322 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 December 1931. ik dat in verband met de laatste woorden van mevrouw Buisman en naar aanleiding van wat de heer Van Kollem heeft gezegd. Ik wil hier niet gezien worden als belanghebbende, want dan zou ik liever het woord niet voeren. Daarom had ik mij dan ook aanvankelijk voor gesteld om hierover niet te spreken, maar men betitelt mij hier hoewel men mij niet bij name noemt toch als iemand, die in de zaak zit, als iemand, die toch eigenlijk deze zaak wel kan beoordeelen en men is ver langend te hooren, wat ik daarover te zeggen zal hebben. Ik kan daarover wel heel kort zijn. Het gaat naar mijn meening om de eerlijkheid in den handel te bevor deren. Daarom is het te doen. Burgemeester en Wet houders ontkennen dat, maar de zaak, waar het op dit oogenblik om gaat, is zoo, dat er Deensch vleesch in Leeuwarden wordt ingevoerd, maar dat hier geen Deensch vleesch wordt verkocht. Dat is toch niet een goede toestand. De inkoopsprijs van het Deensche vleesch is lager dan die van het Hollandsche en het wordt onder Hollandsche vlag verkocht. Dat is oneer lijk en dat bedoelt het adres te bestrijden. Eene verordening, als gevraagd, zal tot gevolg heb ben, dat er straks slagers zullen zijn, die Deensch vleesch verkoopen en dat dit vleesch dan voor een lageren prijs dan op het oogenblik zal worden verkocht. Want de prijs van dit vleesch is lager en op het oogen blik wordt het tegen den prijs van Hollandsch vleesch, dus voor een hoogeren prijs, verkocht. Het gevolg zal dus zijn, dat de vleeschprijzen voor de kleinere men- schen verlaagd zullen worden. Zoo wil ik het alleen zien. In de toelichting op het praeadvies haalt men er dingen bij aan. die hier niets mee te maken hebben; er wordt niet gesproken over volksgezondheid en ook niet over kwaliteiten, hoewel ik wel op het standpunt sta, dat vleesch, dat dagen lang onderweg is geweest, in sommige tijden van het jaar niet in die conditie kan verkeeren als versch vleesch. De heer Van Kollem zegt dat de controle veel moei lijkheid zal opleveren, maar het is toch bekend, dat er in Leeuwarden controle is. Als dat moeilijkheden op levert, dan levert alle invoer moeilijkheden op. Het zal toch allen Raadsleden bekend zijn, dat hier evenveel inlandsch vleesch wordt aangevoerd als dat er in Leeuwarden wordt geslacht en dat moet toch ook ge keurd worden. Nu kan men wel zeggen dat men de stempels er kan afhalen, maar ik geloof dat er geen wetten worden gemaakt of zij kunnen worden overtre den. Het lijkt mij echter heel gemakkelijk om dit te con troleeren, omdat het Deensche vleesch in het abattoir wordt opgeslagen, als het wordt aangevoerd en het vandaar naar de slagerijen wordt gebracht. Men weet dus waar het terecht komt en men kan er dus toezicht op houden. Daarom gaat het, dat is alles. Het is mij uitsluitend te doen om het vleesch te verkoopen voor wat het is en dan krijgt men het tegen den laagsten prijs. Dat is de zaak; als men het vleesch op een eerlijke manier gaat verkoopen, krijgen wij een zuiveren toestand en ik meen dat het adressanten daarom in hoofdzaak is te doen. Hoewel ik zelf ook van meening ben, dat er wel slagers zijn, die dit niet toejuichen. Het gaat er dus om, een eerlijke zaak te bevorderen en dan zou ik het standpunt van Burgemeester en Wethouders niet willen volgen, maar zou ik graag zien, dat wordt bevorderd, dat de gevraagde maatregelen worden getroffen. