36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 Juni 1941.
Van verschillende zijden is gevraagd, of dit voorstel
gevolgd zou worden door een breedere salarisherziening.
Dat is voorloopig niet de bedoeling. B. en W. wachten
in dezen op het C.O.
In het Georg. Overleg is inderdaad geklaagd over
te weinig tijd van voorbereiding. De Hoofdbestuurs
leden der orqanisaties echter, die betrokken zijn bij het
plaatselijk G.O., hebben allen de betreffende stukken
gekregen, en geen van hen heeft geopponeerd, noch
over den tijd van voorbereiding, noch over den inhoud.
En als men bezwaren van dien aard had gehad, zou
men die zeker geuit hebben. Dat wil evenwel niet zeg
gen, dat er niet uitvoerig over deze zaak gepraat is
over het voorstel zelf is echter heel weinig gesproken,
meer over bijkomstigheden.
Spr. wijst er nog op, dat, als men meent, dat bij de
verschillende gemeentediensten öf t.a.v. de salarissen
öf t.a.v. de rangen iets niet in orde is. er verschillende
wegen zijn om B. en W. te bereiken.
De heer Wiersma we.erlegt wat hem c.s. voor de
voeten wordt geworpen, n.l. dat zij thans bezig zijn een
soort salarisdebat te ontketenen. Spr. grondt zich daar
bij op het voorstel, dat den Raad werd aangeboden,
met het motief, dat de werkzaamheden zijn toegenomen.
Dit geldt dan volgens hem niet twee of drie, maar
verreweg het grootste deel van het gemeentepersoneel.
En het is het qoed recht van spr. c.s. daarop te wijzen.
Het is hun bekend, dat er onlangs even over gesproken
is het salaris van den chef van de afd. Financiën met,
naar spr. meent, f 400.te verhoogen, maar dat den
Raad nadere mededeelingen zijn gedaan, die in de
richting van dit voorstel gingen, is spr., en naar het
blijkt meer Raadsleden, onbekend, zoodat men daaraan
niet het recht kan ontleenen hun te ontzeggen over deze
zaak te spreken. Nu wel blijkt, dat men toch dit voor
stel in behandeling neemt, m.a.w. de zaak t.z.t. niet
breeder wil bezien, gaat spr. er even op in. Leest hij
het voorstel goed, dan vervalt met aanneming daarvan
de rang van hoofdcommies-redacteur, zooals die, tot nu
toe bestaan heeft en zal de nieuwe rang van referendaris
ingevoegd worden. Het is spr. niet geheel onverschillig,
hoe men deze kwestie oplost. Hij weet zeer goed, dat
uitsluitend B. en W. dit in handen hebben, maar de
uitvoering van het voorstel heeft toch financieele con
sequenties; er kunnen duizend, misschien ook twee-,
drie- of vierduizend gulden mee gemoeid zijn, en daarom
mag de Raad toch wel iets van de financieele draag
wijdte weten. Nu ontstaan er geen moeilijkheden t.a.v.
den toekomstigen referendaris, maar anders staat het
met den rang van hoofdambtenaar. Dat is een nieuwe
rang, waarvan men niet zoo direct weet, zooals met den
referendaris, wie daarvoor in aanmerking komt. Wordt
deze uit de bestaande hoofdcommiezen gezocht, dan
heeft dit eenige ..doorstraling" ten gevolge in de groep,
die daar beneden ligt, waarop enkele Raadsleden reeds
doelden. Dan zal door opschuiving allicht een hoofd
commies uit de commiezen en een commies uit de adj.-
commiezen benoemd worden, wat overigens niet alleen
spr. c.s., maar meerderen bepleitten. Aan de uitvoering
van dit voorstel is dus wel degelijk een en ander gele
gen; deze kan in elk geval zóó beïnvloed worden, dat
het meer of minder kan kosten.
De wethouder zeide, dat ook B. en W. geen partieele
herzieningen wenschen. Spr. c.s. zijn het daar geheel
mee eens en verheugen zich over dit standpunt, maar
het neemt niet weg, dat de Raad nu toch iets voor zich
heeft, dat gaat in de richting van partieele herziening.
Laat het een wijziging in de rangindeeling zijn, het heeft
toch tot gevolg, dat er verandering komt in de tot nu
toe bestaande groepeering en in den afstand tusschen de
verschillende salarissen. Spr. zou iemand, die zegtnu
is door hetgeen omtrent den chef van Fin. is besloten
de juiste verhouding aangenomen, dat die bestond
verbroken, zoodat nadere voorzieningen getroffen
moeten worden, dit niet kwalijk nemen. Maar dan valt
men van de eene partieele herziening in de andere.
