348 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1932.
e. voor de school Fonteinstraat 16 (1. o.) op 381 X
1.94 739.14;
f. voor de school Willem Sprengerstraat 77 (1. o.)
op 104 X 1.94 201.76;
IV. aan het bestuur der Vereeniging tot stichting
en instandhouding van een of meer kweekscholen ter
opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan
Christelijke scholen, alhier
a. voor de school Margaretha de Heerstraat 2
(1. o.) op 457 X 1.94 886.58;
b. voor de school Margaretha de Heerstraat 2
(u. 1. o.) op 1144 X 2.10 2402.40;
V. aan het bestuur der Nederlandsch Hervormde
Schoolvereeniging, alhier, voor de school Druifstreek
72 (1. o.) op 457 X 1.94 886.58;
VI. aan het bestuur der Leeuwarder Schoolveree
niging, alhier
a. voor de school Raadhuisplein 25 (1. o.) op 457
X 1.94 886.58;
b. voor de school St. Anthonystraat 4 (1. o.) op
416 X 1.94 807.04.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van de bijdrage in de kosten van het bijzon
der vervolgonderwijs over het jaar 1929 aan het Bestuur
der Roomsch-Katholieke Schoolvereeniginghet Bestuur
der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs en aan
het Bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge artikel 102, le lid, der Lager Onderwijswet
1920 kent iedere gemeente, waar openbaar vervolg
onderwijs wordt gegeven, aan de in art. 97 dier wet
bedoelde besturen der bijzondere scholen, alsmede aan
de besturen van andere rechtspersoonlijkheid bezittende
instellingen en vereenigingen, die vervolgonderwijs
doen geven, een bijdrage toe in de kosten van dat
onderwijs. In 1929 is hier openbaar vervolgonderwijs
gegeven, zoodat deze gemeente aan de besturen, die
zulks verzoeken, een bijdrage ex art. 102 der Lager
Onderwijswet moet verleenen.
Verzoeken om toekenning dezer bijdragen zijn inge
komen van
a. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver
eeniging, alhier, voor den vervolgcursus, gegeven in de
school Tweebaksmarkt 44, voor 383/7 leerlingen;
b. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs, alhier, voor den vervolgcursus, gege
ven in de school Margaretha de Heerstraat 1, voor
36]/2 leerlingen;
c. het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis,
alhier, voor den vervolgcursus, gegeven in de school
Jacobijner Kerkhof 1, voor 12 leerlingen.
Ingevolge artikel 102, le lid, van genoemde wet
maken de bovenbedoelde besturen aanspraak op de
bijdrage voor vervolgonderwijs, indien dat onderwijs
voldoet aan de eischen, gesteld in het tweede, het derde
en het vijfde lid van artikel 21 dier wet. Zooals U uit
de hierbij overgelegde leerplans en lesroosters zal blij
ken, is aan deze voorwaarden door den cursus voor
vervolgonderwijs, uitgaande van de Roomsch-Katho
lieke Schoolvereeniging en door den cursus voor ver
volgonderwijs. uitgaande van het bestuur van het
Nieuwe Stads Weeshuis, voldaan, zoodat aan deze
besturen een bijdrage kan worden toegekend.
Bij de toekenning van de bijdrage ex art. 102, le lid.
der Lager Onderwijswet aan het bestuur der Vereeni
ging voor Christelijk Schoolonderwijs moet evenwel
van den gewonen regel worden afgeweken. Bovenbe
doeld bestuur heeft in September 1929 een cursus voor
vervolgonderwijs opgericht, welke cursus voldeed aan
de eischen. gesteld in artikel 21, 3e en 5e lid, der Lager
Onderwijswet. De cursus voor vervolgonderwijs be
stond echter in het voorjaar nog niet, zoodat in 1929
door bovengenoemd bestuur slechts gedurende 3j/2
maand of 126 uren vervolgonderwijs werd gegeven en
dus niet is voldaan aan het bepaalde in art. 21, lid 2,
der Lager Onderwijswet. Ten einde evenwel het be
stuur van de Vereeniging voor Christelijk Schoolonder
wijs toch voor de bovenbedoelde bijdrage in aanmer
king te doen komen, stellen wij U voor dit vervolg
onderwijs, gegeven in 1929, aan te merken als de helft
van een cursus, in welk geval ook met de helft van het
minimum aantal lesuren of 75 lesuren kan worden vol
staan en dus de bijdrage tot op de helft kan worden
toegekend.
De uitgaven voor het openbaar vervolgonderwijs
bedroegen over 1929 3453.98.
Het aantal leerlingen van het openbaar vervolgon
derwijs bedroeg in 1929 op
1 Jan. 1 Febr. 1 Maart 1 Oct. 1 Nov. 1 Dec
81 81 81 55 53
gemiddeld dus 403 6 671/6.
