Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1934. is er verschil geweest over 14 of 17 dagen verlof, maar hier geldt het een categorie van menschen, die 365 da gen per jaar moeten werken, Spr. meent dat het belang van een dergelijke groep wel opweegt tegen het hygiënisch risico, dat men op grond van de practijk heeft leeren kennen en wil daarom het voorstel doen, de Commissie voor de Strafverordeningen uit te noo- digen een dergelijke verordening te ontwerpen. De Voorzitter vraagt of de heer Van Kollem met een „dergelijke" verordening bedoelt een verbod voor de zomermaanden of voor het geheele jaar. B. en W. schrij ven aan het slot van hun praeadvies, dat er een ver ordening ware te ontwerpen „in den door den Raad aan te geven zin". Zij vinden dat niet goed, maar laten het aan den Raad over. Als de Commissie opdracht krijgt, moet echter uitdrukkelijk worden aangegeven in welken zin de verordening moet worden gemaakt. De heer Van Kollem: Mijn bedoeling is voor het geheele jaar, een algeheel verbod. De heer Feitsma spreekt, wat betreft de ervaring in andere plaatsen, in gelijken geest als de heer Van Kollem. Het gaat om de belangen van een kleine groep middenstanders, die 6 dagen in de week moeten zwoe gen achter zware karren en die gaarne een vrijen Zon dag willen hebben. Wanneer men zich plaatst op het standpunt, dat Zondagsrust uit godsdienstig, zoowel als uit sociaal en humanitair oogpunt een zegen is, zal men deze gaarne willen bevorderen. Financieele schade zal er niet door ontstaan en het weinige ongerief zal door de medewerking van de Coöp. Zuivelfabriek en de Lijempf tot een minimum worden beperkt. Een be zwaar blijft, dat een klein deel der burgerij, dat des Zondags melk wenscht, deze zelf zal moeten halen, maar het voordeel, dat hier een vrij groote groep van personen een vrijen Zondag zal hebben, doet spr.'s groep aan de zijde van de melkslijters staan, waarom spr., mede namens den heer Weima, het volgende voor stel indient: „Ondergeteekenden stellen voor, B. en W. op te dragen de Commissie voor de Strafverordeningen, te verzoeken een verordening te ontwerpen betreffende de invoering van een verbod tot het afleveren van melk aan de huizen der ingezetenen op Zondag. Voor ziekeninrichtingen geldt dit verbod niet." De Voorzitter: Dus eigenlijk bedoelt U, dat de Com missie wordt verzocht dat te doen? De heer Feitsma: Ja. De heer Balk kan zich, wat betreft de kwestie van de hygiëne, ook aansluiten bij den heer Van Kollem, maar wil ook verwijzen naar het rapport van de Ge zondheidscommissie in Arnhem, waarin stond dat, door aan een betrekkelijk klein aantal menschen den vrijen Zondag te geven, de heele gemeenschap ernstig zou j worden benadeeld! Hoewel de vrije Zondagmorgen voor spr. zeer veel gewicht in de schaal legt, omdat hij zoo goed weet wat het gemis daarvan beteekent, zou hij zich toch niet zoo maar voetstoots tegen dit voorstel willen verklaren, maar met allen eerbied en respect voor j de meening der hygiënisten is het hem toch gegaan als den heer Van Kollem. Spr. wijst naast de Zondagsrust ook op de Zondagsheiliging; het is voor deze particuliere tappers en fabrieksmenschen zeer moeilijk om hun godsdienstplichten te vervullen en zij snakken naar een vrijen dag. Ook uit liefde voor het arbeiderskind, waar over men het hier vaak heeft, is het van groot belang, spr. heeft dat aan den lijve ondervonden dat vader één dag per week het gezinsleven kan meemaken. Om die redenen zal hij zich tegen het voorstel van B. en W. verklaren. De heer Vromen acht het als medicus, gehoord de discussies en