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou even een korte opmerking willen maken. Ik wilde een conclusie trekken uit wat ik hier hoor. Dat zal misschien niet de bedoeling van de heeren zijn maar de conclusie, die ik uit de discussies trek is, dat dit een pleidooi is voor een gemeentelijke slagerswinkel, al was het alleen maar uit een oogpunt van controle. Dan meen ik toch dat die conclusie niet zoo gek is. Het vleesch wordt aan het abattoir gekeurd, dus men weet wat het is en dan zou men kunnen zeggen: dat is de inkoopsprijs en dat is de verkoopsprijs. Want als wij daarbij aan de slagers zijn overgeleverd, dan zijn wij wel bij een niet nader te noemen persoonlijkheid te biecht. Ik zou wel eens van de heeren willen hooren om die conclusie te bestrijden. Als er al een bordje aan een winkel zit dat er Deensch vleesch wordt verkocht, wat heb je er dan nog Dan kan men mij even goed nog Hollandsch vleesch in de handen duwen in plaats van Deensch en omgekeerd, want ik heb er geen verstand van en die zijn er wel meer. Ik heb niet het minste bezwaar tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Als men den vleesch- verkoop wil bevorderen en de boeren wil steunen enz., dan moet men andere maatregelen nemen dan wat in het adres staat. De heer HettingaMijnheer de Voorzitter. Ik zou ook wel een kort woord willen zeggen. Het wil mij ook voorkomen, dat de redactie omtrent het ,,in het alge meen belang regelend optreden" niet gelukkig is geko zen. Als men de discussies hoort, gevoelt men dat het praeadvies van Burgemeester en Wethouders heelemaal tegen den stroom ingaat van wat hier verzocht wordt door de slagers en gesteund door de Kamer van Koop handel en de Friesche Maatschappij van Landbouw. Men kan toch ook zeggen het is een algemeen belang dat de vleeschprijzen zoo gedaald zijn; de veefokkerij komt daarmede in 't gedrang, want het Deensche vleesch is zeer laag in prijs, maar dan is het toch ook in het belang van de consumenten, dat iedere slager er j kennis van geeft als hij Deensch vleesch verkoopt en dat publiceert. Waar zoowel de slagers als de burgers I van de stad Leeuwarden dat verzoeken, kan de vraag bevordering der veefokkerij, welke ik ook direct er niet van zie, in het midden gelaten, maar het gaat tegen den stroom in, als Burgemeester en Wethouders daaraan niet voldoen. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Als men den heer Weima hoort spreken over deze zaak, dan komt men tot de conclusie, dat deze kwestie toch niet zoo i heel veel om de hakken heeft en dat de heer Weima j absoluut niet spreekt zooals het adres van de Kamer van Koophandel, dat zeer zeker protectionnistisch is De heer Stobbe: Dat zegt U De heer Muller: Dat zal ieder beamen, die het adres gelezen heeft. Wat de heer Weima heeft gezegd is al leen dit: het gaat hier om de eerlijkheid in den handel. Nu zou ik dit kunnen zeggen: dat kunnen m. i. de bona fide slagers zelf wel bevorderen, door een bordje aan den winkel te plaatsenhier wordt geen Deensch vleesch verkocht. Dan blijven vanzelf de anderen over waar wel Deensch vleesch wordt verkocht De heer Hettinga: Dat is negatief. De heer Muller: De heer Hettinga zegt: dat is nega tief, maar dit adres van de Slagersvereeniging wil de eerlijkheid in den handel bevorderen en als men die bevorderen wil, laten dan de heer Weima en zijn kor nuiten een bordje voor het raam hangen met: hier wordt geen Deensch vleesch verkocht. Als dat geschiedt, kan men verwachten, dat het publiek dan ook weet waar dan wel Deensch vleesch wordt verkocht. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik geloof dat na het geweldig goed gevonden argument van den heer Muller er weinig reden meer is om de discussie over dit onderwerp nog voort te zetten. Als het uit sluitend gaat om de eerlijkheid in den handel en het er Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 December 1931. 