De onderhavige wijziging beperkt zich uitsluitend tot
de hoogere salarissen; het lager gesalarieerde gemeente-
personeel heeft er absoluut niets aan. Spr. was eerst
eenigszins bevredigd, toen hij meende, dat de wethouder,
sprekende over het C.O., zeide, dat het de bedoeling
van B. en W. was de geheele salarisregeling op de
hellinq te nemen. Als dat niet juist is spr. meende
toch een dergelijke uitdrukking gehoord te hebben
dan staan hij c.s. in dezen nog verder van het College
af dan hij aanvankelijk na de beantwoording van den
wethouder meende.
Spr. heeft voorts beluisterd, dat het C.O. zich met
deze zaak bemoeid heeftdat het College buiten dit
orgaan om niets t.a.v. de salarisregeling zal doen; dat
in overleg met het C.O. aan de titulatuur van de diverse
rangen van het personeel der verschillende gemeenten
wordt gewerkt en dat dan eindelijk misschien begonnen
zou worden aan de algeheele salarisregeling. Men
houde spr. ten goede, dat, als men daarop zal wachten,
het nog wel lang kan duren, want het zal den wet
houder bekend zijn, dat, zoolang er voor het Rijksper
soneel niets geschiedt, de kans uitgesloten is om. in
dezen oorlogstijd, verbetering tot stand te brengen voor
het gemeentepersoneel.
Spr. spijt het, te moeten zeggen, dat dit voorstel in
zijn uitvoering een anti-sociale strekking zal vertoonen,
omdat het beter-gesalarieerden iets geeft en den lager-
bezoldigden, voor wie toch ook het motief van de meer
dere werkzaamheden geldt, absoluut niets. Op grond
hiervan meenen zij zich tegen dit voorstel te moeten
verklaren.
De heer Posthunia zegt, dat het B. en W. niet be
hoeft te verwonderen, dat hier eenig debat is ontstaan.
De toelichting tot dit voorstel was eenigszins sober. In
een der vorige vergaderingen hebben B. en W. den
Raad even ingelicht en gezegd die feiten zijn er en
dat staat er te gebeuren en daarom achten wij het van
belang, dat dit gebeurt, waarop de Raad heeft gezegd:
dat vinden wij goed. Spr. begrijpt, dat een van de nu
voorgestelde wijzigingen een bekrachtiging is van wat
toen is besloten. En als gevolg van die eene wijziging
zijn de beide andere gevallen nu ook gekomen, omdat
anders de verhoudingen zoek raken. Spr. heeft tegen
deze verhoogingen geen bezwaar. Is het de bedoeling
als commies-redacteur iemand te benoemen uit of buiten
het personeel om? Wordt iemand van buitenaf be
noemd, dan beteekent dit een volledige uitgave van
2880.tot 3330. Meenen B. en W. hierop niet
te moeten antwoorden, dan behoeven zij dat niet te
doen. Als lid van den Raad vraagt men het echter. In
een besloten vergadering was dit debat misschien niet
noodig geweest.
In de bedoelde vergadering is de suggestie gewekt
B. en W. komen binnenkort met eenige wijzigingen.
Spr. had daaruit begrepen, dat er meer wijzigingen uit
zouden voortkomen dan nu voorgesteld. Heeft de Raad
op dit gebied nog iets te verwachten of niets meer
Het kon zijn, dat spr. het onvoldoende begrepen heeft,
doch er blijft toch over het eenigszins vervelende, dat
de verhoogingen enkel ten goede komen aan de hoogere
rangen. Hij acht deze verhoogingen niet misplaatst,
maar de lagere rangen profiteeren er heelemaal niet
van en in dat opzicht schaart spr. zich geheel naast den
heer Wiersma. De motiveering van het voorstel toch
is toeneming van de werkzaamheden ter secretarie en
niemand kan zich voorstellen, dat deze zich slechts tot
één beperken, want practisch komt er maar één ambte
naar bij. Het is een feit, dat B. en W. door de steeds
toenemende werkzaamheden meer personeel moeten
nemen en dat dit meer en verantwoordelijker werk
krijgt.
Weth. De Boer zeide: de titulatuur deugt niet en het
C.O. wil daar ordening in brengen. Spr. gelooft wel,
dat dat prachtig werk zou zijn, maar ook een enorm
werk, dat veel langer zal duren dan wat spr. wenscht.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 Juni 1941.