gezien den eigenaardigen gang van zaken, waarbij B. en W. nogmaals aan andere deskundigen advies hebben gevraagd en de Raadsleden zich daar wéér niets van aantrekken, omdat het hun niet naar den zin is, weinig aanlokkelijk om hier nog eens over te spreken. Voor hem staat echter vast dat de bezwaren van de hygiënisten geen hersenschimmige bezwaren zijn. Een van de verdedigers van een tapverbod heeft maar gewoon aangenomen, dat de voorwaarden, ge noemd in het rapport van Dr. De Waal, hier zouden zijn vervuld, maar de heeren, die zich op de practijk be roepen, gaan uit van een verkeerde praemisse, omdat de groote massa der bevolking hier nog niet woont en waarschijnlijk nog langen tijd niet zal wonen in huizen, waarin onder alle omstandigheden, speciaal in de zomermaanden, de voorwaarden kunnen worden vervuld, waardoor de melk van Zaterdag op Zondag onschadelijk zal zijn voor de kinderen, terwijl ook een groot aantal huismoeders nu en in de naaste toekomst niet op de hoogte zal zijn van de strenge eischen, welke aan de melkhygiëne gesteld moeten worden. Waaruit volgt, dat invoering van een tapverbod hier den eenen of anderen tijd bezwaren zal opleveren. Men heeft hier dan ook onmiddellijk het voorstel bij gedaan om de ziekenhuizen hiervan uit te zonderen, maar hoeveel zieken worden er niet thuis verpleegd? De heer Terpstra: Die kunnen het laten halen. De heer Vromen: Die regeling berust slechts op een onderlinge afspraak, maar eenige waarborg, dat die goed blijft functionneeren, heeft de gemeentelijke over heid niet, omdat zij daar niet verantwoordelijk voor is. Werd het ideaal der linkerzijde vervuld en de melkdis- tributie heelemaal een sociale aangelegenheid, dan stelt spreker zich voor, dat die fractie niet zou aarzelen, deze distributie te beschouwen als een continu-bedrijf. En dan zou zij ook niet schuwen om de arbeiders, die op Zondag moesten werken, op een andere wijze schade loos te stellen, maar dat kan men het particuliere bedrijf niet opdringen. Spr. vindt het een merkwaardige figuur en onjuist dat, nu men andere deskundigen heeft doen vragen en deze hier ook afwijzend tegenover staan, men zich daar ook niets van aantrekt. De heer Turksma is graag bereid een regeling te treffen, waardoor aan bepaalde personen een vrije Zondag wordt gegeven, als daardoor andere belangen niet in de knel komen. Naast de belangen van de advi seurs en de belanghebbenden, die hier zijn genoemd, staan echter ook principieele bezwaren, waarbij men bedenke, dat van verschillende zijden wordt geijverd, om meerdere verkoopvrijheid op Zondag te krijgen, al thans deze niet in te perken. Doet men dit wel, dan moet men de consequenties daarvan aanvaarden. Rechts en uiterst links gaan hier weer, evenals bij de winkelsluiting, op twee elkaar niet dekkende begrippen samen; de een doet het op grond van de Zondagsrust en de ander meer op grond van de heiliging. (Protesten). In elk geval is de rust maar een denkbeeldig iets, omdat het werk van de eene groep wordt verplaatst, naar eer; andere, die de melk moet halen, terwijl, gelijk in het schrijven van de Lijempf wordt gezegd, er dan oob. meer personeel in de fabriek moet werken. Dat er door deze menschen 365 dagen per jaar wora; gewerkt is ook niet juist, want er bestaat bij hen een vrije onderlinge regeling, waardoor zij, althans gedu rende eenige maanden, plaatsvervangers hebben De heer Stobbe: Dat zijn de fabrieksventers. De heer Turksma... Daar gaat het ook over. Dit verzoek wordt gedaan door 49 venters van de fabrieken en 42 particulieren, samen 91, terwijl hier ruim 200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1934. 