Vergadering van Dinsdag 6 September 1932.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 September 1932. 281
Tegenwoordig 28 leden, te weten: de heeren Dijk
stra, De Vries, Stobbe, Turksma, Ritmeester, M. Mo
lenaar, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren
Botke, Hooiring, Koopal, Terpstra, Wiersma, Hofstra,
De Boer, Van Kollem, Hoogland, Westra, Muller,
Balk, Buiel, Van der Schoot, Feitsma, Vromen, Ooster-
hoffWeima, B. Molenaar, Van der Meulen en Het-
tinga.
Afwezig, met kennisgeving, mevrouw Van Dijk—
Smit.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. M. van Beyma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1. Mededeelingen en rapporten.
2. Verdeeling van den Raad in sectiën.
3. Benoeming van vier leden der commissie voor de
Openbare Werken.
4. Alsvoren van vier leden der commissie voor de
Gemeentereiniging.
5. Alsvoren van vier leden der commissie voor de
Gemeentelijke Lichtfabrieken.
6. Alsvoren van vier leden der financiëele com
missie.
7. Alsvoren van vier leden der commissie voor het
ontwerpen van strafverordeningen.
8. Alsvoren van vier leden der commissie voor de
gemeentelijke bewaarscholen.
9. Alsvoren van drie leden der commissie voor het
onderzoek der gemeenterekening, dienst 1931.
10. Alsvoren van drie Raadsleden tot leden der
commissie, bedoeld bij artikel 6, 2e lid, der verordening,
regelende het Georganiseerd Overleg.
11. Alsvoren van een tijdelijk conrector en van een
tijdelijk leeraar in de kosmographie aan het Gymna
sium.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Pinkstraat
aan H. de Boer.
13. Alsvoren tot afstand in erfpacht van bouw
terrein aan de Spechtstraathoek Valkstraat aan mej.
M. Petraeus.
14. Alsvoren tot verhuring van strookjes grond aan
de Potmarge aan B. Kooi e. a.
15. Alsvoren tot het verstrekken van gelden, resp.
het weigeren van medewerking aan het Bestuur der
Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs voor het
aanschaffen van leermiddelen voor zijne school in de
Fonteinstraat.
16. Alsvoren tot vaststelling van een verordening,
houdende voorwaarden waarop leerlingen uit andere
gemeenten kunnen worden toegelaten tot de afd. B der
School voor Middelbaar Onderwijs voor Meisjes alhier.
(Bijlage no. 16).
17. Alsvoren tot vaststelling van verordeningen in
zake de verdeeling van de kieskringen der gemeente
in stemdistricten en de aanwijzing van stemlokalen.
(Bijlagen nos. 10 en 17).
1. Wordt medegedeeld
a. dankbetuiging van Hare Majesteit de Koningin
voor de mede namens den Gemeenteraad en de burgerij
aangeboden gelukwenschen ter gelegenheid van Haar
verjaardag:
b. dat bij Koninklijk besluit van 12 Augustus 1932
tot 1 September 1934 is goedgekeurd het Raadsbesluit
d.d. 5 Juli 1932 tot vaststelling van eene verordening
tot het heffen van schoolgeld voor het openbaar
vervolgonderwijs:
c. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd
de Raadsbesluiten
d.d. 12 April 1.1. tot aankoop van grond ten behoeve
van de doortrekking van de Westerparkstraat en
wijziging van rooilijnen in die omgeving;
d.d. 26 Juli 1.1. tot wijziging van de instructies voor
de hulpkeurmeesters van vee en vleesch en voor den
keuringsveearts, en tot wijziging van de Vee- en
Vleeschverordening:
d.d. 16 Augustus 1.1. tot afstand in erfpacht van ter
reinen aan de van Leeuwenhoekstraat en de Chopin-
straat, en tot aankoop van een vijftal perceelen in de
Weerklank.
De mededeelingen sub a—c worden voor kennis
geving aangenomen.
d. schrijven van Burgemeester en Wethouders naar
aanleiding van hunne toezegging in de Raadsvergade
ring van 14 Juni 1.1. tot het instellen van een onderzoek
betreffende verlaging der keurloonen in het Openbaar
Slachthuis der voor plaatselijk gebruik te slachten
dieren en i. z. de vervanging van in twee tarieven
vervatte slachtrechten door een enkel tarief.
Bij het schrijven van Burgemeester en Wethouders
zijn overgelegd de van den Directeur van het Slacht
huis ingewonnen berichten.
Burgemeester en Wethouders, zich vereenigend met
het gevoelen van den Directeur, vinden geen vrijheid
den Raad een nadere wijziging van de betrekkelijke
verordening, gepaard gaande met een verlaging der
keurloonen, voor te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb met
groote belangstelling het rapport van den Directeur
van het abattoir gelezen en daarbij zijn mij enkele
dingen opgevallen, waarvan het misschien nuttig kan
zijn dat ze hier even worden opgemerkt. De Directeur
wijst er zeer terecht op dat de keuring van vleesch
een gedwongen karakter draagt. Dat is inderdaad
volkomen juist. Maar hij knoopt daaraan vast de
vraag, of in dezen de handelingen, die door de ge
meente moeten worden verricht, eigenlijk niet zoozeer
een algemeen belang zijn waarvan ook het algemeen
belang de kosten moet dragen dan wel een speciaal
belang van de slagers of, zooals de Directeur het uit
drukt, van de vleeschconsumenten. Nu is dat laatste
wel volkomen juist; als de Directeur echter meent op
grond daarvan een vergelijking te mogen maken met
de keuring van andere waren, dan meen ik dat dit
niet opgaat en dan meen ik toch dat de conclusie,
welke hij maakt, niet geheel juist is. Ook de keuring
van andere waren bedoelt een beveiliging door de
Overheid van de consumenten van die waren en zoo
is het met de vleeschkeuring eveneens; daardoor wordt
gezorgd dat het niet mogelijk is ondeugdelijk vleesch
te gebruiken, evenals door de uitvoering van de Waren
wet wordt gezorgd dat het niet mogelijk is ondeug
delijke waren, die schadelijk voor de gezondheid
kunnen zijn, te gebruiken. In dat opzicht zou dus
volkomen rechtvaardig het standpunt kunnen worden
ingenomen, dat de keuring van vleesch evenzeer moet
worden betaald door de gemeenschap als de keuring
van waren. Echter is er nog een opmerking, die de
Directeur daaraan toevoegt en die maakt de zaak wel
iets anders, omdat bij de keuring van waren wordt
volstaan met het doen van steekproeven, terwijl voor
de keuring van vleesch regelmatig een preventieve
keuring van alle vleesch noodig is.
Nu is er m. i. bij de gestie van de gemeente bij deze
zaak één fout gemaakt, die niet door den Directeur
naar voren is gebracht en waarvan ik het wel nuttig
acht die hier naar voren te brengen. Als ik naga dat
in de 6 jaren, die achter ons liggen, van 1926 tot en
met 1931, uit de slachtrechten en keurloonen 85.000.—