114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1934. Stel, dat er nu een meerderheid is voor gemengde baden en dat er bepalingen zonder beperking daarom trent in het contract worden vastgelegd, dan zal een een overheid in een andere constellatie in de toekomst, die daar tegen is, daardoor moreele verplichtingen krijgen, die ook nooit in het belang kunnen zijn van hen, die hier bepaalde belangen hebben bepleit. Dat bewijst de onjuistheid van het dooreenmengen van dingen, die niets met elkaar te maken hebben. Bij de beoordeeling van den prijs mag men wel in overweging nemen of deze voldoende is in verband met het algemeen belang, dat hier wordt gediend, maar ook zonder dat in aan merking te nemen vindt spr. dezen grondprijs voldoen de. Het maken van gunstige bedingingen voor school kinderen enz. heeft hiermee echter ook niets te maken. De Raad heeft alleen te beslissen of het gemeentebelang zich verzet tegen verkoop van dit terrein, waarop straks een bad- en zweminrichting zal komen en zij, die thans te goeder trouw bepaalde belangen meenen te moeten dienen, zullen beter doen, dat hierbij niet te doen. De heer Wiersma verheugt zich, dat het misver stand tusschen den Voorz. en hem is opgelost. De heer Vromen stelt zelfs de mogelijkheid, dat de constellatie van dit openbaar college in de toekomst wel eens anders kan wezen dan op het oogenblik, maar aan spr.'s zijde stelt men in het algemeen prijs op een zekere stabiliteit in allerlei wetgevende maatregelen en wil men die niet afhankelijk stellen van een zeker overwicht van de politjeke constellatie. Daar behoeft de heer Vromen dus niet zoo vreesachtig voor te zijn. Spr.'s fractie heeft gemeend, waar de inrichting thans nog gebouwd moet worden en nog niet in exploitatie is, dat zij ten opzichte van de betrokken vereeniging rede lijker zou zijn, als zij nü reeds van haar meening deed blijken, dan wanneer zij daarmee bij de exploitatie zou komen, omdat zij die vereeniging dan voor een voldon gen feit zou plaatsen, terwijl deze nü nog op blanco papier staat. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 10 (bijlage no. 82) wordt op voorstel van Burge meester en Wethouders tot de volgende ver gadering aangehouden. Punt 11 (bijlage no. 74). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 12 (bijlage no. 81De beraadslagingen worden geopend. Den heer Hoogland is de zinsnede in de voorwaar den, dat de brug voor de scheepvaart bediend zal moe ten worden, „zoo noodig ook op Zon- en feestdagen", niet geheel duidelijk. Hij zou het op prijs stellen, wan neer het bruggetje in het watersportseizoen ook op Zondag geopend werd ten behoeve van vele menschen, die daar met hun scheepjes door moeten. De Voorzitter zegt, dat de woorden „zoo noodig" er wel uit kunnen. Het is de bedoeling, dat de brug ook op Zon- en feestdagen moet worden geopend. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 13 (bijlage no. 80). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 14 (bijlage no. 79). De beraadslagingen worden geopend. De heer Turksma meent, in verband met de opmer king in bijlage no. 79, dat de bedrijfsuitkomsten de laat ste maanden een ongunstiger beeld vertoonen, goed te doen de vergadering er op te wijzen, dat in den tegen- woordigen tijd een buitengewone crisisheffing op het vleesch is gelegd 2Q% extra op rundvleesch en dat daardoor in de toekomst minder zal worden gecon sumeerd en de slachtingen zullen tegenvallen, zooals nu reeds statistisch is vastgelegd. Spr. zegt dit, opdat zij, die daarop van andere zijde invloed kunnen hebben, daar rekening mee zullen houden. Het is alleen op grond van den minder goeden finan- cieelen toestand, dat spr. zich met deze voorstellen accoord heeft verklaard; ook in de commissie heeft hij den wensch uitgesproken, om in de toekomst te trach ten de tarieven, die in vele opzichten afwijken van die in andere plaatsen, daarmee in overeenstemming te brengen. Hij hoopt dat de commissie het volgend jaar een belangrijke algemeene tariefsherziening tot stand zal kunnen brengen. De heer Muller merkt op dat in de commissie voor het Slachthuis is afgesproken dat, alvorens men zou komen met tariefsverlaging, men eerst in het loopende jaar de exploitatie van het bedrijf zou afwachten. Nu er een commissie is, waar de voorbereiding tot tariefs- laging reeds is gemaakt en waar besloten is die zaak t.z.t. onder de oogen te zien, beschouwt spr. de speech van den heer Turksma, waarin deze meent te moeten getuigen voor hetgeen hij noodzakelijk acht, het intrap pen van een open deur. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 15 (bijlage no. 70). Aan de orde is het voorstel sub a. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer IJtsma vraagt verlof in het algemeen iets te mogen zeggen over de artt. 21, 31, 32, 33, 34, 58, 2e lid sub f en 3e lid, 59 en 60, die van hoogerhand zijn voor geschreven. Hij zegt dat het groote bezwaar van zijn fractie tegen deze heele geschiedenis is, dat de Rijks overheid hier gaat zitten op den stoel van de gemeente lijke overheid, zonder dat gebleken is, dat daarvoor de eene of andere reden aanwezig is, omdat noch van het Dagelijksch Bestuur, noch van den Gemeenteraad be kend is, dat zij in gebreke zijn gebleven om in het belang van de goede orde in te grijpen. Spr.'s fractie zal tegen deze geheele groep van voor stellen stemmen. Daar zijn natuurlijk wel enkele onder, die in gewone omstandigheden haar goedkeuring zouden kunnen wegdragen en andere, waarop spr. scherpe critiek zou kunnen leveren, maar die punten zijn op andere plaatsen zoo dikwijls en uitvoerig besproken, dat spr., ter bekorting van de discussies, heel graag met deze verklaring wil volstaan. Zijn fractie wil straks geacht worden tegen al deze artikelen te stemmen. De heer Koopal stelt voor om in art. 39, 3e lid, van het nieuwe ambtenarenreglement het cijfer 14 te ver anderen in 17 en het woord zeven in tien. Het betreft hier het verlof aan de gewone continu-arbeiders, die altijd werkzaam zijn op Zon- en feestdagen en nooit geheel aan de Zondagsrust en die feestdagen kunnen deelnemen. Op billijkheidsgronden meent spr. dat hun daarvoor een vergoeding van 3 dagen moet worden toegekend, waardoor voor hen ook de aaneengesloten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1934. 115 periode van verlof op tien dagen kan worden gebracht. Spr. dient het volgende voorstel in „Ondergeteekende stelt voor art. 39, 3e lid, te wijzigen als volgt; voor het cijfer ,,14' en het woord „zeven" te lezen: „17" en „tien"." Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zegt in verband met artikel 59, dat, hoewel zij altijd op het standpunt heeft gestaan, dat de Overheid dient te eerbiedigen het recht en de vrijheid van arbeid voor de gehuwde vrouw, zij zich nu in de hoop dat deze maatregel van tijde- lijken aard zal zijn bij het ontslag van de vrouwelijke ambtenaar bij huwelijk zal neerleggen, in de eerste plaats, omdat het van hoogerhand wordt opgelegd en ook, omdat de getrouwde vrouw in het huwelijk haar levensvervulling kan en moet vinden en zij in den tegenwoordigen tijd het beroep moet overlaten aan de vrouwen, die, ongetrouwd alléén in haar beroep haar levensdoel móeten, maar door de werkloosheid dikwijls niet kunnen vinden. De heer Wiersma heeft, nu de heer IJtsma het bij een verklaring heeft gelaten over de bekende artikelen, waarover men van meening kan verschillen, geen aan leiding om daar dieper op in te gaan. Ten aanzien van art. 39, lid 1, merkt spr. op, dat bij een groot deel van het personeel een grooter belang stelling schijnt te bestaan voor de oude regeling, waarbij was bepaald dat één verlofperiode ten minste zeven dagen bedraagt, dan voor de nieuwe, waarbij dat aantal is bepaald op tien. Ook in het G. O. is een lans ge broken voor de oude regeling en waar daartegen toen geen zwaarwichtige motieven zijn aangevoerd uit een oogpunt van gemeentebelang, wenscht spr., mede namens den heer Terpstra, voor te stellen „Ondergeteekenden stellen voor om in het ont- werp-ambtenarenreglement art. 39, sub 1het woord „tien" te vervangen door „zeven In art. 25, sub 1, heeft spr. tot zijn blijdschap gelezen, dat van nu af ook de verjaardag van H. M. de Koningin als feestdag zal worden beschouwd. Een bepaalde groep van het gemeentepersoneel, de brugwachters, zal echter aan dien vrijen dag niets hebben, omdat zij op op dien dag toch de bruggen moeten bedienen, of be schikbaar moeten zijn, waarom spr. vraagt of aan die menschen niet een andere vrije dag kan worden gege ven, die niet afgaat van hun reglementair verlof. De heer Hettinga zou willen voorstellen lid 2 van art. 55 te schrappen, omdat dit een reglement is ter regeling van een ordelijken en wettelijken toestand en bedoeld lid een buitenordelijken en buitenwettelijken toestand regelt, zoodat het hierin niet thuis hoort. De Voorzitter stelt voor, nu er steeds meer voorstel len omtrent bepaalde artikelen komen, tot artikelsge- wijze behandeling over te gaan. Of wenscht men eerst nog algemeene beschouwingen te houden? De heer Vromen verklaart ten opzichte van de