Vergadering van Dinsdag 21 Februari 1933. 50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. verschillende opmerkingen gemaakt, maar ik zou deze vraag willen stellen, of, wanneer de reorganisatie van de brandweer inderdaad feit is geworden, ook de klee ding van het corps brandweerlieden definitief in orde wordt gebracht. Ik meen dat dit van het grootste belang is. Wij hebben er dikwijls genoeg over gesproken en ik geloof dat het noodzakelijk is dat nu, wanneer de brandweer op een anderen leest wordt geschoeid, ook deze zaak in orde komt. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, een enkele opmerking nog in verband met hetgeen de heer Van der Meulen heeft gezegd. Dit komt mij volkomen juist voor, maar men moet echter verder gaan en Burgemeester en Wethouders kunnen er niets geen bezwaar tegen heb ben ook punt C 1 en 2 voorloopig terug te nemen. Deze hebben ook alleen theoretische waarde, daar Burge meester en Wethouders hebben medegedeeld dat zij met nadere plannen bij den Raad zullen komen omtrent de verbouwing en inrichting van de perceelen aan de Nieuwestad tot politiebureau en brandweergarage. Het heeft geen doel daarvoor nu reeds een vast bedrag te voteeren. Burgemeester en Weth. hebben alleen noodig voorstel A tot aankoop en B om aan de aan te koopen perceelen een bepaalde bestemming te geven. Bovendien nog het crediet voor de verbetering van het brandweer- materieel, maar verder hebben Burgemeester en Wet houders met al de bedragen, zooals die uiteindelijk zullen worden vastgesteld, nog bij den Raad te komen. Nu reeds die bedragen vast te stellen, heeft geen zin, omdat die straks misschien weer zullen veranderen. Burgemeester en Wethouders kunnen heelemaal geen bezwaren hebben tegen het voorstel van den heer Van der Meulen en kunnen ook geen bezwaar hebben om ook het punt C 1 en 2 uit het voorstel terug te nemen. De Voorzitter: Ik wil heel kort even antwoorden. De heer Muller heeft een vraag gesteld betreffende de kleeding van de brandweerlieden. Ik wil zeggen dat de kwestie van de kleeding de heer Muller heeft ook met het bestuur van de brandgasten gesproken ook reeds is besproken in de Nota. Als U dus goed gelezen hebt, dan zou U daaruit gebleken zijn dat er staat „gekleed in leeren kleeding en helm". Wanneer de reor ganisatie van de brandweer er komt, dan zal de klee ding ook goed in orde zijn. Wat de kwestie, die de heer Vromen heeft aange roerd, betreft, wil ik opmerken, dat ik persoonlijk daar bezwaar tegen heb. Als de heer Van der Meulen het wenscht, willen Burgemeester en Wethouders punt D wel terugnemen. Ik heb de toezegging gedaan dat het college geen geld voor de verbouwing van het oude politiebureau zal uitgeven, voor de eventueele verbou wingsplannen vaststaan. De mogelijkheid bestaat ook dat de Raad het crediet voor het doen ontwerpen van een verbouwingsplan niet geeft en dan komt automa tisch punt D wreer voor den dag. Voor het ontwerpen van een bebouwingsplan zal de Raad een behoorlijk crediet moeten geven en wanneer de Raad dit niet wil, dan herleeft automatisch weer de inrichting van het tegenwoordige politiebureau tot secretarie. Wanneer ik als Raadslid op het oogenblik van de tafel van Burge meester en Wethouders de toezegging gekregen had, dat zij hiervoor geen geld zullen uitgeven voordat over de geheele zaak zal zijn beslist, dan zou ik er geen be zwaar tegen hebben punt D te laten bestaan. Een andere kwestie is die van den heer Vromen. Deze wil alle verbouwingskosten schrappen en dan later weer bij den Raad komen, waardoor wij dan nog eens principiëele discussies over de geheele zaak zullen krijgen. Deze posten hooren bij den aankoop van de perceelen, omdat men ten slotte zonder deze gelden geen behoorlijk politiebureau kan krijgen. Ik zou er daarom tegen zijn de posten sub C 1 en 2 er uit te lichten. Liever zou ik den post sub C 3 er dan uitlichten; dat is een kwestie van 15.000. die nog nader be keken moet worden en waaromtrent met den Raad nog overleg moet worden gepleegd. Ten slotte zou men er nog meer uit kunnen laten, maar ik voor mij ben er tegen dit bedrag er uit te lichten, omdat naar mijn oordeel dit een der onderdeelen uitmaakt van het geheele plan en het als één geheel beschouwd moet worden. De heer Ritmeester fluistert mij toe dat het voorstel tot aankoop moet worden goedgekeurd door Gedepu teerde Staten. Als wij nu eerst de eene helft van het voorstel ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten