218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Augustus 1933.
en 6 van school 13a opgeheven, opdat wij school 13b
beter konden bevolken, waardoor daar in 1935 niet 2
boventallige leerkrachten zullen komen. Als onze bere
kening juist is, dan zal mede het gevolg zijn, dat wij
in 1934 vermoedelijk maar 8 boventallige leerkrachten
zullen hebben. Wij hebben dus rekening gehouden met
de financiëele omstandigheden en met den algemeenen
toestand; door onze maatregelen is het aantal boven
tallige leerkrachten over 1934 teruggebracht, maar dit
is hoofdzakelijk gebeurd dat geef ik toe in ver
band met den toestand, dien wij zouden krijgen in 1935.
Dan heeft de heer Terpstra gevraagd waarom wij
hiermee niet wachten tot 1935, maar hij weet ook wel
dat voor het vaststellen van de vergoeding voor de
vaste leerkrachten, die het Rijk vergoedt, niet de tel
data worden gebruikt van het jaar, waarin de vergoe
ding wordt vastgesteld, maar die van het vorige jaar
en dus moesten wij nu het gemiddelde opvoeren om
later met ons gemiddelde niet te veel leerkrachten voor
rekening van de gemeente te krijgen.
De heer Terpstra heeft ook gevraagd in hoeverre
de ouders bezwaar hebben gemaakt tegen de distributie.
Die bezwaren zijn nog niet gekomen, want deze zaak
heeft nog niet haar beslag gekregen, maar ik verwacht
dat zeer zeker wel zal worden gevraagd moet dat nu
zoo? Maar in verband met den algemeenen toestand,
v/aarin wij verkeeren en in verband met de gemeente-
financiën moet dat zoo.
U heeft gehoord dat er wel degelijk met de belangen
van het personeel is rekening gehouden; m. i. blijkt, dat
de heer Terpstra de zaak niet goed heeft doordacht.
Ik zeg dit, omdat hij meende dat de Bond van Neder-
landsche Onderwijzers niet was gehoord en omdat hij
heeft gezegd hoe komt dat; ik begrijp dat niet, een
bestuurslid en de secretaris van dien Bond zijn hier
ook bij en hoe komt het dat die secretaris, de heer
Greben, nu wordt benoemd aan school 146? Dat komt
echter volkomen uit. Er moesten toch een aantal leer
krachten ontslagen worden maar er konden ook weer
eenige worden geplaatst. Nu had de heer Greben de
meeste dienstjaren als onderwijzer en als zoodanig was
hij aangewezen om te worden overgeplaatst naar school
146. Een andere onderwijzer, die op wachtgeld zou
komen, de heer Sixma van school 13a, was dan de
oudste en deze ging als gevolg daarvan naar school I,
de centrale school aan de Schoolstraat, waar het aantal
klassen van 4 op 5 is moeten worden gebracht, omdat
het aantal leerlingen steeg van 130 tot 168.
Dan hebt U, mijnheer de Voorzitter, nog vergeten
even mede te deelen, dat er één punt in dit voorstel
staat, dat wij nog even zouden aanhouden. Wat is n.l.
het geval Hier staat o. a. ook om in verband met de
opheffing van zijn betrekking eervol ontslag te ver-
leenen aan
van Dijk, onderwijzer aan gemeenteschool no.
2."
Ik wil er op wijzen, dat gemeenteschool no. 2, de op
leidingsschool van den heer Fokkema. hier in Leeu
warden wel bekend, 5 klassen had, n.l. 3 zevende en
2 achtste leerjaren. Die achtste leerjaren leidden op
voor de Kweekschool en voor de Cursus voor Bewaar
schoolhouders. Nu is het U allen bekend, dat er kort
geleden een Ministerieel besluit is gekomen, waarbij
het aantal leerjaren aan de kweekscholen is terugge
bracht van 4 op 3, wat tot gevolg heeft, dat de kinderen
uit het achtste leerjaar van de opleidingsschool later
geen examen meer kunnen doen voor de Kweekschool.
