88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Juni 1931
Tegen stemmen de heeren Westra, Westerhuis,
Muller, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren
Feitsma, Koopal, M. Molenaar, Dijkstra, O. F. de Vries,
Hooiring, Botke, Ritmeester, J. de Boer, IJ. de Vries,
Tamminga en B. Molenaar.
Met algemeene stemmen wordt hierna besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
opheffing van de onbewoonbaarverklaring van de woning
Keetbuurt no. lboven, toebehoorende aan de N. V.
Hartelust's Ijzerhandel, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
De N. V. Hartelust's Ijzerhandel, gevestigd alhier,
deelt bij schrijven van 11 April j.l. mede, dat de haar
in eigendom toebehoorende onbewoonbaar verklaarde
woning Keetbuurt no. lboven achter, verbouwd is, in
verband waarmede zij verzoekt de onbewoonbaarver
klaring op te heffen.
Uit een ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat ge
melde woning, welke bij Uw besluit van 15 Juli 1930,
no. 225R/139, onbewoonbaar werd verklaard, door het
vervangen van een houten buitenwand door een steenen
muur, het verbeteren van het dak en het maken van
grootere lichtopeningen zoodanig is verbeterd, dat er
aanleiding bestaat tot opheffing van de onbewoonbaar
verklaring. Ook uit de hierbij overgelegde rapporten d.d.
6 Mei j.l. no. 117 van den Gemeentelijken Inspecteur
voor het woningtoezicht en d.d. 20 Mei j.l. van de Ge
zondheidscommissie voor deze gemeente blijkt, dat het
betreffende perceel thans in een bewoonbaren staat
verkeert.
Op grond van het bepaalde in artikel 28, le lid, der
Woningwet, geven wij U derhalve in overweging te
besluiten tot opheffing van de onbewoonbaarverklaring
van de woning Keetbuurt no. lboven achter, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 11463 en
daartoe vast te stellen het in ontwerp hieronder afge
drukte besluit.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelezen een adres d.d. 11 April 1931 van de N. V.
Hartelust's Ijzerhandel, gevestigd alhier, houdende ver
zoek tot opheffing van de onbewoonbaarverklaring van
hare woning Keetbuurt no. lboven achter, op grond van
de aan dat pand aangebrachte verbeteringen;
overwegende, dat uit een ingesteld onderzoek is ge
bleken, dat gemelde woning, welke bij besluit van 15
Juli 1930, no. 225R/139, onbewoonbaar werd verklaard,
sindsdien door het vervangen van een houten buiten
wand door een steenen muur, het verbeteren van het
dak en het maken van grootere lichtopeningen, dermate
is verbeterd dat zij thans in een behoorlijk bewoonbaren
staat verkeert;
gelet op het advies d.d. 20 Mei 1931 van de Gezond
heidscommissie voor de gemeente Leeuwarden,
op het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
alsmede op de bepalingen der Woningwet;
besluit
tot opheffing van de bij zijn besluit van 15 Juli 1930,
no. 225r/139, uitgesproken onbewoonbaarverklaring
van de woning Keetbuurt no. lboven achter, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 11463.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de bedrijfsbegrootingen en van de be
grootingen voor het Stads Ziekenhuis en de Stads
Armenkamer, alle dienstjaar 1930.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen: Dit punt van de agenda, dat jaarlijks
weerkeert, is voor mij altijd een punt van zeer ernstige
zorg, want ten slotte komt dit punt neer op wat ik een
vorig jaar heb genoemd het doen van de groote wasch.
De credieten op de begrooting, welke zijn overschre
den, moeten dan worden aangevuld en de posten,
waarbij men beneden de begrooting is gebleven, moeten
worden veranderd en verlaagd. Dat is natuurlijk een
noodzakelijke arbeid, maar de wijze, waarop het ge
beurt, is van dien aard, dat het m. i. niet mogelijk is voor
den Raad om een werkelijk goede studie te maken van
het buitengewoon belangrijke vraagstuk in hoeverre de
posten al of niet hadden behooren te worden over
schreden. Men zal mij toegeven dat er tusschen Zater
dag 2 uur, als wij de agenda thuis krijgen en den daar-
opvolgenden Dinsdag, als de Raad bijeenkomt, voor een
werkelijke studie van de zaak geen tijd is. Ik weet wel,
dat mij van de zijde van het college zal kunnen worden
geantwoord, dat de zaak daarom in handen wordt ge
steld van de Financiëele Commissie, maar dat is een
commissie van advies aan Burgemeester en Wethouders
en nu is het college van Burgemeester en Wethouders
zoo vriendelijk om dat advies over te leggen aan den
Raad, maar het behoeft dat niet te doen. Bovendien is
de Raad toch zelfstandig verantwoordelijk in dezen en,
zooals de zaak thans wordt behandeld, kan de Raad
m. i. zijn verantwoording in dezen niet dragen.