Het gemiddelde kostenbedrag per leerling van het
openbaar vervolgonderwijs over 1929 bedroeg dus
3453.98 671/6 51.42, welk bedrag ingevolge
artikel 102, tweede lid, der wet. ook per leerling van
het bijzonder vervolgonderwijs moet worden uitge
keerd.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in over
weging te besluiten
als bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolg
onderwijs ingevolge artikel 102 der Lager Onderwijs
wet 1920, over het jaar 1929 toe te kennen
a. aan het bestuur der Roomsch-Katholieke School
vereeniging, alhier, een bedrag van 383/7 X 51.42
1976.—;
b. aan het bestuur der Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs, alhier, een bedrag van 36JX X f 51.42
2 938.42;
c. aan het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis,
alhier, een bedrag van 12 X 51.42 617.04.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het aangaan van een gemeenschappelijke regeling met
de gemeente Het Bildt omtrent de toelating van leer
lingen uit die gemeente op de openbare school voor
buitengewoon lager onderwijs, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
De gemeente Het Bildt wenscht met onze gemeente
een gemeenschappelijke regeling aan te gaan tot toe
lating van leerlingen uit die gemeente op de school voor
buitengewoon lager onderwijs alhier.
Vermits er naar onze meening tegen het aangaan van
een zoodanige regeling geen bezwaar bestaat, geven wij
U in overweging met de gemeente Het Bildt op de
voorwaarden, neergelegd in de verordening van 27 No
vember 1923 (gemeenteblad no. 27), eene gemeen
schappelijke regeling aan te gaan omtrent de toelating
van leerlingen uit die gemeente op de openbare school
voor buitengewoon lager onderwijs in deze gemeente
en te bepalen dat die regeling wordt geacht in werking
te zijn getreden op 1 September 1932.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wet
houders sub 9—15.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de instructie voor den gemeente-ontvanger
(bijlage no. 19).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Ik
zou slechts een enkele vraag willen stellen. Is het Bur
gemeester en Wethouders ook bekend, wanneer het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1932. 349
publiek het meest gebruik maakt van het kantoor van
den ontvanger, om daar zijn betalingen te doen, n.l. in
de middag- of in de morgenuren
De heer Ritmeester (wethouder): Het zal wel in alle
bei zijn. Ik heb hier een opgaaf, die op het oogenblik
geen maatstaf meer kan zijn, maar waaruit blijkt, dat
er tot dusver op dit kantoor 21000 aanslagen per jaar
moesten worden betaald. En laat ik nu eens heel
coulant zijn en. om tot het aantal betalingen te komen,
dat cijfer met 4 vermenigvuldigen, dan is dat dus
80000 per jaar. Als men nu vraagt of die betalingen des
morgens of des middags werden gedaan, dan durf ik
met een gerust hart zeggen gedurende beide deelen
van den dag; dat staat als een paal boven water, want
dat kan niet anders.
Nu zegt de ontvanger dat wij er op het oogenblik
Izeer goed toe kunnen overgaan om practisch gesproken
het kantoor des middags te sluiten. Het aantal aansla
gen is verminderd tot 5440 en het personeel is ook ver
minderd; van de 5 man die daar indertijd waren zijn
er nu nog maar twee meer over. Het spreekt echter
jvanzelf. er moet ook tijd zijn om de noodige stukken in
kantoortijd bij te werken. Het is logisch dat men dit
zooveel mogelijk des middags doet, na afloop van den
tijd dat het kantoor geopend is. Daarom zeggen Bur
gemeester en Wethouders, laat men nu zooveel moge
lijk des middags het kantoor sluiten. Den Woensdag-
middag wordt het kantoor nog opengelaten voor de
menschen, die speciaal hun betalingen op middag
moeten of willen doen en ook voor het onderwijzend
ipersoneel om salaris te ontvangen. Ik geloof dat wij het
voorloopig met deze regeling wel kunnen probeeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
17. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van mevrouw D. Rienks—-Wallinga om vrij
stelling van betaling voor het gebruik van lokalen in
gemeentescholen voor het geven van onderwijs in het
Friesch.
Dit praeadvies luidt als volgt
In Uwe vergadering van 18 October j.l. werd om
praeadvies in onze handen gesteld een adres van mevr.
D. Rienks—Wallinga, houdende verzoek om vrijstelling
van de betaling der vergoeding voor het gebruik van
gemeentelijke schoollokalen, waarin zij aan school
kinderen lessen in het Friesch wenscht te geven.
