132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931. goeden regenbak hebben die dus ook goed deugdelijk water bevat misschien zullen worden gedwongen om in aansluiting aan de waterleiding te voorzien. Dat zal aanmerkelijke kosten met zich mee brengen, die voor de betrokkenen en belanghebbenden zeer groot en moeilijk te betalen zijn. Om die en vele andere redenen zou ik zeggen: kunnen Burgemeester en Wethouders ons niet mededeelen, dat zij de verordening, zooals die nu luidt, buitengewoon soepel zullen toepassen Zoo ja, dan valt er over te denken om met dit voorstel accoord te gaan, maar als men de artikelen letterlijk opvat en deze ook zuiver letterlijk zal toepassen, dan zal dat veel bezwaren ont moeten. Wij kennen allen het spreekwoord: dwang is de vader van het verzet. Ik wil dat liever voorkomen. Het zou mij zeer aangenaam zijn, omtrent de toe passing van deze straks misschien aangenomen wor dende verordening enkele inlichtingen te ontvangen. De heer Vromen: Waar er hier zooveel stemmen op gaan, die zich ongerust maken over deze verordening of die deze verordening met vrees zien komen, zou ik ook een enkel woord willen zeggen, niet als lid van de Commissie voor de Strafverordeningen, die deze veror dening heeft gemaakt omdat dit enkel een technisch werk is geweest maar ik zou gewoon als medicus den Raad willen aanbevelen deze wijziging aan te nemen. Waar gaat het hier om Uit het rapport van de Gezondheidscommissie van 6 jaar geleden bleek, dat in Leeuwarden, waar toch de mogelijkheid van het ver krijgen van deugdelijk drinwater aanwezig is, nog tal van huizen daarvan zijn verstoken. Nu moet men zich niet voorstellen, dat dit de wil en wensch is van de bewoners ook al was het wèl hun wil en wensch, dan zou het nog op den weg van de Overheid liggen om, waar die wil en wensch zou kunnen berusten op onvol doende inzicht, dezen toestand te corrigeeren het is veelal niet de wil en wensch van de bewoners dier huizen, maar het is de onmacht van deze menschen, die om financieele reden niet kieskeurig kunnen zijn in het kiezen van hun woning en die zijn overgelaten aan den onwil en de willekeur van de eigenaren. Het is hier dus niet een bescherming van de menschen tegen het door hen zelf gewenschte drinkwater, maar het is een be scherming van de bewoners tegenover de eigenaren, die geen lust hebben om van de mogelijkheid, dat die menschen behoorlijk drinkwater krijgen, gebruik te maken. En waar het verkrijgen van hygiënisch absoluut zonder eenig bezwaar nuttigbaar geoordeeld water hier in de stad zoo goed mogelijk is, daar is het een alge- meene eisch van hygiëne en van vooruitgang om deze zaak dringend door te zetten en dat alles wordt gedaan, dat zooveel mogelijk dat uitstekende drinkwater wordt gebruikt. Het ligt dan ook wel degelijk op den weg van de Overheid, om hier dwingend op te treden. Als dan sinds ruim 40 jaar in Leeuwarden een goede drinkwater voorziening is en als, nadat dit 40 jaar heeft geduurd, de Gezondheidscommissie herhaaldelijk heeft aange drongen om nu eindelijk eens maatregelen te nemen, dat de laatste regenbakken, voor zoover zij onvoldoende zijn, worden opgeruimd en dus aan de algeheele bevol king de goede watervoorziening hier ten goede komt, dan kan men toch heusch niet spreken van een te groote haast èn bij Burgemeester en Wethouders èn bij den Raad, wanneer men nu eindelijk den tijd gekomen acht om dat te regelen. Dat men indertijd omtrent deze zaak, die nu eenmaal in de Bouwverordening thuis hoort, heeft gezegd dit is zoo'n kleine herziening, wij zullen die uitstellen, om dat de Bouwverordening toch geheel moet worden her zien, dus dan kunnen wij dit ook regelen bij de algeheele herziening, kan ik mij voorstellen, maar evenzeer kan ik mij voorstellen dat, toen men zag dat de algeheele wijziging van de Bouwverordening nog al een werk van langen adem zou zijn, men toen