316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 December 1931. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van den grond van stoepen voor onder scheidene perceelen aan weerszijden van het Naauw. Dit voorstel luidt als volgt In verband met een voorgenomen verbetering van bet Naauw hebben wij met de eigenaren van de aldaar gelegen perceelen onderhandelingen doen voeren in zake overdracht aan de gemeente van hunne stoepen. Het resultaat daarvan is geweest, dat tot dusverre van vijftien eigenaren verklaringen zijn ontvangen dat zij genegen zijn de stoepen aan de gemeente in eigen dom af te staan. Bij overneming van de thans aangeboden stoepen is het mogelijk om zoo goed als de geheele Noordzijde en grootendeels ook de Zuidzijde van het Naauw te verbeteren; slechts één eigenaar aan de Noordzijde en vier eigenaren aan de Zuidzijde zijn nog niet tot over dracht genegen. Wij zijn van meening dat het gewenscht is de thans aangeboden stoepen in eigendom over te nemen, opdat te zijner tijd met de verbetering een aanvang kunne worden gemaakt. Met de door eenige eigenaren gestelde voorwaarden in zake de bestaande opstappen voor hunne perceelen kan bij de uitvoering van het werk zonder bezwaar voldoende rekening worden gehouden. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten A. in eigendom over te nemen van 1. J. G. Snijder, alhier, den grond van de stoep, behoorende bij het perceel Naauw no. 1, kadastraal bekend, gemeente Leeuwarden, Sectie A no. 1834, voor zoover gelegen in het Naauw 2. J. H. A. Berssenbrugge en cons., te Nijmegen, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 3, kadastraal bekend alsvoren. Sectie A no. 613; 3. H. van der Veen en cons., alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 5, ka dastraal bekend alsvoren. Sectie A no. 612; 4. P. F. J. Westra, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 9, kadastraal be kend alsvoren, Sectie A no. 1473; 5. de firma Simon de Wit, te Zaandam, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 11. kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 1490; 6. H. E. Heeger, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 13, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 1541 7. W. Fluitsma, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 15, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 1542; 8. mej. J. W. van der Werff en mej. E. J. C. van der Werff, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 17, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 606 9. S. Kamstra, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 19, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 605 10. C. W. Droge en F. C. E. O. Dröge, alhier, den grond van de geheele stoep, behoorende bij het perceel Naauw no. 21, kadastraal bekend alsvoren, Sectie A no. 858, zoowel in het Naauw als in de Groote Hoogstraat 11. IJ. Bokma, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 8, kadastraal be kend alsvoren, Sectie B no. 1882; 12. A. de Bruin, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 10, kadastraal bekend alsvoren. Sectie B no. 3779 13. IJ. Wigersma, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 12, kadastraal bekend alsvoren, Sectie B no. 1489; 14. B. Stoffels, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 14, kadastraal be kend alsvoren, Sectie B no. 2521 15. G. Jongstra, mej. A. Jongstra en mej. F. Jongstra, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel Naauw no. 16, kadastraal bekend alsvoren, Sectie B no. 932 zulks op de volgende voorwaarden 1. de koopprijs bedraagt 1..voor elke strook grond 2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor rekening der gemeente Leeuwarden 3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van den verkooper en wordt het door de gemeente kosteloos naar een door hem aan te wijzen plaats binnen de gemeente vervoerd 4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werkzaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der gemeente en overigens op de gebruikelijke en andere, door Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor waarden B. de onder A bedoelde strooken grond te be stemmen voor den publieken dienst. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van de woningen Noorderplantage nos. 7 en 9 van van der Linden. Dit voorstel luidt als volgt De eigenaar van de woningen Noorderplantage nos. 7 en 9, J. van der Linden, heeft deze panden aan de gemeente te koop aangeboden. Na onderhandeling omtrent de koopsom, die ons aanvankelijk te hoog voorkwam, is thans overeenstemming bereikt over aan koop tegen den prijs van 6400.in totaal, de panden geheel vrij op naam der gemeente te leveren, welke voorwaarden de meerderheid van ons College aanne melijk acht. Evenals het geval was met het perceel Noorderplantage no. 5, aangekocht ingevolge Uw be sluit van 5 Mei 1931, is het bezit van de beide eerst genoemde woningen voor de gemeente van belang te achten, omdat ook zij geheel door gemeente-eigendom zijn ingesloten en dit bezit daarenboven zijn nut kan hebben in verband met den eventueelen bouw van een Pier Pandermuseum ter plaatse, een mogelijkheid waaromtrent thans weliswaar nog niets vaststaat, maar die toch niet als buitengesloten mag worden be schouwd. De minderheid van ons College oordeelt den eigen dom van het onderhavige perceel voor de gemeente voorshands niet van zoodanig belang, dat aankoop tegen den haars inziens te hoogen koopprijs van 6400.— gewettigd is. Ons College geeft U in overweging te besluiten van J. van der Linden, alhier, aan te koopen de panden Noorderplantage nos. 7 en 9, kadastraal be kend gemeente Leeuwarden Sectie C no. 1405, te zamen groot 72 c.A., voor den prijs van 6400.— in totaal, met bepaling dat alle kosten, op den verkoop vallende, komen voor rekening van den verkooper en voorts op de bij de gemeente gebruikelijke voor waarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Peletier: Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij niet geheel vereenigen met dit praeadvies. Het komt mij voor, dat deze aankoop niet gewettigd is door de om standigheid of ik zou het willen zeggen met de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 December 1931. 317 woorden, die in het praeadvies staan op grond van een mogelijkheid, die met is buitengesloten en waarom Burgemeester en Wethouders in meerderheid er voor zijn om tot aankoop voor 6400.over te gaan. Wanneer men die beide woningen beziet, behoeft men geen deskundige te zijn om direct vast te stellen, dat een prijs van 6400.voor die woningen te hoog is. En waar uit niets blijkt en er naar mijn meening niets voor spreekt, dat het aankoopen van deze huizen nood zakelijk is te achten, zal ik mijn stem niet aan dezen aankoop kunnen geven. Zooals ik zooeven al zei, het is zoo n vage uitdrukking, als in het praeadvies wordt gezegdop grond dat niet als buitengesloten moet worden beschouwd de mogelijkheid, dat de gemeente daar een Pier Pandermuseum zal zetten. Het komt mij vöor, dat de omstandigheden niet zoo zijn, dat wij vooruit kunnen loopen op een mogelijkheid in de verre toekomst. Wij kunnen dat moeilijk doen en daarom moet ik mij verzetten tegen dit voorstel. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter, ik zou in denzelfden geest willen gezegd hebben, wat door den heer Peletier is aangevoerd. Ik heb ook die wo ningen bezocht en ik heb mij de vraag gesteld of alleen de hier aangegeven reden, de eventueele bouw van een Pier Pandermuseum, den koop van deze huizen nood zakelijk maakt. Als ik in oogenschouw neem de som van 6400. die daarvoor moet worden betaald en ik zet daar de huur van 10.— tegenover, dan geloof ik, dat dit wel zoowat tegen elkaar over staat en dat deze aan koop niet direct verlies zou opleveren, maar een parti culier zou er niet aan denken om die panden voor die som te koopen. En indien daar gebouwd zal moeten worden, zullen die panden worden afgebroken en dan zal er zeker een belangrijk verlies worden geleden, omdat er bij afbraak misschien maar een 500.of 600.voor zal worden gemaakt. Een andere vraag is deze meent het college, dat in de toekomst daar iets kan worden geplaatst, dat ook weer winsten kan afwerpen, zoodat men daardoor de koopsom weer terug krijgt? Die vraag zou ik graag be antwoord hebben, maar zooals ik het zie, heb ik ook bezwaar om mijn stem hieraan te geven. De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, in tegenstelling met de beide andere heeren, ben ik van meening, dat het gemeentebelang meebrengt om deze woningen aan te koopen. Ik wil even herinneren aan den aankoop van een woning eenigen tijd geleden, toen voor hetzelfde heuveltje een bouwaanvraag hier is ge weest van iemand, die daar een woning had gekocht en die deze daar wenschte te verbouwen. Wij herin neren ons de discussie over die kwestie, waarbij toen naar voren kwam het belang, dat de gemeente had bij dit heuveltje en dat ook uit schoonheidsoverwegingen de voorgenomen bouw daar niet zou passen. De Raad heeft toen besloten dat pand aan te koopen. Nu is de toestand