121 venters zijn. Het overgroote deel is dus niet bereid hier aan deel te nemen. Ten aanzien van de mededeeling van Zwolle heeft de heer Van Kollem gezegd, dat de fabrieken hier wil len meewerken, maar dat is juist de strijd, waarop wordt gewezen, omdat de boeren hierdoor worden ge bonden aan een regeling, waarbij zij hun melk aan de fabrieken moeten afstaan. Op welke uren en hoe lang zullen verder „het groot aantal winkeliers", waarmee hier wordt geschermd, bereid zijn open te zijn? De heer Wiersma: Volgens de Winkelsluitingswet. De heer Turksma vraagt welke garantie men heeft, dat zij tot 12 uur open zullen zijn; confessioneelen zullen b.v. eerder sluiten. Bovendien hebben zich over het groote complex van straten in Leeuwarden slechts 14 winkeliers bereid verklaard om dan open te zijn en dan nog hoofdzakelijk in de buitenwijken, zoodat het cen trum van de stad er van verstoken zal zijn. De conclusie van Dr. De Waal was, dat hij het niet goed acht, voor Leeuwarden voorloopig die regeling te stellen De heer Van Kollem: Dat was verleden jaar. De heer Turksma gelooft van iemand als Dr. De Waal niet te mogen verwachten dat hij sinds zijn laat ste rapport van Juli 1933 van meening is veranderd. In Meppel is dezer dagen nog een uitbreiding van den verkoop op Zondag voorgesteld. Spr. gelooft ook, dat met een onderlinge regeling en in overleg met de fa brieken deze menschen wel meer vrije Zondagen zou den kunnen krijgen; het gaat trouwens maar om halve dagen. Er is hier ook een concurrentiefactor voor menschen, die in de stad wonen, maar hun brood verdienen met melkverkoop voor buiten de stad gelegen fabrieken. Dat is ook een principieele kwestie. Spr. staat op het standpunt, dat men niet al te diep moet ingrijpen in het vrije bedrijf en de bestaande concurrentiemogelijkheden niet te veel aan banden moet leggen en dat, als iemand een broodwinning heeft, hij zich daarvoor opofferingen moet getroosten. Principieel is er alzoo ook veel tegen een dergelijk verbod aan te voeren. Den heer Hettinga wil het voorkomen, dat men hier aan oude gebruiksgewoonten gehecht is en wat schuw staat tegenover verbeteringsmogelijkheden. Voor 30 jaar had men zeker aan den eisch, om op Zondag geen melk te tappen, niet kunnen voldoen, maar bij de veel betere verzorging van de melk is dat thans wel mo gelijk. Door oude gewoonten wordt het publiek bedor ven, zooals wij ook bij de winkelsluiting hebben onder vonden, gelijk spr. illustreert. Hij weet dat in Enschedé, een heel groote fabrieksstad, tegen het verbod heele maal geen bezwaren bestaan, hoewel ook daar door de hygiënisten wel melk zal worden geëischt, die aan de eischen voor de gezondheid voldoet. Spr. meent dat men de zaak van de hygiëne hier overdreven voorstelt, anders zouden althans de menschen met dezelfde weten schap in Enschedé te kort schieten. Waar de zaak in zooveel plaatsen zoo goed marcheert, stelt spr. zich voor dat men ook hier met een verbod heelemaal geen moeilijkheden zal ondervinden. De heer Terpstra zegt op het verwijt van den heer Vromen, dat is aangedrongen op het vragen van meer deskundigen, dat dit is gebeurd om meerdere zekerheid te krijgen. Dat is gelukt en daarbij is gebleken, dat de hygiënisten, die zoo nauwkeurig toezien op de levering van melk, over een bevolking van bijna 2 millioen men schen de groote steden en tientallen kleinere ge meenten, waar een verbod bestaat, niet met recht op een enkele fout hebben kunnen wijzen. Dat de huis vrouwen de melk niet zindelijk en niet lang genoeg kun nen bewaren, is