heeft gezegd: wordt het nu geen tijd en zou het werkelijk niet noodig zijn om deze dingen afzonderlijk te regelen Als de heer Terpstra zich zoo bezorgd maakt over artikel 20, wil ik hem er op wijzen, dat dit in de eerste plaats slaat op nieuwe woningen. Het is ook wel bij artikelen 49 en 49bis toepasbaar verklaard op oude woningen, maar de heer Terpstra vergeet, dat in artikel 49 met het oog daarop een afzonderlijke alinea is inge voegd, waaromtrent hij een zekere toezegging van Bur gemeester en Wethouders verwacht. Ik twijfel er niet aan of die toezegging zal naar zijn genoegen uitvallen, n.l. deze toezegging, dat die laatste alinea met groote soepelheid zal worden gebruikt. Het is niet de bedoe ling - althans zoo heb ik het begrepen - om daar, waar het drinkwater nog voldoende goed is, per se op het cogenblik met kracht dwingend op te treden. Maar als men het rapport heeft gezien omtrent de 330 personen, die destijds nog van leidingwater waren verstoken en als men de details heeft gelezen, dan heeft men herhaal delijk gezien, dat het drinkwater daar in onvoldoende hoeveelheid en in onvoldoende samenstelling aanwezig was. De samenstelling was dikwijls van dien aard, dat bij eventueele epidemieën, die door het gebruik van ver keerd drinkwater kunnen worden verbreid, dergelijke gezinnen het eerst worden aangetast. Het is niet zoozeer als lid der Commissie voor de Strafverordeningen, maar in de eerste plaats om de groote hygiënische beteekenis van deze zaak, dat ik het woord heb gevraagd en ik zou er met klem bij den Raad op willen aandringen om dit voorste! werkelijk in dezen geest aan te nemen. Op de bezwaren van den heer Molenaar zal ik bij dezen niet ingaan, dat zal ik graag aan Burgemeester en Wethouders overlaten. Of een inhoud van 3 M3. voor een regenbak niet te klein moet worden geacht, kan ik moeilijk beoordeelen, maar ik verwijs ten dezen naar het oordeel van deskundigen, naar werken van Mr. Lietaert Peerbolte en Ir. Van der Kaay, die werkelijk een mode! nieuwe Bouwverordening hebben gemaakt, waarin zij dezelfde eischen stellen. Deze heeren zijn m. i. vol doende deskundig om aan te nemen, dat zij het minimum niet te klein genomen hebben. Neemt men een te grooten rninimum-inhoud, dan geeft dat onnoodig zware ver plichtingen voor die menschen, die nu eenmaal in de onmogelijkheid verkeeren wegens te grooten afstand van de hoofdbuis der waterleiding, zooals aan den Vier- huisterweg om aansluiting aan de waterleiding te krijgen. Dan zou men de zaak moeten omdraaien en dan zou men moeten zeggen: de Overheid is verplicht om te zorgen, ook al kost het nog zoo veel en al is het ook nog zoo onrendabel, om overal aansluiting aan de water leiding mogelijk te maken, zonder extra kosten voor de betrokkenen. De Voorzitter: Ik zou eerst als voorzitter der Com missie iets willen zeggen. Na wat de heer Vromen in het midden heeft gebracht, heb ik in dat opzicht niet veel meer te zeggen, maar ten slotte is de uitvoering van deze verordening bij Burgemeester en Wethouders. Dit is wel een voorstel van de Commissie voor de Straf verordeningen, maar Burgemeester en Wethouders waren daarmee toch niet onbekend en, zooals het veelal in dergelijke gevallen gaat, er is ook vooruit overleg met hen gepleegd. Het heeft mij verbaasd, eerst in de Commissie en verder ook in den Raad, dat er op het oogenblik nog menschen tegen deze verordening zijn. Ik vind dat niet veel anders dan een storm in een regenbak. Het gaat bij deze kwestie toch niet tegen een huis, dat werkelijk goed regenwater heeft, want daar zal men van deze verordening niets merken, maar het gaat juist tegen de perceelen, die slecht regenwater hebben. Ik kan wel zeggen dat van de perceelen, die niet aan de water leiding zijn aangesloten, de meeste öf heelemaal geen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931. 