120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1931.
worden, is bovendien geen zoo juist mogelijke afspiege
ling van de samenstelling van den gemeenteraad en is
daarom ook in strijd met de billijkheid en met de meest
elementaire beginselen van de democratie.
Het is daarom dat de Anti-revolutionnaire-, de Vrij-
heidsbondsche en de Christelijk-Historische fracties een
stemmig een krachtig protest tegen deze machtsaan
matiging wenschen te doen hooren en als uiting van dit
protest hare stemmen zoo aanstonds zullen uitbrengen
op de vertegenwoordigers van die fracties, waaruit naar
hare meening het college samengesteld had behoorcn
te worden.
De heer Visser: Ik zou naar aanleiding van datgene,
wat hier door den heer Terpstra is naar voren gebracht,
toch wel een enkel woord in het midden willen brengen.
Mijnheer de Voorzitter, ik krijg hier een soortgelijk
schrijven als door den heer Terpstra is voorgelezen
dat is sinds enkele minuten in mijn bezit. Nu gaat het
moeilijk om in een paar minuten tijd precies naar waarde
te schatten de portée van dat schrijven. Maar ik wou
toch even een aanmerking maken naar aanleiding van
dit betoog van den heer Terpstra, vooral wat betreft
deze zinsnede, die luidt als volgt
Hierbij zijn geene pogingen gedaan om overleg
te plegen met de Anti-revolutionnaire, de Vrijheids-
bondsche en de Christelijk-Historische Raadsfracties,
zoodat deze feitelijk van eiken invloed op de ver
kiezing van de wethouders zijn uitgesloten."
AMjnheer de Voorzitter, ik meen dat deze zin in strijd
is met de waarheid, althans gedeeltelijk. Wat betreft
de Anti-revolutionnaire fractie, die ook genoemd wordt
in dit schrijven, is onzerzijds, dit is van de zijde dei-
Katholieke Raadsfractie, zeer zeker wel een poging ge
daan, om de Anti-revolutionnaire fractie te doen zitting
nemen in het college van Burgemeester en Wethouders.
Mijnheer de Voorzitter, ik speel hier met open kaart,
ai noem ik daarbij dingen, die ik niet zou genoemd
hebben, als dit betrekkelijk schrijven ons niet ter kennis
was gebracht, maar wij hebben van de Anti-revolution
naire fractie een schrijven ontvangen van dezen inhoud.
Ik heb dat schrijven niet bij mij, omdat dit bij den
secretaris van onze fractie berust, maar de portée, het
wezen van dit schrijven is, dat de Anti-revolutionnaire
fractie het, nu ja, wel goed vindt, als de Katholieken hun
stem zouden uitbrengen op een Anti-revolutionnair,
maar dat zij het ook goed vond als dat niet gebeurde,
zij zou dat niet als eisch stellen.
Nu is dit het eigenaardige bij wat er mondeling over
is geconfereerd, dat, vooral wat mij persoonlijk betreft
en ook grootendeels door onze fractie het standpunt
werd ingenomen, waar thans in de situatie wijziging is
gekomen, waar het aantal vertegenwoordigers van
rechts is vermeerderd en waar dus de verhoudingen
tusschen rechts en links zijn gewijzigd in vergelijking
bij den vorigen Raad, rechts wèl recht had op 2 zetels
in het college van Burgemeester en Wethouders. Deze
houding, Mijnheer de Voorzitter, is door mij persoonlijk-
scherp verdedigd, ook officieel in de fractievergadering,
die wij hebben gehad met de fractie van de S. D. A. P.
en ook deze meening is daar verdedigd: omdat de Anti-
revolutionnairen 4 vertegenwoordigers in den Raad
hebben en zij van rechts dus de grootste fractie vormen,
hebben zij, zoo is door ons gezegd, in de eerste plaats
recht op een zetel in het college. Dat standpunt hebben
wij ook verdedigd in onze eigen Katholieke fractie, maar
het is m. i. juist te wijten aan de slappe houding, die
de Anti-revolutionnaire fractie zelf heeft ingenomen, dat
het toekennen van een zetel aan de Anti-revolutionnairen
bij de verdeeling ons zoo moeilijk is gemaakt, juist
omdat de Anti-revolutionnairen in het betrokken
schrijven niet positief waren. Wanneer zij hadden ge
zegd: wij meenen ook recht te hebben op een zetel in
het college van Burgemeester en Wethouders, gezien
de verhoudingen in den Raad, dan hadden zij m. i. dien
zetel kunnen krijgen. Maar hun minder sterke houding,
het feit dat zij minder positief waren en te kennen
gaven: wij vinden het goed, maar wij vinden het ook
goed als het niet gebeurt, heeft het voor hen moeilijk
gemaakt om een zetel te krijgen.