De beslissing omtrent dit verzoek wordt beheerscht
door artikel 2 der verordening tot het heffen eener
I vergoeding voor het gebruik van schoollokalen voor
particuliere lessen, welk artikel de bepaling inhoudt,
dat vereenigingen, die ten doel hebben kosteloos of
tegen eene geringe retributie onderwijs aan on- of
minvermogenden te geven, de helft van de vergoeding,
bedoeld in art. 1 onder A dier verordening (zie ge
meenteblad 1920 no. 12) verschuldigd zijn. Aan Bur
gemeester en Wethouders staat de beoordeeling of de
vereeniging in deze termen valt. Ten einde dit laatste
te kunnen beoordeelen hebben wij de adressante om
nadere inlichtingen gevraagd. Uit haar antwoord, het
welk bij de te Uwer inzage liggende stukken is gevoegd,
blijkt, dat de onderwerpelijke cursus uitgaat van de
..Algemeene Commissie voor Onderwijs in het Friesch",
zoodat de vergunning tot het gebruik der lokalen
(welke inmiddels aan ons College was aangevraagd)
geacht kan worden te zijn verleend ten behoeve van
eene vereeniging, gelijk de verordening eischt. Voorts
wordt, nu het hier onderwijs betreft dat gegeven wordt
tegen een vergoeding van 1.— per leerling per cursus,
ook voldaan aan de bepaling der verordening, dat het
onderwijs kosteloos of tegen eene geringe retributie
worde gegeven, terwijl verder mag worden aangenomen,
dat er onder de kinderen, die aan den cursus zullen deel
nemen, zijn, wier ouders tot de minvermogenden kunnen
worden gerekend. Op grond van het een en ander zal
in dit geval slechts de helft van de bovenvermelde
vergoeding verschuldigd zijn. Het ligt in ons voornemen
met betrekking tot het gebruik van de aangevraagde
schoollokalen in dezen zin te handelen.
Het zooëven aangehaalde artikel 2 zegt in zijn tweede
lid nog, dat, indien er naar het oordeel van Burge
meester en Wethouders aanleiding is den gebruiker
geheel van de meergenoemde vergoeding vrij te stellen,
zij een daartoe strekkend voorstel aan den Raad doen.
Wij kunnen evenwel aan de hand van de verordening
geen vrijheid vinden om U zulk een voorstel te doen.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging
het adres van mevr. D. Rienks—Wallinga in handen
van ons College te stellen ter afdoening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in
dit praeadvies van Burgemeester en Wethouders ge
lezen dat Burgemeester en Wethouders geen termen
hebben kunnen vinden om aan hetgeen hier verzocht
is te voldoen, n.l. om in dit geval geen kosten voor het
gebruik van deze schoollokalen te vragen. Ik begrijp
dat men zich in het algemeen liefst houdt aan hetgeen
bij verordening is vastgesteld, maar ik geloof toch dat
als er iets is, dat op een uitzondering aanspraak kan
maken, het dan is dit heel eenvoudige verzoek, wel iets
dat nieuw is, maar dat toch voor mij en mij dunkt voor
den geheelen Raad toont, dat er leven en evolutie zit
in het Friesche volk en dat men tracht den achter
stand
De heer Wiersma: Ik zou het in 't Friesch zeggen
De heer Hettinga: Wacht maar, dat komt wel.
De heer Van Kollem: Dat wordt te moeilijk voor den
stenograaf
De heer Hettinga: den achterstand, die te dien
opzichte is ontstaan, doordat men als volk feitelijk iets
heeft verwaarloosd, bij te spijkeren. Ik heb hier het
verslag van de Commissie voor Friesch Onderwijs en
ik zou daar met Uw toestemming wel een enkele zin
uit willen voorlezen. Als men het heeft over de finan-
ciëele omstandigheden, zegt het jaarverslag van de
A. F. U. K. of Algemiene Fryske Underrjucht Kom-
misje
,,Hja moast fen need bislute, gans minder berne-
leargongen to subsidiearjen as it foarige jier en etlike
oanfregers né to jaen."
Zie, waar het zoo is, en waar het geheel van het par
ticulier initiatief uitgaat om als het ware te komen tot
een bevordering van de Friesche taal, door die bij de
jongere menschen te bevorderen en aan te kweeken,
daar dunkt mij dat van den kant van Burgemeester en
Wethouders bij uitzondering wel een kleine concessie
mag worden gedaan.
Het is met een volk als met een individu, men heeft
zijn deugden en zijn tekortkomingen. Zoo ook heeft het
Friesche volk zijn deugden en zijn gebreken en een van
die gebreken is, dat het nog een klein beetje analpha-
betisch tegenover zijn eigen taal staat. Toen ik van
Dongjum ging naar Cornjum-Jelsum, heb ik onder
vonden dat daar het boerevolk veel beter op de hoogte
was van onze Friesche taal dan aan den anderen kant
van ons gewest. Ik vind zooiets een achterstand; het is
altijd een goede eigenschap, wanneer de leerling tracht
zijn meester te evenaren en toen ik vooral in Jelsum