222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Augustus 1933.
school van den heer Fokkema 3 zevende leerjaren, die
opleidden voor de H. B. S. en het Gymnasium en 2
achtste leerjaren, die opleidden voor de kweekschool.
Als die achtste leerjaren er nu af gaan, dan behoudt de
school toch zeker nog haar noodzakelijkheid, want het
blijft toch zeker wel gewenscht om een goede oplei
dingsschool te hebben voor de H. B. S. en het Gym
nasium.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
met dien verstande, dat daaruit zijn geschrapt onder b
de woorden ,.J. van Dijk, onderwijzer aan gemeente
school no. 2."
5. Benoeming van een onderwijzer aan de school
voor uitgebreid lager onderwijs (gemeenteschool no. 4)
(vacature K. E. Meinardy).
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
P. Heijneker, onderwijzer aan gemeenteschool no.
146, alhier.
Mevrouw Van Dijk—Smit en de heer Van Kollem
vormen het stembureau.
Benoemd wordt J. P. Heijneker, voornoemd, met 23
stemmen. 1 biljet is van onwaarde, terwijl 2 biljetten
blanco worden ingeleverd.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om:
a. in verband met de bepalingen der Arbeidsbe-
middelingswet 1930, Staatsblad no. 433, en der ver
ordening van 14 Maart 1933 (gemeenteblad no. 6)
aan de heeren Dr. G. J. Otten en Mr. E. Schotman
eervol ontslag te verleenen als voorzitter, respectievelijk
plaatsvervangend voorzitter der commissie voor de
arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering
b. te benoemen tot lid en voorzitter van de commissie
van toezicht op de gemeentelijke arbeidsbeurs den wet
houder, den heer J. de Boer:
c. over te gaan tot de benoeming van drie leden
werkgevers en drie leden-werknemers der onder b ge
noemde commissie.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge de bij Uw besluit van 14 Maart 1933
vastgestelde verordening op den dienst der Arbeidsbe
middeling en Werkloosheidsverzekering (gemeenteblad
1933 no. 6) bestaat de commissie van toezicht, bedoeld
in artikel 13 der Arbeidsbemiddelingswet, uit drie leden-
werkgevers en drie leden-werknemers, of vertegen
woordigers van beide groepen, terwijl als voorzitter een
lid van ons College aan de commissie wordt toegevoegd.
De benoeming van de leden en den voorzitter ge
schiedt door den Gemeenteraad, en wel voor den tijd
van vier jaren. Zij treden voor het eerst af op 31 De
cember 1936.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 13, 5e lid,
der wet in verband met artikel 12 der bovengenoemde
verordening hebben wij de algemeen erkende centrale
organisaties van werkgevers en de plaatselijke centrales
van vakorganisaties de gelegenheid gegeven tot het in
dienen van dubbeltallen van personen, welke zij in aan
merking wenschen te doen komen voor een benoeming
tot lid van deze commissie. De van haar ontvangen
brieven zijn bij de ter inzage liggende stukken gevoegd.
Door de wijziging in de bepalingen met betrekking
tot de samenstelling van de commissie van toezicht,
waarvan vroeger alleen de voorzitter en de plaatsver
vangende voorzitter door Uwe Vergadering, de overige
leden echter door ons College, werden benoemd, is het
voorts noodig, alvorens tot samenstelling der nieuwe
commissie over te gaan, de beide door Uwe Vergade
ring benoemde functionnarissen der bestaande com
missie van hunne functies te ontheffen.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in
overweging
a. in verband met de bepalingen der Arbeidsbemid
delingswet 1930, Staatsblad no. 433, en der verordening
van 14 Maart 1933 (gemeenteblad no. 6) met ingang
van 2 Augustus 1933 aan de heeren Dr. G. J. Otten en
Mr. E. Schotman eervol ontslag te verleenen als voor
zitter, respectievelijk plaatsvervangend voorzitter der
commissie voor de arbeidsbemiddeling en werkloos
heidsverzekering, onder dankbetuiging voor de in die
functie aan de gemeente bewezen diensten;
b. te benoemen, voor het tijdvak ingaande 2 Augus
tus 1933 en eindigende 31 December 1936, tot lid en
voorzitter van de commissie van toezicht op de gemeen
telijke arbeidsbeurs het lid van ons College, den heer
J. de Boer;
c. over te gaan tot de benoeming van drie leden
werkgevers en drie leden-werknemers der onder b ge
noemde commissie voor het tijdvak ingaande 2 Augustus
1933 en eindigende 31 December 1936.
