136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931. De beraadslagingen worden geopend. De heer VromenArtikel 20 is ook van toepassing voor de oude woningen. Ik vraag, ten einde misverstand te voorkomen, even het woord over dit amendement. Ik wist niet dat de heer Molenaar er een amendement van zou maken, anders had ik over dat denkbeeld van den heer Molenaar reeds eerder het woord gevraagd. Hij heeft uitdrukkelijk gezegd: vergeet niet, dat het hierbij gaat over nieuwbouw en het dus niet een kwestie van veel kosten zal zijn, als men de nieuwe eigenaren, die niet in de gelegenheid zijn om waterleiding te nemen en die dus toch een bak moeten nemen, verplicht dat die bak een inhoud moet hebben van minstens 4 MA Maar de heer Molenaar vergeet, dat artikel 20 bij artikel 49bis ook van toepassing wordt verklaard voor bestaande woningen, en op dien grond zal het college, indien een bak van 3 MA inhoud bij onderzoek hypothetisch gesproken, die mogelijkheid bestaat toch goed deug delijk drinkwater bevat, toch geen vrijheid hebben om ontheffing van aansluiting te verleenen, tenzij een der gelijke bak 4 M3. inhoud heeft. Dat gaat mij toch eenigs- zins te ver en daarom moet ik bezwaar maken tegen dit amendement. De Voorzitter: Als men het artikel rustig leest, dan ziet men toch duidelijk op welke perceelen het slaat. „Indien ingevolge het tweede lid van artikel 19 in de behoefte aan drinkwater niet door de waterleiding behoeft te worden voorzien, moeten de gebruikers van het gebouw en moet elk gezin de vrije beschik king hebben over een zuiver water bevattenden regenbak van ten minste 3 MA inhoud." Dus m. a. w., dat slaat op alle perceelen, die op verren afstand van de hoofdbuis van de waterleiding liggen en die om den afstand niet behoeven te worden aange sloten. Dat is alleen nieuwbouw. Neen, dat is niet alleen nieuwbouw, want alleen als een perceel geen waterleiding heeft, moet het een bak van 3 MA inhoud hebben. De heer De Vries (wethouder)Ik ben het voor het grootste deel met U eens, maar kan er geen misverstand ontstaan, doordat het eerste deel van de Bouwveror dening tot artikel 46 enkel handelt over nieuw te stich ten woningen En dit staat in artikel 20. De Voorzitter: Maar in artikel 49bis staat, dat artikel 20 hierbij overeenkomstige toepassing vindt. De heer Muller: Hier staat niet of het nieuwbouw of oudbouw is en nu zijn er leden, die meenen dat dit ook betrekking heeft op oudbouw. Maar dat is toch wel te ondervangen, door in dit artikel achter 3 MA te lezen „en voor zoover het nieuwbouw betreft van ten minste 4 MA". Is dat niet mogelijk? De Voorzitter: Ik zal het amendement van den heer Molenaar in stemming brengen. De heer M. Molenaar: Ik moet daar toch nog even op terugkomen. Ik houd vol dat in de practijk deze be paling bijna uitsluitend toepassing zal vinden bij nieuw bouw, want indien bij den bestaanden bouw de bakken onvoldoende zijn, zal door Burgemeester en Wethouders worden aangedrongen op den aanleg van waterleiding en voor zoover zij goed zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders toch ontheffing verleenen. De heer Vromen: Maar niet van de bepaling omtrent een inhoud van 4 MA De heer M. Molenaar: Ja, wel zeker De heer Muller: Ik voel toch wel, dat het amendement veel kans krijgt om aangenomen te worden en als men nu op het oogenblik van oordeel is, dat het niet wel mogelijk is om hier, staande deze vergadering, deze zaak hierin te verwerken, dan zou ik toch een princi- pieele stemming willen uitlokken. Ik zou daarom willen voorstellen dat, mocht het voorstel om den minimum- inhoud van de bakken op 4 MA te bepalen, worden aan genomen, aan Burgemeester en Wethouders wordt op gedragen om de redactie van het artikel zoodanig te wijzigen, dat die bepaling van 4 MA alleen slaat op nieuwbouw. De Voorzitter: Wil de heer Molenaar zijn amende ment in dien geest wijzigen De heer M. Molenaar: Ja, mijnheer de Voorzitter, daar ga ik mee accoord. De Voorzitter: Dan wijzigt U dus Uw amendement in een principieele uitspraak, dat bij nieuwbouw even tueel aan te brengen regenbakken een inhoud moeten hebben van minstens 4 MA De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer M. Molenaar, zooals dit nader is gewijzigd en door den Voorzitter toegelicht, wordt met 26 tegen 3 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Feitsma, Weima, Muller, Wiersma, Ritmeester, M. Molenaar, Hettinga, Van der Schoot, De Vries, Balk, Westra, B. Molenaar, Van der Meulen, De Boer, Visser, Terpstra, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Westerhuis, Hofstra, Van Kollem, Dijkstra, Stobbe, Koopal, Hooiring, Botke en Peletier. Tegen stemmen mevrouw Van DijkSmit en de heeren Oosterhoff en Vromen. Art. II wordt, met inachtneming van de door Burge meester en Wethouders aan te brengen wijziging als gevolg van het amendement-Molenaar, vastgesteld. Art. III. Artikel 20bis wordt onveranderd vastgesteld. Art. 20ter. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter: Hier staat op het oogenblik in de derde alinea „Wanneer na de keuring blijkt, dat het gebruik van het onderzochte water van een regenbak schadelijk is voor de gezondheid," enz. Nu zijn wij door middel van den directeur van den Keu ringsdienst te weten gekomen, dat het beter is, omdat op het oogenblik bij onderzoek ingevolge de Warenwet die term ook wordt gebruikt, dat de uitdrukking „scha delijk is voor de gezondheid" wordt veranderd in „on deugdelijk is van samenstelling". De Commissie wijzigt alzoo de derde alinea van dit artikel aldus „Wanneer na de keuring blijkt, dat het onderzochte water van een regenbak ondeugdelijk is van samen stelling," enz. In de practijk blijft de zaak hetzelfde, maar de redactie wordt gewijzigd. Verder heeft de heer Hettinga nog voorgesteld dat aan artikel 20ter wordt verbonden, dat beroep bij den Raad zal zijn toegestaan. Ik vind het een zeer moeilijke kwestie, die de heer Hettinga hier in het geding brengt; oogenschijnlijk zou ik zeggen dat, als de Raad zelf bij beroep een uitspraak wil doen, men dan den regenbak wel in den Raad mag halen. Dat lijkt mij toch eerlijk gezegd niet erg juist toe. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1931. 137 Burgemeester en Wethouders krijgen van den deskun dige want Burgemeester en Wethouders kunnen wel vermoeden dat het water niet erg best is, maar dat zal door een deskundige moeten worden uitgemaakt en dat zal in dit geval zijn de directeur van den Provincialen Keuringsdienst bericht dat het water uit een bepaal den regenbak ondeugdelijk is van samenstelling. Burge meester en Wethouders zenden dan bij aangeteekenden brief bericht daarvan aan de eigenaren en de bewoners of andere gebruikers en daarna is het verboden regen water uit dien bak te nemen, zoolang geen maatregelen zijn genomen om de ondeugdelijkheid op te heffen. De heer Hettinga wil dan beroep bij den Raad openstellen voor de menschen die een aangeteekenden brief van Burgemeester en Wethouders ontvangen. Wie moet dan echter in beroep komen, de eigenaar, de bewoners of de andere gebruikers Of moeten zij allen bij den Raad in beroep komen en waarvoor? Toch niet ten opzichte van de kwestie van de ondeugdelijke samenstelling van het water Dan kan de Raad toch niet tegen den Pro vincialen Keuringsdienst zeggen dat het water wèl deug delijk is; wij zouden hier dan allen wel een glas van dat water mogen hebben en dat smaakt dan mis schien heel lekker, maar er kunnen dan tóch wel typhus- bacillen in zitten. Waartegen zal men dus in beroep moeten komen? Tegen een besluit, dat steunt op het advies van een deskundige Zal de Raad dan zeggen wij vinden het water wèl goed, dus ga je gang maar Dat zal de Raad nooit doen, als de deskundige in zijn advies zegt dat het water ondeugdelijk is van samen stelling. Burgemeester en Wethouders geven alleen bij aangeteekenden brief aan de betrokkenen kennis van wat de deskundige heeft gezegd en na dien tijd mag men niet meer uit dien bak gebruiken. Wat voor beroep is er dan nog bij den Raad mogelijk, dat is mij niet duidelijk. Wat zal de Raad dan moeten zeggen ga je gang maar? Dat zal de Raad natuurlijk niet doen. Het voorstel van den heer Hettinga beteekent dit, hij vertrouwt Burgemeester en Wethouders niet of vreest, dat zij de teugels wat te strak zullen aanhalen en hij wil daarom een achterdeur open houden, door de moge lijkheid open te laten dat men dan in beroep kan komen bij den Raad. Ik zie daar echter het nut niet van in, want ik geloof, dat men dan toch steeds voor de ge sloten deur komt. De heer Hettinga: Ik kan wel heel kort zeggen wat ik heb bedoeld. Ik heb zelf