Als hier nu staat, dat er geen pogingen zijn gedaan
om met de Anti-revolutionnaire fractie overleg te plegen,
dan zeg ik, dat dit slechts ten deele waar is, omdat
onzerzijds alle pogingen, zoowel mondeling als schrif
telijk, zijn gedaan om de Anti-revolutionnairen zitting
te doen krijgen in het college van Burgemeester en
Wethouders.
De heer Feitsma: Door ons is geïnformeerd bij de
R. K. partij, of zij zouden toegeven aan den eisch van
de S. D. A. P., wanneer die 2 zetels voor zich opeischte
bij de wethoudersbenoeming. Toen wij bemerkten, dat
de R. K. zich daar zonder voorbehoud bij zouden neer-
leggen, hebben wij ons direct teruggetrokken en hebben
wij gezegd, dat wij dan niet wilden meewerken aan een
constellatie, zooals hier door den heer Visser is genoemd.
Zoodat dus van onderhandelingen tusschen de partijen
als zoodanig geen sprake is geweest.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij
eenigszins verwonderd over het stuk, dat de heer
Terpstra hier heeft voorgelezen en ik heb gedacht
als wij vandaag zoo doorgaan, dan komen wij in de
algemeene beschouwingen terecht. Het is wel een
unicum, dat zooiets plaats vindt, althans, zoolang ik in
den Raad ben, is dat bij de wethoudersverkiezing niet
gebeurd.
Ik ben ook zeer verwonderd over dat schrijven zelf,
waar daarin wordt gezegd, dat de verklaring ook wordt
afgelegd namens den Vrijheidsbond. Want wat is er
voor 8 jaar geschied Toen is hier door verschillende
fracties het zoo geschipperd dat aan de Sociaal-Demo
craten niet werd gegeven, waar zij recht op hadden;
die zaak is toen door den Vrijheidsbond op touw gezet
en daarvan is indertijd geen woord gezegd tegen de
Sociaal-Democraten, deze zijn daar absoluut niet in
gekend. Ik wil er even op wijzen, dat wij voor 4 jaar
ten minste anders hebben gedaan: toen wij ons recht
lieten gelden, hebben wij van onze zienswijze kennis
gegeven aan alle fracties en hebben wij hun gevraagd
of zij daarmee accoord gingen. Het gevolg is geweest
dat een paar fracties zich daarmee konden vereenigen
en daardoor is het college samengesteld, zooals het tot
nu toe was. Ik meen echter, dat het nu niet de tijd is,
om daar verder op in te gaan; wij krijgen deze kwestie
bij de algemeene beschouwingen wel weer op het tapijt
en dan zal er wel voldoende gelegenheid komen om
elkaar te zeggen waar het op staat.
De heer Terpstra: Ik kan heel kort zijn, omdat ik met
het laatste gedeelte van des heeren Botke's rede vol
komen mee kan gaan. Het is ook niet onze bedoeling
geweest om nu een debat uit te lokken, maar er was
van onze zijde wel degelijk reden om een verklaring af
te leggen. Ook wij wisten dat, naar wij hopen, wij
elkaar straks bij de begrooting wel zullen vinden en
dat dan dus het nu begonnen steekspel zal worden
voortgezet.
Ik vind overigens in hetgeen de heer Visser heeft ge
zegd absoluut geen aanleiding, om verder het woord
te voeren, al zou het alleen maar zijn, omdat, wat door
den heer Visser is gezegd geworden en ook wat dooi
den heer Botke is gesproken, absoluut buiten de fractie,
waartoe ik de eer heb te behooren, omgaat.
Nog eens, bij de begrooting zien wij elkander weer.
De beraadslagingen worden gesloten.
In de eerste vacature wordt benoemd de heer O. F.
de Vries, met 16 stemmen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1931. 121
Op den heer G. Botke worden 10 stemmen uitge
bracht, terwijl 1 biljet van onwaarde wordt verklaard.
De heer De Vries verklaart deze benoeming aan te
nemen.
In de tweede vacature wordt benoemd de heer G.
Ritmeester, met 16 stemmen.
Op den heer J. A. Feitsma worden 11 stemmen uit
gebracht.
De heer Ritmeester verklaart deze benoeming aan te
nemen.
In de derde vacature wordt benoe,md de heer J. de
Boer, met 16 stemmen.
Op den heer J. Oosterhoff worden 11 stemmen uit
gebracht.
De heer De Boer verklaart deze benoeming aan te
nemen.
in de vierde vacature wordt benoemd de heer P. F. J.
Westra, met 20 stemmen.
Op den heer M. Visser worden 7 stemmen uitgebracht.
De heer Westra verklaart deze benoeming aan te
nemen.
De nieuwbenoemde wethouders nemen op verzoek
van den Voorzitter hunne zetels in.
De heer Balk verlaat de vergadering.