De aanbevelingen voor de benoeming sub c luiden
als volgt:
A. leden-werkgevers
Verbond van Nederlandsche Werkgevers
1. J. Miedema. 2. J. Berkenbosch.
Christelijke Werkgeversvereniging
K. Wits.
Algemeene R.-K. Werkgeversvereeniging
C. N. van de Rijdt.
B. leden-werknemers
Leeuwarder Bestuurdersbond
1. Jac. Mes. 2. H. Ringnalda.
Christelijke Besturenbond
1. O. van der Heide. 2. G. J. Roode.
Roomsch-Katholieke Bestuurdersbond
1. W. van der Laan. 2. J. J. Houtsma.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub a.
Benoemd worden
sub b: de heer J. de Boer, met 21 stemmen. 1 biljet
is van onwaarde, terwijl 4 biljetten blanco worden
ingeleverd.
sub cA J. Miedema en K. Wits, voornoemd, met
algemeene stemmen en C. N. van de Rijdt met 25 stem
men; op De Vries wordt 1 stem uitgebracht.
sub cB: Jac. Mes, voornoemd, met algemeene stem
men; O. van der Heide, voornoemd, met 24 stemmen,
waarbij op G. j. de Roode 2 stemmen worden uitge
bracht en J. J. Houtsma, voornoemd, met 23 stemmen,
waarbij op W. van der Laan 3 stemmen worden uit
gebracht.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein op den hoek van
de Leeuwrikstraat en de Beethovenstraat aan J. Zeilstra
te Brantgum.
Dit voorstel luidt als volgt
J. Zeilstra, timmerman en aannemer te Brantgum,
heeft gevraagd hem voor den bouw van een complex
woonhuizen met eventueel een timmerwerkplaats op de
achtererven, in erfpacht af te staan een gedeelte van
blok V der gemeentelijke bouwterreinen ten Noord
westen van de Leeuwrikstraat. Het aangevraagde ter
rein is gelegen op den hoek van die straat en de Beet
hovenstraat en heeft langs eerstgenoemde straat geme
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Augustus 1933.
223
ten een lengte van 50 Meter. Op de hierbij overgelegde
teekening is de betreffende grond met roode arceering
aangegeven; de grootte bedraagt ongeveer 1400 M2.
Van onze zijde bestaan tegen deze erfpachtsuitgifte
geen bedenkingen. De grondwaarde kan worden gesteld
op 10.— per M2., welke prijs ook voor het tegenover
liggende terrein op den hoek van de Leeuwrikstraat en
de Eksterstraat is bedongen en die voldoende is te
achten. Met genoemden prijs gaat de belanghebbende,
blijkens de bij de stukken aanwezige verklaring,
accoord, evenals met de gebruikelijke voorwaarden. De
ingezonden gevelteekening van de op het terrein te
stichten woningen voldoet, ook naar de meening van de
Schoonheidscommissie, aan de gestelde eischen.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
aan J. Zeilstra, te Brantgum, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan een gedeelte van bouwblok V
der gemeentelijke terreinen ten Noordwesten van de
Leeuwrikstraat, gelegen op den hoek van die straat en
de Beethovenstraat, ter lengte van 50 Meter langs
eerstgenoemde straat gemeten, gelijk op de bijbehoo-
rende situatieteekening met roode arceering is aange-
gegeven, ter grootte van ongeveer 1400 M2., de juiste
grootte door een landmeter van het kadaster uit te
meten, zulks onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van ƒ10. —per M2. een een rentevoet van
6 Per ja^r;
2. het door den belanghebbende ten kantore van
het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg voor de
nakoming der voorwaarden, gestorte bedrag ad 700.