De kinderen, die daarvoor examen willen doen, moeten
voortaan eerst de U. L. O.-school doorloopen of de
3-jarige H. B. S. Het gevolg daarvan was. dat de
achtste leerjaren aan de school van den heer Fokkema
geen zin meer hadden en alzoo vloeiden daar een twee
tal boventallige onderwijzers afdat waren de heer
Woudman, die zich vrijwillig op wachtgeld liet stellen
en de heer Van Dijk. Nu moesten nog verschillende
kinderen examen doen voor de H. B. S., maar er zakten
verscheidene en daardoor is de toeloop naar deze
school weer grooter geworden. Waar men daar een
80 leerlingen dacht te krijgen, bleek dat het leerlingen
aantal aanmerkelijk hooger opliep. Dat aantal was
einde Juli reeds 101 en waar er zich altijd in den loop
van Augustus nog eenige leerlingen opgeven, verwacht
men dus, dat het aantal leerlingen aan die school wel
op 110 zal kunnen komen en meenen wij op grond
daarvan dat er kans is, dat één van de leerkrachten,
die zouden moeten afvloeien, nog zal kunnen blijven,
dus dat men daar niet 3 maar 4 leerkrachten zal moeten
hebben. Burgemeester en Wethouders meenden nu dat
dan de heer Van Dijk in dienst moest blijven. Maar
ik wil het hier wel openlijk zeggen nu heeft zich
het eigenaardige en ongelukkige geval voorgedaan, dat
er thans weer een paar kinderen zijn afgeschreven in
verband met veranderde omstandigheden, waarin de
I ouders van die kinderen zijn gekomen en dus is het
I aantal aangegeven kinderen op het oogenblik weer
teruggeloopen. Maar vermoedelijk komen er in Augus-
tus toch nog wel eenige bij en kan de heer Van Dijk
als gevolg daarvan als onderwijzer worden gehand
haafd. Het spijt mij zeer voor den heer Van Dijk dat
de zaak zoo loopt; hij leeft daardoor nog steeds in on
zekerheid, maar zooals ik zeg, als er nog eenige leer
lingen bij komen, kan hij blijven. Als hij echter tóch
moet worden ontslagen, zou het voor hem voordeeliger
zijn als hij nu direct maar wachtgelder was, want dan
zou hij onmiddellijk kunnen solliciteeren als hoofd of
als onderwijzer aan de eene of andere school buiten
Leeuwarden. Maar hij wil hier graag blijven en waar
nu toch het vermoeden bestaat dat zich in den loop van
deze maand nog wel eenige leerlingen zullen opgeven,
stellen Burgemeester en V/ethouders voor dit punt, n.l.
het ontslag van den heer Van Dijk, aan te houden tot
de volgende vergadering en nu dus de woorden onder
6
,,j. van Dijk, onderwijzer aan gemeenteschool no.
2",
uit dit voorstel te lichten. Dan is in de volgende ver
gadering, dat is over 3 weken, zeer zeker wel bekend
hoeveel leerlingen zich voor die school hebben opge
geven en dan kunnen wij nagaan of de heer Van Diik
noodig is of niet. Ik kan wel zeggen dat, als op de
laatste teldatum het aantal leerlingen aan die school
maar op 98 is gebracht, daar dan reeds over 1934 ver
moedelijk geen boventallige onderwijzer zal zijn. Dus
uiteindelijk zal het voor de gemeentefinanciën niet zoo
erg zijn als de heer Van Dijk wordt gehandhaafd als
onderwijzer, maar voor de formatie van het volgend
jaar is het beter nog even af te wachten en te zien wat
ons te doen staat.
Vermoedelijk heeft de heer Terpstra reeds begrepen
hoe het komt dat er bestuursleden van den Bond als
slachtoffer vielen. Mevrouw AltingPal was jonger
in dienstjaren aan school 13a dan de andere onderwi -
zeressen en dus moest zij wachtgeldster worden. Haar
man is ook bij het onderwijs, maar daar wordt niet over
gesproken. Er blijven nu nog 4 leerkrachten aan die
school, wij hebben de gewone personeelformatie ge
handhaafd en dus moest er ook een onderwijzer valle n.
De heer Sixma, die ongeveer 18 of 19 dienstjaren heef
is daardoor wachtgelder geworden, maar die kon weer
geplaatst worden aan school 1, waar het leerlingen
aantal van 130 tot dr 170 opliep.
Wat den datum van de op wachtgeld-stelling betreft",
de 29e Augustus is het eind van de vacantie en tot
zoolang loopt het schooljaar door.