3. Wordt medegedeeld
a. dat Gedeputeerde Staten hebben verdaagd de
beslissing omtrent de Raadsbesluiten van 5 Mei 1931
tot vaststelling van rooilijnen langs de Westerparkstraat
enz. en van 28 Juli 1931 tot opheffing van gemeente
school no. 5fl.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
b. verzoek van het Bestuur van de Vereeniging
„Pro juventute" in het Arrondissement Leeuwarden om
toekenning van een subsidie over het jaar 1932.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1932.
c. verzoek van het Algemeen Bestuur van den
Koninklijken Nederlandschen Middenstandsbond betref
fende de vermakelijkheidsbelasting, met adhaesiebetui-
ging van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver
eeniging van Kermisvakgenooten „Ons Belang".
Aangezien het in het adres bedoelde gedifferenti-
ëerde tarief hier ter stede niet bestaat, wordt voorge
steld het adres voor kennisgeving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
d. verzoeken van den Nederlandschen Roomsch-
Katholieken Bond van Handels-, Kantoor- en Winkel
bedienden „St. Franciscus van Assisië" en van de Be
sturen van den Koninklijken Nederlandschen Midden
standsbond, den Nederlandschen Roomsch-Katholieken
Middenstandsbond en de Vereeniging van den Christe-
lijken Handeldrijvenden en Industriëelen Middenstand in
Nederland in zake de toepassing van de Winkelsluitings
wet.
Wordt voorgesteld deze verzoeken bij de desbetref
fende stukken te voegen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hooiring: Ik zou ten opzichte hiervan even
een vraag willen stellen. Voor zoover ik weet is inder
tijd door de Regeering tot de gemeentebesturen in een
circulaire bericht, dat, ik meen voor 1 October, de win
kelsluiting bij verordening moest zijn geregeld. Nu heb
ik van ter zijde gehoord, dat later de gelegenheid is
gegeven, dien datum uit te stellen. Zouden Burge
meester en Wethouders zoo goed willen zijn om daar
omtrent eenige mededeeüngen aan den Raad te doen?
Ik acht het goed, dat dit algemeen bekend wordt.
De Voorzitter: Voor zoover mij op het oogenblik be
kend is het zou nog wel even kunnen worden nage
zien treedt de wet in werking op 1 Maart 1932.
De heer Hooiring: Dan is het dus toch wèl uitge
steld
De Voorzitter: De in werking treding van de wet is
uitgesteld tot 1 Maart 1932.
De beraadslagingen worden gesloten.
De verzoeken sub d worden bij de desbetreffende
stukken gevoegd.
4. Verdeeling van den Raad in sectiën.
De Voorzitter: Zooals de Vergadering zal begrijpen,
zal de verdeeling iets anders moeten geschieden dan
andere jaren, omdat er nu 2 leden zijn bijgekomen. Het
beste zal zijn, de secties samen te stellen met de ge
tallen 10, 10 en 9. Ik zou nu willen voorstellen om,
gelijk te doen gebruikelijk is, nu dezelfde wethouders
in het college zijn gebleven, den heer Ritmeester auto
matisch als voorzitter van de eerste sectie te doen plaats
nemen, dat vervolgens worden geloot voor de eerste
sectie 8 namen, voor de tweede sectie 9 namen en voor
de derde sectie 8 namen en dat ten slotte de drie over
gebleven wethouders bij loting over de drie secties
worden verdeeld. De samenstelling van de secties wordt
dan respectievelijk 10, 10 en 9.
Besloten wordt te handelen overeenkomstig het voor
stel van den Voorzitter.
De verdeeling geschiedt als volgt
in de eerste sectie zullen plaats nemen de heeren
Peletier, Van der Schoot, Balk, Van der Meulen, Muller,
Weima, Vromen en Oosterhoff;
in de tweede sectie de heeren Feitsma, Botke,
Koopal, M. Molenaar, Dijkstra, Hettinga, Wiersma,
Hofstra en Terpstra;
in de derde sectie mevrouw BuismanBlok Wij-
brandi, de heeren Stobbe, Westerhuis, B. Molenaar,
mevrouw Van DijkSmit, de heeren Hooiring, Visser
en Van Kollem.
Volgens art. 60 van het Reglement van Orde is wet
houder Ritmeester voorzitter van de eerste sectie.
Naar de loting, welke vervolgens plaats heeft, worden
aangewezen
tot voorzitter van de tweede sectie wethouder
Westra,
en tot voorzitter van de derde sectie wethouder
De Vries,
terwijl wethouder De Boer mede zitting zal nemen in
de eerste sectie.
5. Benoeming van vier leden der commissie voor de
Openbare Werken.
Benoemd worden
als eerste lid de heer Hooiring, met 26 stemmen;
als tweede lid de heer B. Molenaar, met 25 stemmen,
terwijl 1 biljet met den naam Molenaar zonder vermel
ding van voorletter van onwaarde wordt verklaard;
als derde lid de heer Westerhuis, met 25 stemmen;
op den heer Westra wordt 1 stem uitgebracht;
als vierde lid de heer Terpstra, met 26 stemmen.