Bij het bladeren in de stukken heb ik enkele dingen
gevonden, die natuurlijk wel in orde zouden blijken te
zijn bij verdere studie, daar twijfel ik niet aan, maar de
wijzigingen onder de volgnos. 15 tot en met 18 aange
bracht, zullen nu toch maar zonder meer ons fiat krijgen.
In de eerste plaats wil ik er op wijzen, dat, ofschoon er
ieder jaar wordt gezegd dat men ernstig streeft naar
juistere ramingen bij de bedrijven, men daar toch blijk
baar ook thans weer niet in geslaagd is met de winsten
van de bedrijven, waaronder er enkele zijn, die met 50
en meer boven de raming komen. Bij het Electriciteit-
bedrijf was de geraamde winst 151.000.en de wer
kelijke winst ruim 70.000.hooger, bij de Gasfabriek
was de winst geraamd op 23.000.terwijl zij
16.000.— meer heeft opgebracht. Wij zien dus dat er
dienaangaande nog wel enkele reden is om de aandacht
van den Raad te vragen.
Of een verdere studie van al deze dossiers meer zou
leeren, weet ik niet. Maar wei is het mij opgevallen, dat
bij het Woningbedrijf een post voor gewoon onderhoud
van de in exploitatie zijnde woningen, die op de begroo
ting van 1930 was aangebracht tot een bedrag van
35.000.thans met 18.000.dus met ruim 50
moet worden verhoogd. Ook andere posten worden niet
onbelangrijk verhoogd, o. a. onderhoud van straten en
pleinen en onderhoud van plantsoenen.
Als wij de stukken uitvoerig konden bestudeeren, dan
zou het waarschijnlijk wel goed blijken te zijn en dan
zou het wel blijken dat er gemotiveerde redenen voor deze
verhoogingen zijn, maar toch gaat het moeilijk om de
zaak op deze wijze te behandelen, omdat de Raad toch
niet die zekerheid heeft. Deze uitdrukking is niet be
doeld als een gevoel van twijfel mijnerzijds, maar het is
toch ten slotte het budgetrecht van den Raad dat hier
mee te maken heeft, het meest primaire recht, dat den
Raad toekomt en dan is m. i. de wijze, waarop wij hier
jaarlijks deze zaken behandelen, niet de juiste. Ik kan
ook niet dadelijk den weg aanwijzen om te komen tot
een betere wijze van behandeling, tenzij er een veel lan
gere tijd van voorbereiding wordt gegeven. Dan is dat
waarschijnlijk mogelijk. Ik weet niet of er dan bij den
Raad nog wel voldoende lust zou bestaan; ik moet wel
veronderstellen en wel aannemen dat men dan de stuk
ken wel intensief zou bestudeeren, maar in elk geval is
dan in theorie de grondslag voor het dragen van de ver
antwoording voor den Raad aanwezig.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 juni 1931.
89
Het is niet mijn bedoeling om thans voorstellen te
doen om deze begrootingswijziging wel of niet aan te
nemen, maar mijn bedoeling is uiting te geven aan mijn
opvatting, dat ik deze wijze van behandeling niet de
juiste acht.
De heer Terpstra: Ik kan zeer kort zijn, omdat ik mij
geheel en al kan aansluiten bij hetgeen de heer Vromen
heeft gezegd. Ik heb ook getracht als een van de jongste
leden van deze Vergadering om de dossiers te bestu
deeren, maar het bleek mij al heel spoedig, dat dit glad
onmogelijk was; ik heb niet eens tijd kunnen vinden om
ze door te loopen. Ik zou dan ook het college ernstig in
overweging willen geven om, als het ons weer zoo'n
copieus diner denkt voor te zetten, dit dan een beetje te
verdeelen over achtereenvolgende zittingen. Ik meen, dat
de zaak zoo machtig veel haast ook niet heeft, dat daar
over in één vergadering moet worden beslist. Is dat wèl
zoo, dan neem ik dat deel van mijn rede terug, maar dat
neemt niet weg, dat ik toch blijf bij het eerste deel, om
niet weer zoo veel opeens te geven.
De Voorzitter Ik kan natuurlijk wel de toezegging
doen, dat Burgemeester en Wethouders er naar zullen
streven, dat er een splitsing wordt verkregen, maar
daarmee is ook alles gezegd, omdat het bijzonder
moeilijk is, deze zaak anders tot stand te brengen. Men
moet niet vergeten, dat alle begrootingen, rekeningen,
enz. eerst afgesloten moeten worden en dat het daarvoor
eerst noodig is, dat er advertenties worden geplaatst met
de opmerking: denk er om, dat gij Uw rekening instuurt.
Voordat dan de laatste rekening van een bedrijf is afge
sloten, loopt het al ongeveer tegen Mei. Nu zijn wij
verplicht volgens de Gemeentewet om deze eindafslui-
ting voor 1 Juli in den Raad te brengen, opdat deze daar
over zal kunnen beslissen. Dit is dus al de laatste ver
gadering waarin dat kan. Dat is wel erg spijtig, maar
wij staan nu eenmaal voor dat feit. Ik heb hoop dat wij
het volgend jaar nog vlugger kunnen zijn; wij zijn in
dat opzicht al op den goeden weg, want de Raad zal
zich herinneren, dat pas een van de vorige vergaderingen
de rekening van 1929 is aangeboden, terwij! nu reeds
die van 1930 wordt aangeboden. Op dat punt gaan wij
dus sterk vooruit.