aan bieden, dan kunnen wij later nog weer de andere helft ter goedkeuring aanbieden. Het is veel beter het voor stel als één geheel te beschouwen. De heer Van der Meulen: Mijnheer de Voorzitter, daar U zoo pas hebt gezegd dat de zaak, wat het oude politiebureau betreft, in elk geval bij den Raad terug komt, lijkt het mij formeel juister dat punt D er uit valt. Het heeft geen zin daaromtrent een besluit te nemen, omdat toch de zaak bij den Raad terug komt. Ik kan met Uw toezegging accoord gaan. maar het lijkt mij beter en eleganter dat het punt D wegvalt, daar op het oogenblik een besluit te nemen een slag in de lucht is. De heer Buiel vraagt het woord. De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen de discussies te sluiten. De heer Buiel: Ik zou dat ook willen doen. maar ik zou nog even willen zeggen, dat ik het volkomen met den Voorzitter eens ben en niet met den heer Van der Meulen wat betreft post d. Ik meen gehoord te hebben van den Voorzitter, dat practisch gesproken de eerste 10 jaren van een nieuwen stadhuisvleugel wel niets zal komen. De Voorzitter: Dat is mijn persoonlijk oordeel. De heer Buiel: Dat kan ik persoonlijk volkomen on derschrijven. Daarom lijkt het mij beter dat nu al die posten worden aangenomen. De Voorzitter: Ik wil even opmerken, dat, indien de Raad ernstig bezwaar heeft tegen punt D, Burgemeester en Wethouders geen bezwaar hebben dit punt te schrappen. Persoonlijk meen ik en nu spreek ik zuiver persoonlijk dat de Raad dezen post na een jaar toch zal aanbrengen. Ik zeg nog eens: het is mijn persoonlijke meening dat het dien kant zal uitgaan. Ik zou willen voorstellen tot stemming over te gaan. Blijft de heer Van der Meulen bij zijn voorstel De heer Van der Meulen: Ik heb er niet speciaal een voorstel van gemaakt, mijnheer de Voorzitter. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer B. Molenaar wordt ver worpen met 22 tegen 3 stemmen. Voor stemmen: mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Wiersma en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Hettinga, Terpstra, mevr. Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Turksma, Hooi- ring, De Boer, Botke, Weima, Van der Schoot, Van Kollem, IJtsma, Stobbe, Feitsma, Balk, Koopal, Muller, Hoogland, Hofstra, Ritmeester, Van der Meulen, Vro men en Buiel. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 21 tegen 4 stemmen. Voor stemmen: de heer Hettinga, mevr. Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Turksma, Hooiring, De Boer, Botke, Weima, Van der Schoot, Van Kollem. IJtsma, Stobbe, Feitsma, Balk, Koopal, Muller, Hoog land, Hofstra, Ritmeester, Van der Meulen, Vromen en Buiel. Tegen stemmen: de heer Terpstra, mevrouw Van Dijk—Smit en de heeren Wiersma en B. Molenaar. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1933. 51 Tegenwoordig 25 leden, te weten: de heeren Stobbe, Van der Schoot, Hofstra, Hooiring, De Boer, Rit meester, IJtsma, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Feitsma, Wiersma, Hettinga, Balk, Terpstra, Hoogland, Botke, Muller, Van Kollem, Vromen, Koopal, Buiel, Westra, Van der Meulen, B. Molenaar, Oosterhoff en M. Molenaar. Afwezig: mevrouw Buisman Blok Wijbrandi en de heeren Dijkstra, Weima en Turksma. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. Te behandelen punten 1. Mededeelingen en rapporten. 2. Benoeming van een lid der Commissie van Toe zicht op het Middelbaar Onderwijs, wegens periodieke aftreding van mevrouw J. A. W. Leignes Bakhoven- Wol ters. 3. Benoeming van leden en plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan mej. S. Tigler Wijbrandi als leerares in den zang aan de school van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes. 5. Alsvoren tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Obrechtstraat aan H. Molenaar te Huizum. 6. Alsvoren tot aankoop van de woning Poppebuurt no. 22. 7. Alsvoren tot verhuring van de zathe en landen aan het Kalverdijkje aan W. Kooistra. 8. Alsvoren tot verhuring van de zathe en landen nabij den Poppeweg aan J. Jongma. 9. Alsvoren tot verhuring van twee perceelen wei land aan den Greunsweg aan P. Bergsma. 10. Alsvoren tot verhuring, eventueel uitgifte in erf pacht, van terrein aan het Schapendijkje aan de Noord Nederlandsche Coöperatieve Eier- en Pluimveehandel (N. N. C.). 11Alsvoren tot het beschikbaar stellen van gelden voor het aanschaffen van twee nieuwe stoomketels en het uitvoeren van bijkomende werken ten dienste der gemeentelijke koolgasfabriek. 