mijn regenwater eens laten onderzoeken en toen bleek ook uit het rapport, dat door den heer Mesdag werd uitgebracht: er komt grondwater in dien bak. Zooiets kan natuurlijk een reden wezen, dat men zegt: het water is niet prima, maar men kan ook zeggen dat het niet zoo deugdelijk is als het wezen moet. Om die grens gaat het, om dat verschil. Het zal heel gemakkelijk wezen voor den een om te zeggen en ik kan mij dat indenken dat het ondeugdelijk water is, maar toch kan het nog wel zoo zijn, dat er geen verkeerde gevolgen van komen. Als iets echter geboden wordt, dan moet men dat doen en het is toch ook geen kleinigheid, als men een bak heeft, die heelemaal geen schadelijke gevolgen oplevert, wanneer de Overheid komt en zegt: dicht dien bak, je mag er niet meer uit gebruiken. Dat is toch altijd wat een straffe bepaling en daarom heb ik, terecht, een achterdeurtje open willen houden om tot voorzich tigheid bij het nemen van een besluit aan te sporen. Zeker, in meerdere gevallen zal vlot worden toegegeven, j dat het advies en het genomen besluit juist is, maar in ieder geval is, bij de mogelijkheid van beroep, de scherpte hier af. De Voorzitter: De woorden, door den heer Hettinga gesproken, toonen m. i. duidelijk aan, dat een beroep, bij den Raad ingediend, geen gevolgen kan hebben. Laten wij eens aannemen dat de heer Hettinga, toen hij reeds in Leeuwarden woonde, in werkelijkheid nog dien regenbak had. Ik twijfel er geen oogenblik aan of de heer Hettinga zal goed drinkwater hebben gehad, want zoo is hij niet. Er zit echter grondwater in dien bak en nu zegt de deskundige, dat het water ondeugdelijk is van samenstelling. Wat moet de Raad nu doen Uit maken of er grondwater in zit of niet en of het water deugdelijk is of niet? Wanneer U hier hetzelfde water in Uw regenbak had, zou U, als de door U gewenschte bepaling was opgenomen, natuurlijk bij den Raad in beroep zijn gekomen en hebben gezegd: Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden zijn zoo verbazend streng, ik kom in beroep. Maar wat had de Raad dan moeten doen De heer Wiersma: Een nieuwen deskundige benoe men; twee deskundigen tegen elkaar uitspelen De Voorzitter: Zou U niet eerst eens zien hoe het in de practijk komt De Raad heeft het toch altijd in zijn macht om de verordening te wijzigen. De heer Hettinga gaat met dit laatste accoord en trekt zijn amendement in. De beraadslagingen worden gesloten. Artikel 20ter wordt, zooals dit bij monde van den Voorzitter door de Commissie is gewijzigd, vastgesteld. Art. IV. De Voorzitter: De heer Oosterhoff heeft een amen dement ingediend om in de laatste alinea van artikel 49 te laten vervallen de woorden „in bijzondere gevallen, te hunner beoordeeling". Mijnerzijds bestaat er geen bezwaar tegen die woorden te laten vervallen. Ik geloof toch wel, al staat dat dan niet in de verordening, dat, ais men op de 1200 perceelen eens een uitzondering krijgt, dit toch wel gerekend mag worden tot de bijzon dere gevallen. Ik heb dus geen bezwaar om die woorden te laten vervallen, ik weet niet of de andere heeren van de Commissie daartegen bezwaar hebben De overige leden der Commissie, de heeren Vromen, Hettinga en Van der Meulen, maken geen bezwaar tegen het amendement-Oosterhoff. Art. IV wordt, zooais het is gewijzigd door het dooi de Commissie overgenomen amendement-Oosterhoff, vastgesteld. Art. V wordt onveranderd vastgesteld. De geheele verordening wordt, zooals deze is gewij zigd, vastgesteld. 16. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het beroepschrift van J. Zondervan in zake 'een hem geweigerde vergunning tot verbouwing van het perceel Zaailand no. 74. Dit praeadvies luidt als volgt Bij nevensgaand, tot Uwen Raad gericht, adres komt J. Zondervan, alhier, in beroep van het besluit van ons College d.d. 9 Juli 1931 no. 2317/687, waarbij hem ver gunning is geweigerd tot het verbouwen overeenkomstig de ingediende aanvrage van het perceel Zaailand no. 74, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 1336. Ingevolge het bepaalde bij artikel 70 dei- Bouwverordening heeft de aanvrager eener geweigerde vergunning, als waarvan hier sprake is, recht van beroep op den Raad, mits het beroepschrift binnen dertig dagen nadat hem van ons besluit kennis is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 6