37
n.l. dat B. en W. onder oogen zien, of ook t.a.v. de
andere ambtenaren iets moest gebeuren, in dezelfde lijn
van recht en billijkheid, waarvan in het onderhavige
voorstel sprake is, om dan bij de a.s. begrooting met
voorstellen te komen. Als men daarbij op het C.O. zal
wachten, is de begrooting al voor den zooveelsten keer
behandeld.
De heer Praamsma heeft persoonlijk tegen deze
nieuwe rangindeeling niet het minste bezwaar, noch
tegen de voorgestelde salarieering. maar gaat toch niet
met het voorstel accoord, omdat B. en W. niet willen
toezegqen, deze materie in iets breeder verband te
zullen bezien en het hier dus een herziening voor slechts
een of twee ambtenaren geldt. Voor het geheele per
soneel toch is het levensonderhoud duurder geworden.
De heer Westra kan niet zeggen, dat de discussie
buitengewoon aangenaam is. Deze zaak is duidelijk.
Indertijd hebben B. en W. uitdrukkelijk gezegd, dat
deze wijzigingen zouden komen en in het voorstel staat,
dat de zich steeds uitbreidende werkzaamheden het
noodig maken enkele rangen in te voeren. Nu zegt men,
dat dit een zeer onsociale maatregel is. Als een bepaalde
dienst wordt inqesteld, of een zaak wordt opgericht, dan
begint men toch niet met personeel in hoogere rangen
aan te stellen, doch dan is er personeel in den laagsten
rang eerst noodig; pas na uitbreiding van dienst of zaak
wordt geleidelijk overgegaan tot aanstelling van per
soneel in hoogere rangen. Het betreft hier een al jaren
bestaanden dienst in een gemeente, welke zich regel
matig uitbreidt en steeds meer werk meebrengt.
Als er eenige verruiming komt in de hoogere rangen,
dan is dat een heel consequente doorvoering van iets.
dat de Raad reeds bekeken heeft, en als deze B. en W.
daarin volgt, dan zal men de practisch juiste beslissing
nemen. Door altijd spijkers op laag water te zoeken en
uit noodzakelijke maatregelingen als deze munt voor
anderen te willen slaan, zal men nooit tot een resultaat
komen. Dat is een buitengewoon slechte politiek. Laat
men die nu afschaffen en accoord gaan met het voorstel
van B. en W.
De heer Van der Meulen zegt, dat toen enkele ver
gaderingen geleden B. en W. mededeelden, dat het
noodig was om t.a.v. een bepaalden ambtenaar enkele
voorzieningen te treffen, de S.D.-fractie hiermede
slechts accoord is gegaan onder de voorwaarde, dat dit
zou geschieden in verband met een meer algemeene
herziening der verordening en het dus niet enkel zou
blijven een voorziening ten behoeve van dien specialen
ambtenaar. Alle andere Raadsleden zijn echter zonder
meer met het voorstel van B. en W. meegegaan en het
gaat daarom niet aan, dat enkelen zich thans daartegen
verzetten, bewerende, dat de herziening der verordening
niet ver genoeg zou gaan.
Wat een algemeene salarisherziening betreft, de wet
houder heeft reeds voldoende betoogd, dat de Raad
niet de instantie is om die in de eerste plaats te behan
delen. Wanneer de wensch tot salarisherziening leeft
een wensch, die inderdaad verklaarbaar zou zijn
dan is het Centr. Orgaan het lichaam, waarin deze
aangelegenheid aanhangig behoort te worden gemaakt.
Dien weg heeft de Raad zelf gekozen door zich bij het
C.O. aan te sluiten.
Mevrouw Van DijkSmit zegt, dat, zooals het
voorstel hier thans ligt, het precies is, zooals zij dacht,
dat het worden zou. Zij verbaast zich dan ook ten
zeerste over de wijze, waarop er hier over gesproken
wordt en vindt deze zeer onsympathiek.
De Voorzitter, aansluitende op hetgeen de heer Van
der Meulen zeide, begrijpt niet veel van het debat over
deze zaak. Het G.O. heeft bericht, zich met de voor
gestelde wijziging te kunnen vereenigen. Van verschil
lende kanten is in den Raad altijd verdedigd, dat deze
in zoo n geval het voorgestelde had aan te nemen. Spr.
heeft daar vroeger met diverse Raadsleden over gede
batteerd. De Raad heeft nog wel het recht over het
voorgestelde iets te zeggen, maar heeft daar thans tè
veel gebruik van gemaakt.