323 niet om gaat om langs een achterdeurtje per se een stempel van minderwaardigheid te drukken op het ar tikel Deensch vleesch, waardoor men de consumenten, door die stigmatiseerderij, als het ware oproept en zegt: koopt dat niet, want dat heeft een stempel, als het dus alleen gaat om de eerlijkheid in den handel, dan is het middel, dat wij zooeven hebben gehoord, absoluut af doende en dan heeft men de gemeente niet noodig. Als de bedoeling is bestrijding van oneerlijke concurrentie, dan is het verder een andere vraag of het wel op den weg van de gemeentelijke overheid ligt om daarin te voorzien. Wij hebben hier in Nederland toch een Bur gerlijk Wetboek, waarin daartegen maatregelen zijn genomen, wij hebben ook de Warenwet, waarin maat regelen zijn getroffen om den consument te beschermen tegen het verkoopen van ondeugdelijke artikelen. Alle deze zaken liggen op den weg van den Rijks- wetgever en m. i. is het volkomen onjuist geweest van de Slagersvereeniging om hier de gemeentelijke over heid te willen doen ingrijpen. Hoezeer ik betreur, dat het in dezen tijd de Nederlandsche handel, industrie en nijverheid buitengewoon slecht gaat en hoezeer ik be grijp dat daaruit dergelijke dingen voortkomen een kat doet in de benauwdheid rare sprongen toch is het onjuist, dat men zich hier heeft gewend tot de ge meentelijke overheid. En als andere gemeenten zich al op dien m. i. verkeerden weg begeven, dan betreur ik dat, maar dan wensch ik toch niet dat Leeuwarden dat voorbeeld volgt. Men moet op dit gebied ook voorzichtig zijn; het is hier de vraag niet, of op dit gebied de toestand zoo danig is, dat hij geen verbetering behoeft, maar het is hier de vraag, of door een verscherpt toezicht alleen in Leeuwarden men in werkelijkheid in principe niet de zelfde fout maakt, die men wenschte te bestrijden en dat keur ik óók niet goed. Daarom wensch ik dan ook een volkomen afzijdigheid van de gemeentelijke over heid op dit gebied, omdat het nemen van dergelijke maatregelen niet voor deze overheid bestemd is. De heer Oosterhoff, die ook het woord had gevraagd, ziet thans van het woord af. De Voorzitter: Ik wil thans namens Burgemeester en Wethouders enkele sprekers beantwoorden. Er is hier een adres ingekomen van de Slagersvereeniging, waar bij een uittreksel uit de notulen van een vergadering wordt toegezonden en waarin als eenig argument voor komt, dat de eerlijkheid in den handel in het gedrang raakt, m. a. w. met die eerlijkheid in den handel trach ten de slagers den Nederlandschen vleeschhandel uit het gedrang te helpen. Daarnaast zijn ingekomen een brief van de Friesche Maatschappij van Landbouw en een van de Kamer van Koophandel. Als ik nu die drie ingekomen stukken eens nader beschouw, dan zie ik, dat alleen de Slagersver eeniging spreekt over de eerlijkheid in den handel. De heer Terpstra heeft daar ook over gesproken, hij noemde het een reëele handel. Ik kan echter niet inzien, dat, wat er door de slagers is gedaan, te maken heeft met een reëele of irreëele of oneerlijke handel. De sla gers koopen hun vleesch en verkoopen het en laten wij nu maar aannemen, dat zij niet een te groote winst nemen. Nu zegt men cle slagers verkoopen het Deen sche vleesch als Nederlandsch vleesch. Neen, maar ze verkoopen het voor Nederlandsche prijzen, die toch, in verband met den inkoopsprijs, wel wat lager konden om een behoorlijke winst op te leveren. Nu zegt de heer Weima het request van de Slagersvereeniging is zeer weinig gemotiveerd of eigenlijk heelemaal niet, maar de heer Weima heeft er een verklaring bij gegeven die slagers koopen het Deensche vleesch zooveel goed- kooper in en het wordt te duur verkocht tegen laten we het nu maar zoo noemen Nederlandsche prijzen en daarom zouden wij graag hebben, dat aan de win kels, waar Deensch vleesch wordt verkocht, een bordje moet zijn dat er Deensch vleesch wordt verkocht. Nu wil ik er de Vergadering op attent maken, dat