zaak, die de heer IJtsma niet meer dan ter sprake heeft ge bracht, dat hij waarschijnlijk ook tegen die artikelen zal stemmen, omdat hij persoonlijk de artikelen, die betrek king hebben op den dienst en het ontslag van ambte naren, die lid zijn van z.g. verboden vereenigingen, niet juist vindt, niet alleen omdat zij van hoogerhand zijn opgelegd, maar ook, omdat hij het niet juist acht dat de regeering van een staat op deze wijze tracht de orde te handhaven. Niemand zal er spr. van verdenken, gezien ook de gebeurtenissen in het buitenland, speciaal met betrek king tot de groep menschen, waartoe spr. behoort en altijd zal behooren, dat hij sympathie heeft voor die vereenigingen, maar dat neemt niet weg, dat de wijze, waarop door het hoofd van de Nederlandsche Regee ring het bewijs is geconstrueerd, dat deze vereenigingen revolutionnair en gevaarlijk zijn, niet zijn bewondering heeft en dat hij deze constructie beneden het peil vindt, waarop de leider der Regeering behoort te staan. Spr. heeft er behoefte aan, dit op deze, misschien wat scherp klinkende wijze tot uiting te brengen, omdat de moreele eisch, die men ten aanzien hiervan eeuwig en altijd, ook aan regeeringen, als minimum mag stellen, op deze wijze door de Regeering is overschreden. Spr. kan hier verder niet aan meewerken, omdat hij het niet juist acht, dat, zooals in de naaste omgeving van Leeuwarden is gebeurd, men de ambtenaren, die sympathiseeren met deze verboden vereenigingen spr. heeft reden om aan te nemen, dat die er ook in Leeuwarden zijn contre coeur de eene of andere verklaring laat teekenen, ofschoon men hun hart niet kan veranderen. Op die manier gaat men onder de amb tenaren huichelaars kweeken, wat het algemeen belang niet anders dan schaden kan. Spr. acht zich daarom niet gerechtigd datgene, wat hier van hoogerhand is voorge schreven, te volgen en zal op grond daarvan tegen deze artikelen stemmen. De heer Terpstra moet tegen de weinig sympathieke toon, waarop de heer Vromen spreekt over de tegen woordige Regeering en den Minister-president, protest aanteekenen. Hij begrijpt de houding van den heer Vromen niet, die, nog altijd tot den Vrijheidsbond be- hoorende, in tegenstelling met de andere leden van zijn groote partij, die zich in massa voor het standpunt van de Regeering hebben verklaard, een buitengewoon ab normaal standpunt inneemt. Het is ook absoluut niet juist en het spijt spr. dat de heer Vromen dit woord heeft gebruikt dat door de Regeering of door den Raad, als deze voorstellen wor den aangenomen, .huichelaars" worden gekweekt, want het ambtenaar zijn en het in dienst komen als zoodanig is en blijft een vrijwillige zaak. Wie zich niet wil onderwerpen aan de bepalingen, die de Regeering of de Raad vaststelt, gaat er eenvoudig uit. Niemand zal toch ook in het particulier bedrijf een amb tenaar of knecht gebruiken, waarvan hij weet dat er een zeer gevaarlijk oogenblik kan komen, dat hij dien knecht niet vertrouwen kan. De heer Wiersma is het volkomen met den heer Terpstra eens; Tiem heeft ook het geluid van den heer Vromen ten zeerste bevreemd. Deze neemt het op voor de consciëntievrijheid, maar een groot deel van de par tijpers van den heer Vromen gingen de maatregelen lang niet ver genoeg; zij wenschte een verbod voor meer vereenigingen. De heer Vromen is dus niet consequent. Wat de huidige Regeering doet, is niet iets bijzonders; elke overheid, hoe ook samengesteld, zal, als zij het wet tig gezag vertegenwoordigt, trouw jegens en aan dat gezag eischen. Dat het een aanranding van de con sciëntie zou zijn, als dat op een dergelijke wijze, kan spr. niet zien. Den heer Van Kollem, die reeds eenige jaren bij de begrooting een opmerking heeft gemaakt over de positie van het personeel aan het Stads-Ziekenhuis, doet het genoegen, dat bij het verschijnen van het nieuwe amb tenarenreglement blijkt, waar onomstootelijk vaststaat dat de verplegen den ambtenaressen zijn, en waar het door den Voorz. toegezegde onderzoek er blijkbaar toe heeft geleid, dat ten aanzien van het verplegend perso neel geen bijzondere bepalingen zijn gemaakt, dat dit personeel zonder twijfel ook onder het ambtenaren reglement valt, en alzoo ook de verplichtingen heeft, die dit reglement oplegt, maar ook de voordeelen daarvan geniet. Spr. wil nog eens wijzen op den werktijd en speciaal op de verloven en den tijd van de verloven; hij wil daar nu, na de mededeelingen van den Voorz. in een vorige vergadering, niet verder op ingaan, maar vraagt in ieder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 4