betaald, terwijl
hier een vrij hoog percentage direct op den huurprijs
zou worden gekort.
Andringa schrijft ook later, nadat hij eerst gewoon
heeft ingeschreven, dat hij de boerderij zoo niet wenscht
te aanvaarden, maar dat eerst de ernstige lekkerij moet
worden hersteld, dat het drinkwater onbruikbaar is, dat
de pomp niet deugt, dat de molen onbruikbaar is en dat
hij daaraan geen kosten wenscht te maken. Hij wenschte
dat de gemeente eerst de stallen en schuren voldoende
zou herstellen, alsook de molen en dat hij dan de boer
derij wel wilde aanvaarden. Toen hebben Burgemeester
en Wethouders teruggetast op de andere inschrijvers
en daar hebben zij Jurna uitgezocht.
Nu zegt de heer Tamminga, dat hij deze huur van
52.50 per pondemaat nog te hoog vindt, maar waar
blijft men ten slotte, als de Raad nu ook al de huur wil
bepalen Dan is het maar beter, dat de gemeente géén
deskundig adviseur meer heeft en dat Burgemeester en
Wethouders direct maar aan den Raad vragen om de
huur vast te stellen. De man heeft deze voorwaarden
aanvaard en ik meen dat deze huurprijs toch ook al een
heel verschil oplevert bij de 80.per pondemaat, die
hij nu betaalt. Verder kan ik er op het oogenblik niets
van zeggen; wij hebben ons eenvoudig gehouden aan
het advies van onzen deskundige, waar wij ons, prac-
tisch gesproken, altijd aan houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
22. VoorsteI van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van een bedrag voor demping van
een gedeelte sloot langs den Weg naar Cambuur.
Dit voorstel luidt als volgt
Naar aanleiding van het hierbij overgelegde aan U
gerichte verzoek van A. Koopal en 5 andere bewoners
van perceelen aan den Weg naar Cambuur, om verbe
tering te brengen in den toestand, waarin het Zuidelijk
gedeelte van de Oostelijke sloot langs genoemden weg
verkeert, hebben wij een onderzoek doen instellen op
welke wijze daarin verbetering zou zijn aan te brengen.
Uit het hiernevens gaande rapport van den Directeur
der Gemeentewerken blijkt, dat afdoende verbetering
alleen is te bereiken door het bedoelde gedeelte sloot,
dat op de overgelegde situatieteekening in gele kleur is
aangeduid, over eene lengte van ongeveer 60 Meter te
dempen. Waar de daarvoor benoodigde grond thans
gemakkelijk en zonder veel kosten is te bekomen, lijkt
het ons gewenscht tot de demping over te gaan. De
Directeur voornoemd raamt de aan het werk verbonden
kosten op 600.te verhoogen met 25 voor alge
meene kosten ad 150.te zamen alzoo 750.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten:
a. tot demping over eene lengte van ongeveer 60
Meter van het Zuidelijk gedeelte van de sloot, gelegen
ten Oosten van den Weg naar Cambuur, gelijk op de
bij dit besluit behoorende situatieteekening in gele kleur
is aangegeven;
b. voor het onder a bedoelde werk een bedrag van
750.beschikbaar te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hooiring: Ik heb er reeds bij de vorige be
grooting op gewezen, dat het van groot belang zou zijn
de heele sloot langs den Weg naar Cambuur te dempen.
Wij beginnen nu op het oogenblik met een gedeelte
sloot, maar er blijft natuurlijk nog een heel eind over,
dat straks precies een zelfde modderpoel zal worden als
het stuk, dat men op het oogenblik gaat dempen. Ik wil
nu op het oogenblik geen voorstel doen, maar ik zou er
toch bij Burgemeester en Wethouders ernstig op willen
aandringen om, in afwachting van den aanleg van een
straat aldaar, den toestand daar eens ernstig onder het
oog te zien. Ik heb daar van morgen nog eens een kijkje
genomen, maar het lijkt mij toe, dat straks het overblij
vende deel in precies denzelfden toestand zal komen te
verkeeren als het gedeelte, dat men op het oogenblik
wil dempen.
De heer Muller: Twee zielen, één gedachte, zegt men
wel eens. Zonder dat ik er met mijn partijgenoot Hooi
ring over heb gesproken, zou ik ook dezelfde opmerking
willen maken over dat deel sloot, waarover ook de heer
Hooiring heeft gesproken. Toevallig ben ik er van mor
gen ook nog even langs gegaan; met dat gedeelte sloot
is het misschien nog niet zóó erg, als met het gedeelte,
dat nu wordt voorgesteld om te dempen, maar het an
dere stuk sloot, aan den linkerkant van den weg als men
van den De Ruyterweg af komt, is bijna even erg.
Ik wil wel zeggen, dat ik dankbaar ben, dat Burge
meester en Wethouders zoo spoedig naar aanleiding van
dit adres met een voorstel komen, maar ik heb aanstonds
over de wijze, waarop de demping gebeuren zal, wèl iets
te zeggen. Vooraf zou ik echter dit nog willen zeggen.
Zou de Raad niet kunnen meegaan met deze gedachte,
om aan Burgemeester en Wethouders een blanco crediet
toe te staan van b.v. een 3000.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dat is niet een
blanco crediet.
De heer Muller: Een crediet dan van een 3000.—.
Ik wil er dit mee zeggen; ik zou willen voorstellen, om
aan Burgemeester en Wethouders een crediet van
3000.toe te staan, waarvoor zij dan deze sloot en
een dergelijke sloot, die daar naast ligt, en misschien
nog een andere sloot in een ander deel van de stad
die wel is te vinden als Burgemeester en Wethouders
hun oogen den kost geven; er zijn hier wel meer van
dergelijke poelen zullen kunnen laten dempen. Uit
dat crediet kan dan, als daartoe aanstonds wordt be
sloten, op een dergelijke wijze het dempen van slooten
worden bestreden.
Naar aanleiding van dit voorstel zelf zou ik ook wel
een opmerking willen maken. Er wordt hier voorgesteld,
om deze sloot met overtolligen grond, die aanstonds vrij
komt, te dempen. Maar ik ben een beetje bang, dat
daaruit nadeelige gevolgen zullen voortvloeien, wanneer
er aanstonds op dit deel gedempte sloot een straat zal
worden gelegd of wanneer er huizen op zullen worden
gebouwd. Wij weten allen wel dat, als men een sloot
gaat dempen, er wat anders moet gebeuren dan alleen
de sloot met grond te dempen. Zoo'n sloot moet ge
plempt worden met zand en dan is het zelfs nog niet
heelemaal vertrouwd; de voorbeelden zijn er legio in
onze stad, waarbij er, na het plempen met zand, nog
verzakkingen plaats hebben als men er later op bouwt.
Daarom zou ik deze vraag willen stellen: hebben Bur
gemeester en Wethouders wel de gevolgen overwogen
als deze sloot aanstonds op deze wijze wordt dichtge
maakt en dat, als daar straks een straat op wordt gelegd
of daarop wordt gebouwd, het gevolg zal kunnen zijn,
dat men de sloot weer opnieuw moet leeghalen en ze
dan toch opnieuw moet plempen met zand
De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik meen te heb
ben gehoord, dat de heeren Hooiring en Muller het over
twee verschillende slooten hebben gehad. De heer Muller
sprak ook over de sloot aan den Westkant van den weg;