Wat de kwestie van den heer Greben betreft, is cr
opgemerkt, dat hij bij zijn overplaatsing van school 1 -:b
naar school 8a plaatsvervangend hoofd is geworden.
Ik geef dat onmiddellijk toe, maar ik heb nu ook gezegd
waarom hij daarheen terug moest. De Minister heeft
dat toegestaan, wanneer de heer Heijneker wordt be
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Augustus 1933. 219
noemd aan school 4 en wij hebben voor die vacature
maar één op de voordracht geplaatst, omdat de heer
Heijneker de eenige leerkracht is, die, wat zijn bevoegd
heden betreft, daarvoor in aanmerking kan komen.
Dan heeft de heer Terpstra gevraagd of er nu aan
school 11 meer onderwijzeressen zijn gekomen, maar
de heer Terpstra, die anders zoo buitengewoon scherp
zinnig is, heeft hierbij iets vergeten. Hij vroeg dat, om
dat mej. De Jong naar school 11 wordt overgeplaatst,
maar hij heeft vergeten dat voor kort mej. Melis van
de school voor Buitengewoon Lager Onderwijs ontslag
heeft genomen omdat zij in het huwelijk is getreden.
Dat was het z.g. Esperanto-huwelijk, dat hier heel wat
nieuwsgierige menschen naar het Stadhuis heeft ge
trokken. Voor mej. Melis is toen mej. Hartmans van
school 11 in de plaats gekomen en ter vervulling van
de daardoor ontstane vacature wordt nu mej. De Jong
naar die school overgeplaatst; dus dat is ook opgelost.
Wat verder betreft de kwestie dat de boventallige
onderwijzers aan de gemeente een ton per jaar hebben
gekost, ik heb dat niet uitgerekend. Dat zal misschien
wel zoo zijn, al kan ik mij niet begrijpen dat het zoo
hoog is, maar in elk geval, het volgend jaar kan het
lang niet dat bedrag worden. Als de Minister niet bij
zondere maatregelen neemt, kunnen wij daar dan lang
niet aan toe komen. Mocht het dus zoo geweest zijn in
het verleden, zooals de heer Terpstra zegt, dan zijn wij
dus nu al vooruitgegaan en op den goeden weg.
De heer Vromen heeft zijn deelneming uitgesproken
met de betrokkenen, maar ik wil wel zeggen dat deze
zaak voor ons natuurlijk niet aangenaam is geweest.
Dat is het nooit, als men menschen op straat moet
zetten. Het is hier wel niet direct een kwestie van
broodgebrek; zij hebben allen nog wel te eten, maar zij
loopen nu toch met hun handen in de zakken en met
hun ziel onder den arm, terwijl zij zien, dat het onder
wijs wordt verslechterd en dat is niet aangenaam. Het
was voor ons ook een zware taak om een dergelijk be
sluit te moeten nemen en ik wil wel zeggen, dat ik er
wel eens een halve nacht minder om heb geslapen. Ik
hoop ook met den heer Vromen dat deze leerkrachten
spoedig weer een post zullen vinden en wat betreft het
terugnemen van die menschen, dit willen Burgemeester
en Wethouders bij eventueel voorkomende vacatures
gaarne overwegen. Het ligt zeer zeker in de lijn van
Burgemeester en Wethouders om hen, die door de
omstandigheden op wachtgeld worden gesteld en daar
door op straat komen te staan, zoo spoedig mogelijk
weer in dienst te nemen. Ik heb hierbij even er niet
aan gedacht dat wachtgelders, die hier als onderwijzer
ontslagen zijn, ook buiten de gemeente benoemd kun
nen worden en dat zij dan die benoeming hebben te
aanvaarden. Zoo is het mij bekend dat hier reeds een
paar onderwijzeressen op sprong staan om weg te gaan,
ook in zekeren zin tot mijn spijt. Die onderwijzeressen
krijgen dus wel een betrekking, maar zij kunnen daar
door ook gedupeerd zijn, vooral de gehuwden, als zij
naar een andere plaats moeten. Maar voor zoover zij
nog niet verplaatst zijn, zal zeer zeker het college er
aan willen meewerken om deze leerkrachten zoo gauw
mogelijk hier weer aan een betrekking te helpen.