Er zijn Raadsleden, die om de overeenstemming
tusschen B. en W. en G.O. niets geven en tegen stem
men, maar dat is dan nooit een zuivere stemming, om
dat hun argumenten niet het voorstel zelf gelden, maar
hetgeen men er aan heeft vastgeknoopt en dat niet in
behandeling is.
Spr. zegt den heer Wiersma uitdrukkelijk, dat de
werkzaamheden den laatsten tijd sterk zijn toegenomen
en het aantal ambtenaren zeer is uitgebreid. In het
voorstel wordt evenwel gezegd
,,De voortdurende, en in het bijzonder in den
laatsten tijd sterk optredende, toeneming van de
werkzaamheden ter gemeentesecretarie hebben sinds
geruimen tijd de noodzakelijkheid doen gevoelen van
een uitbreiding van het aantal rangen der aan de
gemeente-secretarie verbonden ambtenaren."
Dat is heel iets anders dan dat men zegt, dat speciaal
die en die persoon in dien en dien rang het te druk
heeft. De toegenomen werkzaamheden hebben er toe
genoodzaakt den kop van het personeel uit te breiden
met een paar rangen, maar het heeft met het overige
personeel niets te maken.
De heer Wiersma zeide, dat er voor het personeel
van lagere rangen niets wordt gedaan. Maar hij ver
geet, dat, als aan den kop meer rangen worden gemaakt,
er meer kans bestaat voor het lagere personeel zich
daaraan ,,op te trekken". Dat is het omgekeerde van
a-sociaal.
Er is kans, dat er aanstonds meer aan salarissen be
taald moet worden, als, ten gevolge van deze wijziging,
tot aanstelling van ambtenaren in de genoemde rangen
wordt overgegaan. Dat is de financieele consequentie.
Wat een algeheele salarisherziening betreft, men
mag thans geen salarissen verhoogen, dus hierover te
spreken, heeft geen zin. Het is misschien mogelijk, dat
de geheele formatie-verordening in de toekomst gewij
zigd moet worden, waarvan dan misschien ook wijziging
van de Salarisverordening het gevolg zal zijn. Een der
Raadsleden wilde wel met het voorstel meegaan, mits
B. en W. toezegden, in verband met de uitbreiding der
werkzaamheden, ook de salarissen van het overige
personeel te verhoogen. Nu moet men ervan uitgaan,
dat elke ambtenaar een jaar of twee, drie geleden een
volledige dagtaak had, dus dat uitbreiding van het
werk, theoretisch gezien, uitbreiding van personeel ten
gevolge moet hebben. Nu zullen de ambtenaren niet
zóó bezet zijn, dat zij er niet wat werk bij kunnen heb
ben, maar toch moet het logische gevolg van uitbreiding
der werkzaamheden vermeerdering van personeel zijn
en niet salarisverhooging voor de bestaande ambtenaren.
Wel zijn B. en W. altijd bereid geweest, ook als er
verandering in de werkzaamheden kwam ten gevolge
van gewijzigde tijdsomstandigheden, de veranderde
positie van den betrokken ambtenaar onder oogen te
zien, om, als het hun gewenscht of billijk leek, zoo
iemand in rang te verhoogen. En ook thans, nu er aller
lei nieuwe werkzaamheden bijgekomen zijn, zijn zij
daartoe volkomen bereid. Maar eigenlijk heeft dit met
de onderhavige kwestie zeer weinig te maken het is
slechts een toezegging n.a.v. een gestelde vraag. Zoo
is het ook zeer wel mogelijk, dat een chef van een af-
deeling, waar uitbreiding der werkzaamheden en van
personeel heeft plaats gehad, daardoor verantwoorde
lijkheid voor geheel nieuwe kwesties er bij heeft ge
kregen. De meerdere werkzaamheden gelden hem mis
schien niet, maar toch is hij daardoor in een veranderde
positie gekomen. Dan is niet het aantal zijner arbeids
uren uitgebreid, maar de aard zijner werkzaamheden
veelzijdiger geworden.
Of men van B. en W. meer te verwachten heeft in
de richting van salarisherziening Neen. De voorge
stelde wijziging is een normaal gevolg van de veran
derde omstandigheden. B. en W. zetten dus thans
slechts het oude gebruik voort.