44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 Augustus 1941.
een verlof van 6 werkdagen toegekend, met behoud van
loon." Maar om hoeveel tijd zal dit verlof gelden? Zal
de arbeider, als hij 6 maanden in dienst is, dan dadelijk
6 dagen verlof krijgen, of geldt dit jaarlijks?
Het lijkt spr. met het oog op de buitengewone om
standigheden geen bezwaar dit Arbeidsovereenkomsten-
besluit zóó aan te nemen, maar het is toch vreemd iets
vast te stellen, dat niet nauwkeurig is.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. deze verordening
onveranderd hebben overgenomen, omdat zij die zoo uit
Den Haag hebben gekregen en de Secretaris-Generaal
het op prijs stelde, dat ze onveranderd werd vastgesteld.
Het is de bedoeling, dat het verlof per jaar gerekend
wordt.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 113). Met alg. stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 14 (bijl. no. 109).
De Voorzitter zegt, dat toen hij deze verordening in
concept kreeg, hem bleek, dat de ambtenares bij de
kinder- en zedenpolitie, die hier al sedert jaren in dienst
is, daar niet in werd genoemd. De Raad weet, dat in
dezen destijds een proef is genomen, die zeer goed is
geslaagd. Het is de bedoeling haar in denzelfden rang
als die van adj.-inspecteur aan te stellen; tot nog toe
was zij werkzaam in den rang van 3e klerk. Zij is des
tijds in dien rang aangesteld, doordat toen een derde
klerk aan den administratieven arbeid onttrokken werd.
Spr. stelt, namens B. en W., voor, na de woorden
„drie adj.-inspecteurs" in te voegen „één ambtenares
bij de kinder- en zedenpolitie".
Voorts geeft spr. in overweging art. 44. dat is blijven
staan, hoewel het een overgangsbepaling was, te schrap
pen, daar de betreffende controle niet meer bestaat.
De heer De Bruin vraagt, of bedoeld wordt, dat de
titel van mej. Colenbrander blijft ambtenares bij de
kinder- en zedenpolitie of wordtadj.-inspectrice met
de toevoeging ambtenares bij de kinder- en zeden
politie. Spr. zou er meer voor gevoelen haar den titel
adj.-inspectrice met tusschen haakjes de genoemde toe
voeging te geven, opdat voor haar dan meer mogelijk
heden bestaan om mettertijd bevorderd te worden tot
inspecteur en misschien is het ook bij sollicitaties beter.
De Voorzitter zegt, dat dit een oude kwestie is,
waarin de heer Kool en spr. beiden op het standpunt
staan, dat mej. Colenbrander moet zijn ambtenares bij
de kinder- en zedenpolitie en niet adj.-inspectrice.
Over deze kwestie is al veel te doen geweest en er is
ook met mej. Colenbrander zelf over gesproken, maar
noch hij noch de heer Kool voelen er voor haar adj.-
inspectrice te maken in den door den heer De Bruin
bedoelden zin.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W., zooals dit bij monde van
den Voorzitter is gewijzigd.
Punt 15 (bijl. no. 112).
De heer Westra komt tot dezelfde conclusie als B.
en W., n.l., dat er in dezen verschillend inzicht mogelijk
is. Nu meenen B. en W. aan dat verschil tegemoet te
moeten komen een zeer prijzenswaardig iets door
een voorstel tot wijziging te doen, maar spr. vraagt zich
af, of B. en W. bij het kiezen van een der beide uitleg
gingen er maar een gooi naar hebben gedaan. En, naar
spr. vermoedt, toevallig den verkeerden
Als men nagaat, wat art. 4 van de Verordening op
de Winkelsluiting eigenlijk bedoelt, dan is dat het ver
gemakkelijken van de uitvoering der Arbeidswet, voor
zoover die bepaalt, dat aan personeel in bedrijven een
vrije halve dag Aioet worden verleend. Nu wordt daarop
de uitzondering gemaakt, dat die vrije halve dag niet
op den vastgestelden dag zal vallen in die week, waarin
een algemeen erkende feestdag valt; dus Hemelvaarts
dag, 2e Paasch- en Pinksterdag. Het ware derhalve
zeer logisch ook één der Kerstdagen in deze regeling te
betrekken. Dan zou de vrije halve dag met len of 2en
Kerstdag kunnen samenvallen.