vervalt aan de gemeente indien niet aan de ivoor-
vaarden wordt voldaan, tenzij Burgemeester en Wet
houders in bijzondere gevallen, te hunner beoordeeling,
niettemin tot geheele of gedeeltelijke teruggave van de
waarborgsom besluiten. Bij voldoening aan de voor
waarden wordt op aanvrage de waarborgsom terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst
der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag
bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. de acte van erfpacht moet notarieel worden ver
leden binnen een door Burgemeester en Wethouders
te stellen termijn;
6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen
tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein op den hoek van
de Swammerdamstraat en de Pieter Pauwstraat aan
A. Andringa.
Dit voorstel luidt als volgt
A. Andringa, bouwondernemer, alhier, heeft bij adres
van 2 Juni 1933 in erfpacht gevraagd een bouwterrein,
deel uitmakende van bouwblok XIII der gemeentelijke
terreinen ten Zuidoosten van den Groningerstraatweg.
Let betreffende terrein is gelegen op den hoek van de
Pieter Pauwstraat en de Swammerdamstraat en heeft
een breedte van 18.65 Meter langs laatstgenoemde
straat gemeten, gelijk op de hierbij overgelegde situatie
teekening met een roode omlijning is aangegeven. De
grondwaarde kan op 9— per M2. worden gesteld,
welke prijs voldoende is te achten. Blijkens de bij de
stukken aanwezige verklaring gaat adressant met ge
noemden grondprijs, evenals met de te stellen gebrui
kelijke voorwaarden, accoord. Van onze zijde bestaan
tegen de gevraagde uitgifte geen bedenkingen. Het in
gezonden gevelschema van de op het aangevraagde
terrein te stichten bebouwing heeft, de Schoonheids
commissie gehoord, onze voorloopige goedkeuring kun
nen wegdragen.
Wij geven li mitsdien in overweging te besluiten
aan A. Andringa, bouwondernemer, alhier, tot 31
December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte van
bouwblok XIII der gemeentelijke terreinen ten Zuid
oosten van den Groningerstraatweg, gelegen op den
hoek van de Pieter Pauwstraat en de Swammerdam
straat, ter breedte van 18.65 Meter langs laatstge
noemde straat gemeten, gelijk op de bijbehoorende
situatieteekening met een roode omlijning is aangegeven,
ter grootte van ongeveer 466 M2., de juiste grootte
door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks
onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 9.per M2 en een rentevoet van
6 per jaar;
2. het door den belanghebbende ten kantore van
het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg voor de
nakoming der voorwaarden, gestorte bedrag ad ƒ210.—
vervalt aan de gemeente indien niet aan de voor
waarden wordt voldaan, tenzij Burgemeester en Wet
houders in bijzondere gevallen, te hunner beoordeeling,
niettemin tot geheele of gedeeltelijke teruggave van de
waarborgsom besluiten. Bij voldoening aan de voor
waarden wordt op aanvrage de waarborgsom terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst
der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag
bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. de op het terrein te stichten bebouwing moet aan
redelijke eischen van welstand voldoen;
6. de acte van erfpacht moet notarieel worden ver
leden binnen een door Burgemeester en Wethouders
te stellen termijn;
7. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen
tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebe-
hoorende aan de gemeente Leeuwarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou
een enkele vraag willen doen. In het voorstel sub 8
komt onder punt 5 de volgende zinsnede voor
,,de op het terrein te stichten bebouwing moet aan
redelijke eischen van welstand voldoen."
Het viel mij op dat dit zoo eigenaardig geredigeerd was
en daarom nam ik de vrijheid eens na te gaan, hoe een
dergelijke zinsnede geredigeerd was in voorstellen van
gelijke strekking. Ik kwam toen tot de volgende ont
dekking, dat er in het eene geval b.v. staat
,,de langs de Valkstraat te stichten bebouwing
moet op redelijke wijze aansluiten bij de bestaande
bebouwing."
In een ander voorstel van gelijke strekking staat
,,de bebouwing moet aan redelijke eischen van wel
stand voldoen en aesthetisch bij de bestaande of in
uitvoering zijnde bebouwing aansluiten."
In weer een ander voorstel komt weer een andere
redactie voor
,,de bebouwing, voor zoover deze van de aan te
leggen straten zichtbaar zal zijn, moet aan behoor
lijke eischen van welstand voldoen."
Ik weet wel en ik wil wel beginnen met te erkennen,
dat dit alles zoo ongeveer op hetzelfde neerkomt, maar