minder juist, want in Amsterdam zijn in den loop der jaren geen verkeerde gevolgen geko men en de toestanden zijn, wat de melkbewaring be treft, hier veel gunstiger. Dat in enkele gezinnen de melk onvoldoende zindelijk wordt bewaard, zal altijd zoo zijn en blijven, maar daar staan duizenden vrouwen, ook in Leeuwarden, tegenover, die zich bereid hebben verklaard, in de richting, zooals de melkslijters verzoe ken, mee te werken Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi: Hoe weet U dat? De heer Terpstra is daarvan overtuigd; tientallen zin delijke huismoeders hebben gezegd: Laat ons het maar eens probeeren, en als wij dat ook doen, twijfelt spr. niet, of de groote meerderheid zal zich van dat idee een voorstander verklaren. Op een enkele veronderstelling, door den heer Vromen gemaakt, en op een regeling, waarover de heer Turksma heeft gesproken, maar die niet bestaat, zal spr. niet ingaan. De heer Turksma heeft zich in de conclusie van Dr. De Waal vergist; deze is wel tegen een verbod voor het geheele jaar, maar hij bewijst ook in de stukken, dat om technische en hygiënische redenen een verbod, zoo als reeds in de practijk bestaat en dat realiteit zal krij gen door een verordening, wel mogelijk is. Spr. en zijn groep wenschen echter verder te gaan door, als het mogelijk is, een algeheel verbod in te voeren. De Voorzitter acht de zaak thans van alle kanten voldoende toegelicht en wil alleen nog iets zeggen na mens B. en W., die niet met een voorstel bij den Raad hebben durven komen, omdat zij zich niet, zooals de Raad, zoo geheel los hebben willen maken van de hygiënisten, bij wier meening men zich, naar hun oor deel, zooals zoo dikwijls het geval is, moet neerleggen, omdat men van iets zelf de gevolgen niet kan nagaan. Daarom hebben B. en W. gezegd: laat de Raad dan maar uitmaken wat zwaarder weegt, een verbod op Zondag hetzij om godsdienstige reden, hetzij alleen om den melkventers een vrijen Zondag te geven of de vrijwel afwijzende adviezen van de deskundigen, waar van de een misschien meer in de richting van beperking van verkoop op Zondag mag gaan dan de ander, maar waarvan toch ten slotte de conclusie is dat, zoolang de toestanden zijn, zooals ze zijn, men niet een verbod moet invoeren. Dat is ook de eindconclusie van Dr. De Waal. B. en W. en de Raad kunnen nu eenmaal niet een rooster maken, waarbij de melkventers om de twee of drie weken een vrijen Zondag krijgen en om dat nu tóch te bereiken, gaat men hier tegen de adviezen van alle deskundigen in. Die verantwoording hebben B. en W. niet op zich willen nemen; zij beweren niet dat, als er op Zondag niet meer wordt verkocht, de menschen als ratten aan vergif zullen doodgaan, maar men kan ook niet bewijzen dat menschen, die bij een vuile sloot wo nen, korter leven dan zij, die in een mooie omgeving op het zand leven. Men moet nu eenmaal de menschen gelooven, die ons op dat punt inlichten. De keurings dienst heeft nooit ingegrepen, zegt men, maar het groote nadeel bestaat ook niet op het moment van ver koop, maar na het oogenblik, dat de melk in particuliere handen is overgegaan en het is niet aanwijsbaar, omdat de keuringsdienst dan geen monsters meer neemt van de melk, die op het moment van verkoop deugdelijk was. B. en W. hebben het dus niet aangedurfd, maar zij hebben wel begrepen ,dat de mogelijkheid bestond, dat de Raad zou besluiten tot het invoeren van een verbod j en daarom gezegd: dan moet de Raad die verantwoor- j ding maar op zich nemen. Spr. stelt voor tot stemming over te gaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 7