128 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931.
8. Benoeming van een leeraar in het Hebreeuwsch aan
het Gymnasium, (vacature A. Bartels).
De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt
1. S. Dasberg, Opperrabbijn, alhier;
2. Prof. Dr. C. G. Wagenaar, alhier.
Benoemd wordt S. Dasberg, voornoemd, met 15
stemmen op Prof. Dr. C. G. Wagenaar worden 14
stemmen uitgebracht.
9. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente
school no. 14b (vacature J. G. Greben).
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. E. van Gorkum, onderwijzer te Arum;
2. E. Alting, onderwijzer te Drachten;
3. J. Oosterhoff, onderwijzer te Bonnen (gemeente
Gieten).
Benoemd wordt E. van Gorkum, voornoemd, met 26
stemmen; op E. Alting wordt 1 stem uitgebracht, terwijl
2 biljetten van onwaarde worden verklaard.
10. Benoeming van twee reserve-onderwijzeressen aan
de scholen voor openbaar lager onderwijs.
De voordrachten van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt
A.
1. mej. A. Tolsma, onderwijzeres te Langweer;
2. A. L. Gorter, onderwijzeres te St. Jacobi
Parochie;
3. K. Kuperus, onderwijzeres te Colmschate.
B.
1. mej. A. L. Gorter, onderwijzeres te St. Jacobi
Parochie;
2. K. Kuperus, onderwijzeres te Colmschate.
Benoemd worden sub A mej. A. Tolsma, voornoemd,
met 28 stemmen; op mej. A. L. Gorter wordt 1 stem
uitgebracht;
sub B mej. A. L. Gorter, voornoemd, met 28 stemmen;
op mej. K. Kuperus wordt 1 stem uitgebracht.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein aan den Weg Achter
de Hoven aan F. Mebius.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van 12 Augustus j.l. heeft F. Mebius, alhier,
gevraagd hem in erfpacht af te staan een strook grond
ter breedte van 1 Meter, gelegen ten Noordoosten van
en grenzende aan het kadastrale perceel gemeente
Leeuwarden Sectie G no. 12874 aan den Weg Achter
de Hoven, ten einde dien grond als steeg bij dat perceel
te gebruiken. Op de hierbij overgelegde situatieteekening
is het betreffende terreintje, dat eene diepte heeft van
20 Meter, in roode kleur aangeduid. Wij hebben tegen
den gevraagden afstand geen bedenkingen. De grond
waarde kan worden gesteld op 8.50 per MA, welke
prijs ook voor het naastgelegen terrein is bedongen en
die voldoende is te achten. De belanghebbende heeft
verklaard met genoemden prijs en de gebruikelijke voor
waarden genoegen te nemen.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten
aan F. Mebius, alhier, tot 31 December 1990 in erf
pacht af te staan een strook bouwterrein aan den Weg
Achter de Hoven, gelegen ten Noordoosten van en gren
zende aan het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden,
Sectie G no. 12874, ter breedte van 1 Meter langs den
weg gemeten, gelijk op de bij dit besluit behoorende
situatieteekening in roode kleur is aangeduid, ter grootte
van ongeveer 20 MA, de juiste grootte door een land
meter van het kadaster uit te meten, zulks onder de
volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 8.50 per MA en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 8.50 ten kan
tore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag
bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen
tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Bildtsche-
straat aan P. Mook.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de gemeentelijke bouwterreinen ten Zuidwesten
van de Bildtschestraat heeft P. Mook, alhier, bij adres
van 25 Augustus 1931 een gedeelte ter breedte van
13.50 Meter langs den weg gemeten in erfpacht aan
gevraagd. Op de bijgaande teekening is het betreffende
terreingedeelte, waarop twee woonhuizen zullen worden
gesticht, met een roode omlijning aangeduid. Het grenst
ten Noordwesten aan den grond die bij Uw besluit van
5 juni 1928 aan F. Hoeksma en F. Tiemersma in erf
pacht is afgestaan. Van onze zijde bestaan tegen ch
uitgifte geen bedenkingen. De grondwaarde waarnaar
de berekening van den erfpachtscanon zal geschieden,
kan worden gesteld op 11.— per MA, welke prijs ook
voor het naastgelegen terrein is bedongen en die vol
doende is te achten. De aanvrager heeft verklaard met
genoemden prijs en de gebruikelijke voorwaarden, zoo
mede met de voorwaarde, dat de te stichten woningen
moeten aanpassen bij de ter plaatse bestaande bebou
wing, genoegen te nemen.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
aan P. Mook, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht
af te staan een perceel bouwterrein aan de Zuidwest
zijde van de Bildtschestraat, ter breedte van 13.50 Meter
langs den weg gemeten, gelijk op de bij dit besluit be
hoorende situatieteekening met een roode omlijning is
aangeduid, ter grootte van ongeveer 378 MA, de juiste
grootte nader door een landmeter van het kadaster uit
te meten, zulks onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 11.per MA en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 208.ten
kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar
borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag
hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden
teruggegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; de te
stichten gebouwen zullen op redelijke wijze moeten aan-
sluiten aan de bestaande bebouwing ter plaatse;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931.