12. Alsvoren tot het verstrekken van gelden aan het bestuur der Roomsch Katholieke Schoolvereeniging voor het aanschaffen van meubilair ten behoeve van de jon gensschool voor gewoon lager onderwijs in de Speel mansstraat. 13. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven van Curatoren van het Gymnasium in zake wijziging van de verordening voor het Gymnasium (bijlage no. 5). 1. Wordt medegedeeld a. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten d.d. 3 Mei 1.1. tot overneming en ruiling van grond aan de Spanjaardslaan en den Mr. P. J. Troelstraweg en verhuring van terrein nabij de van Beverwijckstraat; d.d. 10 Januari 1933 tot vaststelling van de voorgevel rooilijnen voor de bebouwing aan de Zuidoostzijde van de Valkstraat; d.d. 31 Januari 1933 tot het waarborgen van renten en aflossingen van geldleeningen aan te gaan door de N.V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeu warden; b. bericht van den heer V. Frantzen dat hij de benoeming tot voogd der Stads Armenkamer aanneemt; c. rapport omtrent de opneming der kas van het Openbaar Slachthuis. De stukken sub a c worden voor kennisgeving aangenomen. d. verslag van de Commissie tot wering van School verzuim. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou graag over dit verslag een enkel woord willen zeggen. Ik heb het aandachtig gelezen en het is mij opgevallen, dat dit verslag bijzonder sober is. Vooral is mij de passage opgevallen, dat ook hier ter stede nog een enkele maal schoolverzuim voorkomt wegens armoede en ook enkele andere passages, dat ook nog schoolverzuim voorkomt wegens hoofdzeer, enz. Ik had in dat verslag ook gaarne willen lezen, dat men de betrokkenen had gewezen op de eventueele middelen om daaraan zooveel mogelijk tegemoet te komen. Het heeft mij althans verwonderd, dat schoolverzuim wegens armoede hier nog mogelijk is en ik had gehoopt, dat daar inderdaad iets tegen zou worden gedaan, op zoo snelle wijze, dat een dergelijk verzuim tot het minst mogelijke kon worden beperkt. De heer Botke (wethouder): Mijnheer de Voorzitter. Ik heb ook kennis genomen van dit verslag en daaruit blijkt, zooals de heer IJtsma al zegt, dat het zeer zelden voorkomt dat een kind wegens armoede de school ver zuimt. Dat komt bijna nooit voor en wanneer het eens voorkomt, dat een kind wegens gebrek aan kleeding of anderszins de school niet kan bezoeken, dan weet het hoofd der school wel aan de ouders den weg te wijzen, waarlangs de zaak in orde kan worden gebracht. Wij hebben n.l. in onze stad een commissie, die kleeding verstrekt aan behoeftige schoolkinderen en wanneer zich dus een zoodanig geval voordoet, kan het hoofd der school zich wenden tot die commissie, om in den kortst mogelijken tijd in de gebleken behoefte te voor zien. Volgens de aan mij verstrekte inlichtingen gebeurt dit ook zoo spoedig mogelijk. Ik zeg nog eens, dat schoolverzuim wegens armoede hier slechts heel zelden voorkomt; het gebeurt maar een heel enkele maal in het jaar dat een kind, omdat het niet van voldoende klee ding is voorzien, de school niet kan bezoeken. Het is al eens gebeurd dat een kind geen klompen had en daarom de school verzuimde, maar bij onderzoek bleek, dat dit kind nog zeer kort geleden een paar klompen had ontvangen, maar dat die waren gebroken; derge lijke gevallen zijn dan natuurlijk twijfelachtig. Wat betreft de kinderen, die lijden aan hoofdzeer of die op andere wijze onrein zijn, daarvoor hebben we de schoolarts, die de middelen daartegen aanwijst. Deze kinderen worden zoolang van de school verwijderd tot ze weer beter zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Het verslag ligt nog eenigen tijd voor de leden ter inzage. e. adres van de Friesche Schildersvereeniging be treffende de wijze van uitvoering van bij aanbesteding gegunde verfwerken der gemeente. Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. Er wordt van de zijde van Burgemeester en Wethouders voor gesteld om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, maar door den Frieschen Bond van Schilderspatroons wordt in dit schrijven, dat naar ik meen is onderteekend door een zekeren Hoekstra, aangeboden om deze zaak met den Bond te gaan bespreken. Nu is het allerminst mijn plan om in deze vergadering over de zaak op zich zelf een enkel woord te zeggen. Dat is allerminst mijn plan; op de zaak zelf zal ik dus op het oogenblik heele-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 1