Wat de begrootingen betreft, is het zeer moeilijk, om
voor alle overschrijdingen, die men bij elke begrooting
ondervindt of ais een post meer oplevert, in de eerstvol
gende vergadering een wijziging aan te brengen. Daar
naast staan feiten als deze, dat men in den loop van het
jaar constateert dat de winst van de Gasfabriek in plaats
van 23.000.39.000.opbrengt. Dat komt een
voudig doordat de prijs van de kolen is gedaald. Zooiets
weten wij dan in den loop van het jaar wel, maar toch
mogen wij in den loop van het jaar niet te veel gaan
veranderen omdat, als wij beginnen met het eene te
veranderen, wij lust zouden kunnen krijgen om ook
andere dingen te veranderen.
De Financieele Commissie heeft de zaak, meen ik,
tijdig gekregen en voldoende gelegenheid gehad om de
stukken te bestudeeren. Er is zelfs aangeboden om de
stukken te laten circuleeren, maar men heeft dat niet
noodig geoordeeld. Ik zou zeggen: laat de Raad toch
ook eenigszins vertrouwen stellen in de leden van de
Financieele Commissie, al erken ik ook het recht van
den Raad om zelf te oordeelen.
Ik heb dus de toezegging gedaan dat Burgemeester
en Wethouders er naar zullen streven deze zaak het
volgend jaar iets vroeger in den Raad te brengen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
voorloopige vaststelling van de balansen op 31 December
1930 en van de winst- en verliesrekeningen over 1930 van:
1. het bedrijf der Gemeentewerken
2. het gemeentelijk grondbedrijf;
3. het gemeentelijk woningbedrijf
4. de gemeentelijke gasfabriek;
5. het gemeentelijk electriciteitbedrijf
6. het bedrijf der gemeentereiniging
7. de Stads Bank van Leening;
8. het Openbaar Slachthuis.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen: Ik heb ten aanzien van punt 3, het
gemeentelijk Woningbedrijf, zoopas toevallig een cijfer
genoemd. Kunnen daaromtrent van de tafel van Burge
meester en Wethouders ook nadere inlichtingen worden
gegeven Het is mij toch opgevallen dat het bedrag
voor gewoon onderhoud ruim 50 hooger is geworden
dan het bedrag, dat op de begrooting was uitgetrokken.
De Voorzitter: Dat cijfer van 18.000.waarmee
het bedrag van het gewoon onderhoud is overschreden,
houdt, meen ik, speciaal verband met de voorzieningen,
die getroffen worden ten opzichte van de huizen aan
den Hollanderdijk. Men was toen reeds begonnen met
die werkzaamheden te verrichten en daardoor is het
normale cijfer, dat op de begrooting was uitgetrokken,
met 18.000.- overschreden. Dat bedrag is gekomen
uit het onderhoudsfonds anders had het er dit jaar
uit moeten komen.
De heer Vromen: Ik geloof toch, dat U even abuis
bent, ik geloof niet dat het hier betreft de kosten van
de woningen aan den Hollanderdijk. De tijd heeft mij
ontbroken om de stukken goed te bestudeeren, maar het
gaat hier meen ik over woningen aan de Ramstraat enz.
De woningen aan den Hollanderdijk zijn daar niet bij,
daar is men pas mee begonnen..Er is ook een schrijven
bij van den administrateur van het Woningbedrijf en
ik heb daaruit niet den indruk gekregen, dat dit werk
was, waarvan men in 1929 niet wist, dat het moest
plaats hebben. Het betreft hier gewoon verfwerk, dus
jaarlijksch onderhoud en dan vind ik het fout dat men
den post voor gewoon onderhoud zoo laag raamt, dat
deze met 50 moet worden overschreden. Daarop heb
ik alleen even willen attendeeren.
De heer O. F. de Vries (wethouder): De zaak is zoo,
er zit in die 18.000.slechts een klein deel voor de
woningen aan den Hollanderdijk, maar het grootste deel
is besteed voor het verven van de woningen aan de
Ramstraat, die in 1919 zijn gebouwd. Deze zijn geheei
van binnen geverfd en er zijn plafonds in aangebracht.
Verder zitten er in het bedrag nog de belangrijke kosten
voor het maken van bijgebouwtjes bij de woningen aan
de Marssumerstraat. Dat werk is ook in den zomer van
1930 uitgevoerd en dat heeft mede deze belangrijke
overschrijding ten gevolge gehad. Voor zoover ik weet,
was het echter met medeweten van Burgemeester en
Wethouders dat een en ander is gebeurd; ik had toen
deze portefeuille nog niet maar ik weet wel dat het
verbeteringen waren, die noodzakelijk uitgevoerd
moesten worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De wethouders onthouden zich hierbij van mede
stemmen.