zoo, dat aanstonds deze twee wo ningen daar publiek zullen worden verkocht en het ge volg zal vrij zeker zijn, althans het is niet onmogelijk, dat de eventueele koopers die woningen daar willen verbouwen. Ik vrees nu dat dan de Raad voor dezelfde overwegingen zal staan als den vorigen keer, toen hij meende, dat het van belang was die woning daar zelf in handen te houden. Ik wil niet ontkennen, dat de prijs eenigszins stijf is, maar waar het voor de gemeente van belang is, om dat deel van de stad voor bouwen te bewaren, ben ik van meening, dat deze woningen wel aangekocht moeten worden en daarom zal ik gaarne mijn stem geven aan dit voorstel. De Voorzitter: Namens de minderheid van Burge meester en Wethouders, die ook in den Raadsbrief is genoemd, wil ik verklaren, dat ook die minderheid meent deze bestaat uit twee personen, de Raad zal straks wel merken wie de andere is dat deze prijs te hoog is. Wij willen niet zeggen dat het bezit van deze j woningen voor de gemeente zoodanig zou zijn, dat het niets waard zou zijn, want de panden liggen geheel in j gemeente-eigendom. Wij meenen echter dat de ge- vraagde som die pas is verkregen na zeer lange onderhandeling, omdat die eerst nog veel en veel hoo- ger was te hoog is. Nu zegt de heer Molenaar de gemeente heeft daar ook een ander perceel aangekocht. Dat is waar, maar dat is volgens de minderheid van Burgemeester en J Wethouders niet te vergelijken met deze perceelen. Zooals de toestand daar nu is, is hij aesthetisch af, het is daar een zeer aardig en mooi punt en nu zou juist j dat aesthetisch geheel, dat een aardige plek is in de I gemeente, bedorven worden, doordat men van de eene j helft van die aardige witte huisjes een modern huis i wilde maken. Dat argument gold bij den vorigen aan- koop, maar ik zou zeggen al zou men dat hier doen, dan was daar aesthetisch niets tegen. Daarbij komt nog, dat deze koop niets anders betreft dan den grond, die besloten ligt tusschen de 4 muren van het huis, want de tuin en de regenbak, die er bij zijn, liggen op gemeentegrond en dat wordt ook door den verkooper erkend. Wij koopen dus voor 6400.— slechts 72 M2. grond en meer niets, enkel den grond, waar het huis op staat. Nu is het de groote vraag of die huizen 10.huur zullen blijven doen, als die tuin en regenbak er niet bij verkocht kunnen worden. Ik weet wel, dat wij die huur ook nog wel zouden kunnen maken, omdat wij de volle vrijheid hebben om dien grond er bij te geven, maar hoe zal het komen, als wordt gepubliceerd, dat niets anders wordt verkocht dan wat door de muren wordt omsloten? Want de regenbak en de tuin en zelfs het pad hoort aan de gemeentedie verkoopt men dus niet mee, maar alleen het kadastrale perceel, groot 72 c.A. De minderheid van Burgemeester en Wethouders meent dus eigenlijk, dat het huis te duur is; niet dat zij het niet wil hebben, maar op het oogenblik moet het te duur worden betaald. Nu wordt er gezegd, dat het misschien mogelijk is, dat daar t. z. t. een Pier Pandermuseum moet worden gesticht. Ja, dat zegt de minderheid van Burgemeester en Wethouders ook, dat dit wel mogelijk is, maar dat kunnen wij dan wel zien. Verscheidene van U hebben die zaak niet meegemaakt, maar de meening is ook wel geuit, dat het Pier Pandermuseum niet daar moest komen te staan, maar op den hoek van de Boterhoek, bij den ingang van het plantsoen. Bovendien, wat weten wij nog van het Pier Pandermuseum afhet moet ge bouwd worden van een kapitaal, dat thans nog bij iemand in vruchtgebruik is en dat pas aan de gemeente komt, als de vruchtgebruikster overlijdt. Wat weten wij daarvan af; het is ook best mogelijk, dat dit kapitaal dan ondanks of tegen den wil van de vruchtgebruikster tot een derde is verminderd. De minderheid van Burgemeester en Wethouders staat dus op dit standpuint: wij willen deze huizen wél hebben, maar niet tegen dezen prijs. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik wil graag namens de meerderheid van het college deze zaak verdedigen. Ten slotte is het zoo, wij hebben hier te doen met een eigendom, dat ligt op een der mooiste en een der meest belangrijke punten van de stad. Wij hebben hier niet veel meer over van de oude wallen en singels en voor wat wij daarvan nog hebben is het dunkt mij zaak, om er voor te waken, dat het niet wordt ontsierd en be dorven. En in elk geval dienen wij, als de gelegenheid er is, er voor te waken, dat het zooveel mogelijk onge schonden blijft. De zaak is deze, dat dit pand ons werd aangeboden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 2