Nu schijnt de redactie van het nieuwe artikel blijk
baar niet zeer gelukkig geweest te zijn, doordat het
spreekt van „de Kerstdagen" in plaats van uitdrukkelijk
„één der Kerstdagen". B. en W. maken er thans van
„beide Kerstdagen' Nu moeten dus per se twee Kerst
dagen in één week vallen, voor het mogelijk is, dat de
vrije halve dag door een dezer feestdagen vervalt.
Waarom maakt men deze regeling nu alleen voor de
Kerstdagen en niet voor Paschen en Pinksteren Het
lijkt spr. echter juister en logischer en meer in overeen
stemming met de andere uitzonderingen om van „één
der Kerstdagen" te spreken.
De Voorzitter zegt. dat het bij de vorige redactie nog
de vraag was, of de regeling gold voor de week, waarin
de beide Kerstdagen vallen, maar nu is de nieuwe re
dactie inderdaad zoo, dat de regeling geldt voor de
week waarin beide Kerstdagen vallen. Het geval, dat
de heer Westra steltde week waarin een der beide
Kerstdagen valt, kan slechts eens in de zeven jaar voor
komen, want dan moet die Kerstdag op Zaterdag vallen.
De heer Westra: Of op Maandag.
De Voorzitter: Zondag is de eerste dag van de week!
De heer Westra: Niet van de werkweek.
De Voorzitter: Als er maar van één Kerstdag wordt
gesproken, zou er, als die dan toevallig niet op een
Maandag, maar op een Zaterdag viel, een uitzondering
op een uitzondering gemaakt moeten worden.
De heer Westra: Een uitzondering op een uitzonde
ring krijgt men, als men van beide Kerstdagen spreekt
en één daarvan op Maandag valt.
De Voorzitter: Het gaat hier toch over de vrije
Maandagen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 16. Met alg. stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van B. en W.
De wethouders onthouden zich van medestemmen.
Punt 17. Met alg. stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van B. en W.
Punt 18.
De heer Wiersma zegt, dat volgno. 258 der Uitgaven
wordt verhoogd tot 38.750. omdat aanschaffing en
verandering van kleeding en bewapening, volgens de
thans vastgestelde voorschriften, een extra-uitgaaf zal
vorderen van 25.000. Spr. meent, dat deze post
indertijd ook reeds verhoogd was en nu komt deze ver
hooging er nog bij. Kan de Burgemeester hierom
trent eenige inlichtingen geven Deze verhooging lijkt
we! wat heel hard aan te komen. Was de kleeding der
politie tot nu toe slecht geweest, dan was deze groote
uitgaaf te begrijpen, maar dat was geenszins het geval:
voor zoover spr. daarover kan oordeelen, was een en
ander uitstekend verzorgd.
Voorts wijst spr. op volgno. 261. Bureaubehoeften,
dat wordt verhoogd van 1000.tot 2000.en
volgno. 262. Bewaring van arrestanten, van 450.tot
750.Het zal niemand verwonderen, dat deze pos
ten eenige verhooging moeten ondergaan, maar niet een
zoo belangrijke als deze.
Dit geldt ook voor post 263, welke van 550.op
2500.wordt gebracht.
Bij de Inkomsten wordt onder volgno. 150A geboekt
een terugontvangst van W.H.N. ad 60.21, welk be
drag eerst voor W.H.N. is betaald. Spr. vergelijkt daar
bij volgno. 511 der Uitgaven, waar ten behoeve van
W.H.N. 2300.voorkomt, n.l. voor belooningen
1500. drukwerk en bureaubehoeften 450.werk
zaamheden door Gem.werken 200.advertenties
75.en diverse kosten 750. Volgens de toelich
ting waren er niet voldoende vrijwilligers, zoodat be
zoldigde krachten aangesteld moesten worden. In de
toelichting staat tevens, dat ingevolge schrijven van
den Secr.-Generaal van het Dep. van Binn. Zaken d.d.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 Augustus 1941. 45
28/30 Juli 1941 voor het komende seizoen geen kosten
voor Winterhulp meer de gemeentebegrooting mogen
drukken. Hier wordt echter wel 2300.aangebracht,
waarvan 60.21 terugontvangen is. In verband met die
circulaire vraagt spr., of dit bedrag ook als voorschot
moet worden beschouwd en t.z.t. terugontvangen wordt.