133 regenbak hebben öf en dat betreft verreweg de meeste slechte regenbakken hebben. Ik weet ook, dat er in de Commissie een voorbeeld is genoemd van een huis, ergens aan een zeer voorname straat, dat op het oogenblik niet aan de waterleiding is aangesloten, maar waarvan de bewoners een zeer grooten en goeden regenbak bezitten. Welnu, ik wensch die menschen daarmee geluk, waarom niet Burgemeester en Wet houders vinden dat prachtig, maar dan moet ook positief vast staan ten eerste, dat die bak nooit leeg is en ten tweede, dat hij goed water bevat. Dan zeggen Burge meester en Wethouders houdt U dan regenwater, gij zult heusch niet gedwongen worden om waterleiding te nemen. Burgemeester en Wethouders zien daar zelf de noodzaak niet van in en als de heer Terpstra zegt dat was toch de basis van zijn geheele redeneering hij heeft wel gezegd dat er nog andere argumenten waren, maar hij heeft die niet genoemd dat hij vreest dat menschen, die in het bezit zijn van een regenbak met goed, deugdelijk water, ook nog zullen moeten worden aangesloten aan de waterleiding, dan zeg ik, dat dit positief niet zal gebeuren. Dat zouden Burge meester en Wethouders niet willen en zelfs zou ik zeg gen dat Burgemeester en Wethouders dan niet de be voegdheid hebben om aansluiting aan de waterleiding voor te schrijven. Het gaat hier echter zooals de heer Vromen ook reeds heeft gezegd alleen om het restant woningen, die slechte bakken hebben. Als hier in de gemeente 12000 aansluitingen mogelijk zijn en laten er dan b.v. aan den Vierhuisterweg en aan het eind van het Keegsdijkje enkele woningen afvallen, laten wij zeggen dat er alles bij elkaar misschien een 100 prac tised niet aangesloten kunnen worden dan blijven er van die 12000 woningen, die nu bestaan, zelfs na 50 jaar waterleiding, nog een aantal over, die niet zijn aan gesloten. Ik zou zeggen, zijn wij dan vlug met aanslui ting aan de waterleiding voor te schrijven of niet vlug, als men 50 jaar lang de gelegenheid heeft gehad om zich aan te sluiten maar toch op dit oogenblik nog niet is aangesloten, als men reeds 50 jaar lang zich heeft kunnen aansluiten waarschijnlijk tegen geen andere kosten dan het jaarlijksch abonnement, omdat de meeste van die perceelen in de kom der gemeente liggen. Zijn wij dan vlug, als nu de Raad na 50 jaar zal zeggen nu in de practijk blijkt, dat die eigenaren onwillig zijn om hun perceelen aan te siuiten, zullen wij de eigenaren van die laatste 200 woningen want daar gaat het om ten bate van de volksgezondheid dwingen. De Raad geeft groote subsidies aan vereenigingen voor tuberculose-bestrijding, aan vacantiekolonies en derge lijke, maar dat de kinderen smerig water drinken, daar wordt niet op gelet. Laten wij daarmee beginnen, mis schien dat wij dan straks wat minder subsidies behoe ven te betalen; bij het uitbreken van roodvonk en typhus worden die menschen voor niets in de barak opgenomen, maar laten we dan beginnen met zelf de mogelijkheid, kosten te moeten maken, af te snijden, door te ver plichten tot het gebruiken van goed water. Ik geloof dat dit een eerste eisch is en daarom kan ik mij het verzet tegen dit voorstel niet begrijpen. Wanneer nu iemand zijn boontjes liever in regenwater kookt en zijn wasch ook liever in regenwater doet, welnu, indien zijn bak goed is, dan valt hij hier buiten, terwijl zij, die èn waterleiding èn een bak hebben, hier ook buiten vallen en als die menschen liever vuil regen water dan goed leidingwater drinken, dan kunnen wij hen tot dat laatste niet dwingen. De perceelen dus, die een goeden bak hebben, vallen hier buiten en die een bak en leidingwater hebben ook; het gaat dus alleen tegen de perceelen, waar geen goed drinkwater aan wezig is en dat zijn er volgens de Gezondheidscom missie maar een paar honderd. Waar men dus wordt gedwongen tot aansluiting, gaat dit niet ter wille van de waterleiding, maar in het belang van de hygiëne der bevolking en van de