Ik kan nu niet alles wat hier is besproken meer na
gaan, omdat de verschillende vragen dooreen liepen,
maar ik meen de zaak uitvoerig te hebben besproken
en ik hoop de leden, die vragen hebben gesteld, naar
genoegen te hebben beantwoord.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
gaarne beginnen met mijn dank te betuigen aan den
geachten wethouder van Onderwijs, dat hij mij bijna
voldoende inlichtingen heeft gegeven omtrent de zaak,
die ons op het oogenblik bezig houdt.
Toch moet ik mijn teleurstelling uitspreken over het
feit, dat mij geen antwoord is gegeven op mijn vraag
waarom is, hoewel men naar mijn meening hier ver
plicht was de Commissie van Toezicht op het lager
onderwijs te hooren, die commissie bij deze zaak gepas
seerd. Dat is, begrijp ik, een vergissing, maar ik meen
toch dat het hooren van die commissie in overeenstem
ming is met art. 30 van Gemeenteblad no. 7 van 1931.
Het is mij nu duidelijk geworden dat na de toestem
ming van den Minister men niet meer gebonden was
aan de lijst, door mij bedoeld. Maar toen men daarvan
mocht afwijken, heeft men toen wel ernstig overwogen,
dat in de gegeven moeilijke omstandigheden zij, die
dubbele inkomens genieten, toch in de eerste plaats in
aanmerking dienden te komen voor afvloeiing Nu zie
ik op deze lijst wel enkele gehuwden, waarvan ik niet
v/eet of de man onderwijzer is en of deze een voldoende
salaris geniet, maar het is mij wel bekend dat ook aan
de openbare scholen gevallen voorkomen, dat man en
vrouw beide salaris genieten en ik voor mij had gaarne
gezien, dat daar in de eerste plaats was begonnen met
de afvloeiing
De heer Botke (wethouder): Dat kón niet, want het
moest school voor school worden gedaan en aan die
school waren ze niet.
De heer Terpstra: De heer Botke heeft mij verder
geantwoord, dat er reeds jaren geen reserve-onder-
wijzers meer warenzoo heeft hij zich uitgedrukt.
Mijnheer de Voorzitter, dat zal wel zoo zijn, maar dan
staat in een verslag over 1931 een ernstige fout. In het
Gemeenteverslag over 1931 staat toch deze zinsnede
„School 14 telt gewoonlijk een of meer parallel-
klassen en moet veel werken met reserve-personeel.''
De heer Botke (wethouder) Onderwijzeressen
waren dat, ja.
De heer Terpstra: Dat was toch reserve-personeel?
Of dat nu onderwijzers waren of onderwijzeressen, dat
laat mij koud, maar ik heb dat opgeteekend uit het
Gemeenteverslag over 1931 en dan moet men hier niet
zeggen, dat er reeds jaren geen reserve-personeel meer
was
De heer Botke (wethouder): Ik heb ook gezegd, geen
reserve-onderwijzers. Dat was toch zoo
De heer Vromen: Daar heeft de heer Terpstra niet
naar gevraagd.
De heer Terpstra: Ik heb gevraagd naar het reserve-
personeel en of dat nu met een es of met geen es was.
doet er niet toe.
De heer Botke (wethouder): Ja, het is goed, mijnheer
Terpstra.
De heer Terpstra: Dan heeft de heer Botke niet ont
kend en dat heb ik ook uit het Gemeenteverslag èn
uit een schrijven van den heer Andriesse, waarin dat
duidelijk vermeld staat dat die vacature aan school
4 op 1 September 1932 is ontstaan en dat die dus een
jaar heeft geduurd. Ik heb daarom de vraag gesteld):
waarom moest die vacature nü worden vervuld en
waarom hadden Burgemeester en Wethouders daar
omtrent een ander oordeel dan de Inspecteur Burge
meester en Wethouders zeggen dat zij in de omstan
digheden aanleiding vinden om den heer Heijneker over
te plaatsen naar school 4 en de Inspecteur zegt dat de
heer Heijneker de eenige is, die daarvoor de bevoegd
heden heeft. Dan blijf ik zeggen: antwoord mij op deze
vraag: waarom moest nü die vacature worden vervuld
en wat is er dan aan die school veranderd? Waarom
moest dat nü gebeuren
De heer Vromen is begonnen met zijn sympathie uit
te spreken aan het afvloeiende personeel. Het spreekt