Want hij twijfelt er niet aan, of B. en W. zullen geen
post op de begrooting brengen, welke er niet op mag.
De Voorzitter geeft den heer Wiersma toe, dat de
agenten de laatste jaren keurig uitgerust waren. Er is
nu echter eenmaal van hooger hand wijziging der uni
formen voorgeschreven, welke voor het geheele land
geldt. Tot nu toe stelde iedere gemeente zelf de uni
form vast, doch nu wordt deze voor alle gemeenten
gelijk. Het is misschien mogelijk de oude kleeding in
den nachtdienst af te dragen, of haar te veranderen,
ook al met het oog op de materialenschaarschte, welke
het moeilijk zal maken de verschillende wijzigingen di
rect door te voeren. Maar het zal toch moeten gebeuren
en daarom is dit extra-bedrag noodig.
Niet alleen dat deze post zoo opgeloopen is, maar het
zal niemand verwonderen, dat over eenige jaren de
politie over het geheel veel meer zal kosten dan tot nu
toe het geval was. Alles wat de politie moet doen is
uitgebreider dan ooit en dat zal ten gevolge hebben, dat
het aantal manschappen sterke uitbreiding moet onder
gaan, al mag dat thans niet geschieden. En dan zal de
post kleeding nog grooter worden.
Ook behoeft het niet te verwonderen, dat de post
bewaring van arrestanten hooger wordt en de post
reisgeld van passanten en overige uitgaven voor de
politie moeten worden verhoogd, omdat daaruit ook het
vertalen van de stukken, die naar Duitsche instanties
gaan, wordt betaald.
Wat Winterhulp betreft, de opzet was, dat vrijwil
ligers het werk zouden doen. Nu was het wel eenigs-
zins te voorzien, dat, daar W.H.N. plotseling in den
afgeloopen winter in het leven geroepen werd, het niet
mogelijk bleek de organisatie zóó te hebben als noodig
was. Toen de Burgemeesters plaatselijk directeur van
W.H.N. werden en die het werk voor elkaar moesten
brengen, is hier een bezoldigde kracht aangenomen,
die speciaal het W.H.N. werk deed. Zooals de opzet
toen was, was er zooveel werk, dat die eene ambtenaar
het in de wintermaanden niet alleen af kon. Het bleek
hier niet mogelijk, dat vrijwilligers het werk deden. Dit
toch moeten krachten zijn, die behoorlijk tijd en er ook
capaciteiten voor hebben.
Bij de uitkeeringen heeft men veel steun gehad van
M.H.. waarbij van het kaartsysteem van die instelling
gebruik werd gemaakt en men direct wist, met wien
men te doen had. Zoo was het mogelijk in 6 maanden
3000 aanvragen te verwerken, zoowel administratief als
anders.
In het begin is er even stagnatie geweest in het
W.H.N. werk, maar die was gauw opgeheven en na
dien is alles vlot verloopen.
De W.H.N. is nu gereorganiseerd. Alle plaatselijke
directeuren vervallen. De provincies en steden zijn ver
deeld in buurtschappen van rfc 10.000 inwoners. Leeu
warden krijgt dus 5 a 6 buurtschappen, elk met een
buurtschapleider en wijkleiders. Ook de Burgemeesters
kunnen buurtschapleider zijn, maar spr. heeft al zooveel
werk, dat hij het bijna al niet nakomen kan. Die buurt
schap- en wijkleiders zullen voortaan het werk doen en
spr. komt er geheel buiten te staan.
Deze post komt het volgende jaar dus niet weer op
de begrooting voor.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 19 (bijl. no. 110).