dezelfde winkels ook Nederlandsch vleesch verkoopen en ik wil er ook op attent maken dat, als men b.v. een rollade thuis krijgt, niemand daaraan kan zien en zelfs ook de slagers niet en ook de heer Weima niet of dit Nederlandsch vleesch of Deensch vleesch is. Alleen de haalklanten zullen dan kunnen zien, wanneer dat bordje aan den winkel zit want ik geloof niet dat het in het boekje van de klanten behoeft te staan dat er ook Deensch vleesch in den winkel wordt ver kocht alleen de haalklanten zullen dan kunnen zien wat zij krijgen, als zij op het stempelmerk van het groote stuk letten, waar het afgesneden wordt. Als nu een klant zegt dat hij Nederlandsch vleesch wil hebben; als dat door hem uitdrukkelijk wordt gevraagd, dan geloof ik niet, dat zoo n slager hem Deensch vleesch in de handen zal duwen, maar als iemand hem vraagt om twee pond vleesch en er verder niets bij zegt, is de slager vrij om hem Nederlandsch vleesch te geven of Deensch vleesch. Maar wat doet dat bordje daar dan? Toch absoluut niets? Of wil de heer Weima ik wil daar nog wel iets over zeggen of de Slagersvereeniging met dit systeem bereiken, dat men een afgescheiden verkoop krijgt, zoodat men in de eene winkel alleen Neder landsch vleesch en in de andere alleen Deensch vleesch zal verkoopen? Ik begrijp de argumenten van den heer Weima niet, want deze gaan absoluut in tegen die van den heer Terpstra en die in de andere adressen. Ik zou zeggen, berg dan de winkels met Nederlandsch vleesch maar op, want ik wil wel zeggen, dat het Deensch vleesch in doorsnee van minstens even goede kwaliteit is als het Nederlandsche vleesch, ja, dat dit laatste in doorsnee misschien wel minder is dan het andere. Als men dan dat Deensche vleesch van uitstekende kwa liteit kan verkoopen voor een lageren prijs dan het Nederlandsche vleesch, dan zou het publiek wel dwaas zijn, als het niet nog meer naar de winkels met Deensch vleesch zou gaan. En wat is dan het gevolg Dat de Friesche Maatschappij van Landbouw nog meer op de koffie komt. De heer Weima gaat dus absoluut in tegen de argumenten van de Friesche Maatschappij van Landbouw en van de Kamer van Koophandel en van den heer Terpstra, want het gevolg zal zijn, als men op het beginsel van den heer Weima doorgaat, dat men het Deensche vleesch, als evenwaardig product aan het Nederlandsche, maar goedkooper, dan meer zal ver koopen. Onwillekeurig komt hierbij ook de gedachte naar vorenwaarom alleen een dergelijke maatregel ge vraagd voor vleesch? De heer Van Kollem heeft appels en druiven genoemd, maar er zijn zooveel artikelen te noemen die van buitenlandsche herkomst zijn. Waarom niet voor boter ook Deensche boter waarom niet voor manufacturen, bouwmaterialen, chocolade, steen kolen, lucifers, al mag ik deze laatste eigenlijk niet noemen, omdat het daarbij op de doos nog is te zien dat zij van Zweedsche herkomst zijn of uit een ander land zijn geïmporteerd. Aan de boter is het echter aan de kleur niet te zien, of het Deensche of Nederlandsche boter is. Men krijgt hier toch ook Siberische boter en Deensche botermoet dan ook op alle winkels een bordje staan met „Siberische boter", „Deensche boter" en „Australische boter" Dat helpt toch niets. Wat wil de heer Weima bereiken met den maatregel, waarvan hij hier een uitleg geeft, wat is de bedoeling van de Slagersvereeniging? Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik de algemeene bedoeling van dit adres nog al naïef vind en ik vind het ook naïef, dat de heer Weima dat op het oogenblik in dien geest verdedigt. Ik heb al eerder gezegd, de heer Terpstra, de Kamer van Koop handel en de Friesche Maatschappij van Landbouw willen vooruit halen den verkoop van het Nederland-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 5