gezondheid der bewoners. De heer Weima zegt, dat het bij hem niet gaat tegen de Water leiding, maar Burgemeester en Wethouders en de Com missie zeggen dat het ook niet gaat voor de Water leiding maar voor de volksgezondheid. Van die paar aansluitingen zal de Waterleiding heusch niet veel beter worden. Dan is er nog de kwestie, zooals de heer Molenaar heeft voorgesteld, om voor te schrijven dat de bakken in plaats van 3 M3. een minimum-inhoud van 4 M:i. moeten hebben. Ik geef volkomen toe dat dit beter is, als de bak werkelijk goed is en ik zeg nogmaals dat Burgemeester en Wethouders dan ook geen bezwaar hebben tegen het gebruik van regenwater. De directeur van de Waterleiding heeft meermalen gezegd, wanneer hij hier en daar een voordracht hield kijk eens, hier is een teekening en hij vertoonde dan een lantaarn plaatje van een heel goeden bak; daar zitten eenige filtreerblokken in en daar kan ik als directeur van de Waterleiding zelfs geen aanmerking op maken, want die bak is uitstekend. Maar... het is maar jammer, dat men nergens zoo'n bak vindt. Een regenbak, die nooit leeg is, is geloof ik een unicum, of het water moet er, zooals mij een geval bekend is, met het boezemwater in op en neer gaan. Een dergelijke bak is natuurlijk nooit leeg, maar dan kleven er misschien wel enkele andere be zwaren aan. Een bak dus met een inhoud van 4 Ms. is positief beter dan een van 3 M3. en het zou ook direct in de lijn van deze verordening liggen om dat voor te schrijven, maar, zooals de heer Vromen ook reeds heeft gezegd, men moet het den menschen niet al te zwaar maken. Nu is die 3 M3. overgenomen uit de adviezen van de deskundigen. De leden zullen hebben gezien, dat oorspronkelijk het idee was om 2 M3. voor te schrijven, maar de vorige inspecteur van het Woningtoezicht heeft gezegd laten we er 3 M3. van maken en ook deze inspecteur heeft in zijn rapport die berekening gemaakt. Ik geef toe dat, als men een goeden bak heeft, de men schen er meer profijt van hebben als die 4 M3. inhoud heeft, dan wanneer hij 3 M3. is; ik weet niet bepaald of er onoverkomelijke kosten aan zijn verbonden voor de woningen, die buiten worden gebouwd, als men de bak 4 M3. in plaats van 3 M3. moet maken, maar een i voorschrift van 3 M3. is in elk geval beter om die men schen niet al te zwaar te belasten. Resumeerende zou ik dus dit willen zeggen het gaat hier alleen om de laatste 200 woningen, die geen of slecht drinkwater hebben; ik weet, dat er regenbakken zijn, die goed water bevatten en Burgemeester en Wet houders kunnen die menschen geluk wenschen dat zij zoo'n goeden bak hebben, omdat het daar absoluut niet om gaat. Zoowel de menschen, die een goeden regenbak hebben als zij, die èn leiding èn een bak hebben, zullen hier buiten vallen. Ik vermoed dat veel van de oppositie, die wij hier hebben gehoord, op het oogenblik wel zal wegvallen. Ik geef mevrouw Van Dijk toe, dat leidingwater meer kalk bevat dan regenwater en dat het dus meer zeep vraagt van menschen, die de wasch aan huis hebben, maar daar gaat het hier niet om; wanneer die menschen ook aansluiting aan de waterleiding hebben gekregen, dan kunnen zij evengoed hun wasch in regenwater blijven doen, hoe schooner hoe liever. Het gaat hier alleen tegen de huizen, die slecht of geen drinkwater hebben. De heer Terpstra: Het is buitengewoon gemakkelijk, van iemands woorden een caricatuur te maken. Ik zeg niet, mijnheer de Voorzitter, dat U dat bedoeld heeft, maar het ging toch eenigszins in die richting. Ik zal U op dat glibberig pad niet volgen, al zou het ook mij gemakkelijk vallen in het bijzonder één Uwer woorden tot een caricatuur te maken, b.v. waar U zei dat iemand, die een bak heeft, er voor moet zorgen, dat die steeds vol blijft. Dat is een motief, dat hier m. i. niet mag worden aangevoerd, omdat niemand daarvoor kan zor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 4