129
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag
bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen
tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer M. Molenaar: Ik heb uiteraard tegen dit
voorstel, dat betreft een uitgifte van grond aan de
Bildtschestraat, geen bezwaar, maar ik zou, met Uw
verlof, aan een zaak willen herinneren, die ik ook bij
de vorige of een voor-vorige begrooting heb aan
gesneden. Er wordt daar aan de overzijde van de in
aanbouw zijnde woningen een trottoir doorgetrokken,
waarvoor daar onlangs een vrij groote hoeveelheid zand
is aangevoerd. Nu trof het mij de vorige week, dat daar
op een vrije Zaterdagmiddag een 60 a 70 kinderen
speelden op die betrekkelijk kleine hoop zand van enkele
tientallen meters lengte. Ik verheugde mij, toen ik dat
zag, maar ik had tevens ook medelijden met die kin
deren, omdat hun vreugde van korten duur zal zijn,
het zand zal spoedig verdwijnen door den aanleg van
het trottoir.
Toen ik deze zaak hier den vorigen keer besprak,
heb ik het college verzocht, om bij voorkomende ge
legenheden aan den rand van de stad op waardelooze
terreinen hoopen zand neer te leggen en de kinderen
gelegenheid te geven, daarin te spelen. Dat brengt bijna
geen kosten mee, omdat dit zand toch bestemd is om
het mettertijd voor straat- of trottoiraanleg te gebruiken,
terwijl de kinderen het buitengewoon op prijs stellen
om in een niet omsloten ruimte naar hartelust te spelen
in het zand, dat beschikbaar is.
Ik zou dan ook opnieuw dezen wenk aan het college
willen geven: breng zooveel mogelijk zand daar waar
het mogelijk is, opdat de kinderen daarin kunnen spelen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
toekenning van vergoedingen ingevolge art. 100 der Lager
Onderwijswet 1920 over het jaar 1929 aan besturen
van bijzondere scholen.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge artikel 12 van het Koninklijk besluit van
4 September 1923 (Staatsblad no. 432), zijn aan U
ingezonden de aanvragen van de hieronder vermelde
schoolbesturen om vergoeding over het jaar 1929, als
bedoeld bij artikel 100 der Lager Onderwijswet 1920.
Om na te gaan van hoeveel onderwijzers, verbonden
aan bijzondere scholen, de jaarwedden voor rekening der
gemeente komen, strekt tot grondslag der berekening
het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer aan
de gezamenlijke overeenkomstige openbare scholen.
Voor de vergoeding over 1929 moet worden genomen
het gemiddelde aantal leerlingen over 1928, berekend
naar de. teldata aangegeven in artikel 28 der wet. Dit
aantal bedroeg
o. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs
3660.5
b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs
233.25.
Volgens de gevestigde jurisprudentie moet voor de
sterkte van het onderwijzend personeel worden ge
nomen het grootste aantal onderwijzers op zekeren dag
in 1929 aan de scholen voor openbaar lager onderwijs
verbonden, behoudens het geval van tijdelijke ver
vanging, in welk geval de afwezige leerkracht niet mag
worden medegerekend. Ook blijven de reserve-onder-
wijzers hier buiten beschouwing.
Dit aantal bedroeg
a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 116;
b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs 12.
Het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer be
droeg derhalve in 1929 aan de scholen voor gewoon
lager onderwijs 3660.5 116 31.556 en aan de school
voor uitgebreid lager onderwijs 233.25 12 19.438.
Het quotient, dat verkregen wordt door het gemid
delde aantal leerlingen, dat over 1928 als werkelijk
schoolgaande aan de scholen voor bijzonder gewoon en
uitgebreid lager onderwijs bekend stond, te deelen door
respectievelijk 31.556 en 19.438, geeft het maximum
getal leerkrachten aan, wier jaarwedden door Rijk en
Gemeente moeten worden vergoed. Uit de rechtspraak
over het tweede lid van art. 100 blijkt, dat de in dat
lid vastgelegde garantie bedoelt een klassedeeler, wan
neer die voor de schoolbesturen voordeeliger blijkt, nog
gedurende 2 jaren na het jaar der vergoeding te hand
haven. Onderstaand overzicht geeft aan welke klasse
deeler moet worden toegepast.
Kalenderjaar
Klassedeeler
L. O.
U. L. O.
1927
32.784
18.521
1928
31.689
18.917
1929
31.556
19.438
De klassedeeler voor de te berekenen vergoeding over
1929 is dus voor het lager onderwijs 31.556 en voor het
uitgebreid lager onderwijs niet 19.438 maar 18.521
(klassedeeler over 1927).
Voor de gedetailleerde berekening verwijzen wij naar
den bij de stukken gevoegden staat, welke een overzicht
geeft van de wijze waarop de vergoeding voor iedere
school afzonderlijk is berekend. Opgemerkt worde nog,
dat in navolging van het Rijk, hetwelk steeds de wedden
der duurste leerkrachten vergoedt, in de daartoe leidende
gevallen de goedkoopste leerkrachten ten laste van het
schoolbestuur worden gelaten. Uitkomsten met een
fractie moeten worden afgerond naar de gebruikelijke
methode voor den halven cent.
Voor zoover uit de stukken is na te gaan, kunnen de
door de schoolbesturen berekende en na enkele wijzi
gingen onzerzijds ten laste van de gemeente komende
jaarwedden als juist worden aangemerkt.
Wij geven U alsnu in overweging te besluiten over
het jaar 1929 uit te keeren aan
1. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver-
eeniging
a. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Baljeebuurt no. 52, een bedrag van 1890.70;
b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Speelmansstraat no. 1, een bedrag van 1058.44;
2. het bestuur van het St. Lucia Gesticht (gevestigd
te Rotterdam, Aert van Nesstraat no. 29)
a. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Groote Kerkstraat no. 89, een bedrag van
1342.33
b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Groote Kerkstraat no. 81, een bedrag van
1115.50;
3. het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging
o. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan het Raadhuisplein no. 25, een bedrag van 2914.13;
b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de St. Anthonystraat no. 4, een bedrag van
2397.66