De heer Van der Meulen zegt, dat de S.D. fractie
meent, dat, nu bij de scholen voor L.O. met ingang van
1 Januari 1943 de kweekelingen met akte zullen ver
dwijnen, dit ook bij de gem. bewaarscholen uiterlijk op
dien dag het geval behoort te zijn. Nu echter volgens
een verordening van den Rijkscommissaris met ingang
van 1 September a.s. de werkzaamheden van den Raad
blijven rusten, deze de verdere ontwikkeling der ge
meentelijke zaken niet kan overzien en hierop geen in
vloed meer kan uitoefenen, acht spr.'s fractie het nutte
loos om t.a.v. de kweekelingen met akte een voorstel
te doen en kan zij slechts de hoop uitspreken, dat t.z.t.
haar gevoelen door de dan bevoegde instanties zal
worden gedeeld.
Den heer Posthuma doet het genoegen, dat het ver
zoek van de Ver. van Bewaarschoolonderwijzeressen
eenig resultaat heeft, n.l. dat B. en W. voorstellen om
de belooning van de kweekelingen met akte van
450.— te brengen op 550.— per jaar. De Comm.
voor de Bewaarscholen was algemeen van oordeel, dat
de tijd nu aangebroken is om met het systeem van
kweekelingen met akte te breken. Na het schriftelijke
rapport en de bespreking in B. en W„ welke spr.'s
bewering ongetwijfeld hebben bevestigd, is het te be
grijpen. dat dit voorstel voor hem een teleurstelling
was.
Spr. heeft zich altijd, ook in 1936, toen dit systeem
werd ingesteld, daartegen verzet.
Het gaat hier om dames, die bekwaam zijn voor haar
vak; die, op twee na, beide akten hebben, volledige
werkdagen en volledige klassen hebben en zelfstandig
in haar onderhoud moesten kunnen voorzien, doch
slechts beloond worden met 450,'s jaars, wat veel
te weinig is. Daar komt nog bij, dat ze precies den
zelfden arbeid verrichten als de onderwijzeressen, wier
maximum-wedde 1031is als ze één akte hebben en
1169.als ze ook de tweede akte bezitten. De kwee
kelingen met akte verdienen dus niet alleen veel minder
dan de onderwijzeressen, maar bovendien is haar rechts
positie veel slechter, terwijl ook niet in een pensioen
regeling is voorzien. Er is hier dus zeker van een groote
onrechtvaardigheid sprake. Die heeft men in 1936 wel
moeten slikken, onder den druk, waaraan Leeuwarden
toen bloot stond, in verband met zijn begrootingsposi-
tie. Er is echter nog nooit het argument in het geding
gebracht, dat B. en W. nu naar voren brengen, n.l.
dat bij het L.O. ook nog kweekelingen met akte zijn,
waarom zij er nu nog niet voor voelen om dit systeem
bij het bewaarschoolonderwijs af te schaffen. Het spijt
spr., dat dit argument nu wordt gebruikt. Die zaak is
heelemaal niet aan de orde. In de kwestie kweeke
lingen met akte bij het L.O. heeft de Raad geen be
voegdheid. Dit instituut werd van hoogerhand opgelegd.
Een kwestie i.z. het bewaarschoolonderwijs is echter
aan den Raad. Moet nu niet in allen ernst geprobeerd
worden onder dien druk uit te komen? De Comm. voor
de Gem. Bewaarscholen heeft zich uitdrukkelijk op het
standpunt gesteld en de verwachting uitgesproken, dat
op dit oogenblik een einde aan dezen verkeerden toe
stand komt.
Spr. had heel sterk gehoopt, dat B. en W. nu, gezien
ook het advies van de Commissie, hadden besloten
verandering in den toestand te brengen. Was dit besluit
per slot niet goedgekeurd, m.a.w., was de meening van
hoogere instanties niet gewijzigd, dan ging de Raad
toch vrij uit. Spr. wil met alle genoegen een voorstel
doen om deze aangelegenheid vandaag nog te regelen,
als dit van den anderen kant voldoende gesteund wordt.
Hij kent echter de situatie voldoende om te weten, dat
dit thans niet zal gelukken. Hij spreekt den wensch uit,
dat er zeer spoedig een instantie komt, dié aan dezen
absoluut onrechtvaardigen toestand een einde maakt.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 20 (bijl. no. 114). Met alg. stemmen wordt be
sloten overeenkomstig het voorstel van den
Burgemeester.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.