fc'jhjZ- 1 12 zijn. Mocht zich bij vergissing dat extreme geval voordoen, dan zullen B. en W. wel zorgen, dat die veehouder een schriftelijke vergunning krijgt voor het vervoer, opdat dergelijke vergissingen zich niet zullen herhalen. De heer Van der Meer heeft gevraagd naar de betekenis van het laatste gedeelte van artikel 4, waar staat, dat elke week aan de directeur van de reiniging opgegeven moet worden de hoeveelheid afvallen, die in de afgelopen week is verzameld en voorts aan wie de afvallen zijn afgeleverd. Het zal do heer Van dei- Meer uit hetgeen spr. zojuist heeft gezegd, wel duide lijk zijn geworden, waarom dit van belang is. Het is natuurlijk, gegeven de waarde van de afvallen, van belang om te controleren wat is opgehaald en er be staat ook behoefte aan te weten waar de afvallen gebleven zijn, gezien het belang, dat sommigen er bij hebben ze te ontvangen. Spr. gelooft, de verschillende vragen hiermede wel beantwoord te hebben. Hij herhaalt, dat dit een zaak is, die werkelijk voor alle belanghebbenden van grote betekenis is, terwijl ze ook uit een algemeen oogpunt, gegeven de eco nomische kant van de zaak, van belang moet worden geacht. De heer Van der Veen, allereerst terugkomende op de door hem aangesneden kwestie van formele aard, is zeer erkentelijk voor de hoge verwachting, die de voorzitter van hem koestert door te menen, dat spr. in drie dagen deze materie zeer goed kan verwerken. Het zal de voorzitter echter bekend zijn, dat spr., behalve het bestuderen der raadsvoorstellen en het bekijken van verordeningen, ook nog andere bezig heden heelt te verrichten, zodat hij graag wat meer tijd voor de bestudering van verordeningen zou wil len hebben. Hij kreeg pas Donderdag de stukken in handen en het briefje, dat hij aan het einde van de Zaterdag nog haastig hier in de bus heeft geworpen, schijnt niet tijdig te bestemder plaatse te zijn ge komen. Was het zoveel belangrijker te wachten op een eventuele beslissing van de minister, dan de leden der commissie de nodige tijd tot bestudering te geven? Bovendien vraagt spr. zich af, of het zo vreselijk erg zou zijn geweest, indien er gedurende twee weken geen regeling was geweest. Hij veronder stelt niet, dat de mensen het ontbreken er van zouden hebben opgemerkt. De voorzitter stemde toe, dat de tijd van voorbereiding kort is geweest. Spr. mag dan ook hopen, dat in de toekomst een langere tijd be schikbaar zal zijn. Nu de materiële kant van de zaak. Uit het antwoord van de voorzitter heeft spr. niet anders beluisterd, dan dat de bestaande toestand moet worden gehand haafd in het belang van degenen, die thans hun be staan vinden in het ophalen der afvallen. Dit acht hij uitermate conservatief en het verwondert hem zeer dit geluid uit de mond van de voorzitter te horen. Spr. gelooft niet, dat afgekeurd moet worden, dat een grossier de schillen gaat afzetten, waar zij het beste betaald worden. Dat is met alle handel, veevoerhandel inbegrepen, het geval en dat zal ook hier niet voor komen kunnen worden. Hij blijft volkomen bij wat hij in eerste instantie heelt gezegd. Er is geen sprake van, dat er, als er geen regeling was, minder afvallen zouden worden opgehaald, integendeel. De verplichting tot het be waren is er immers niet meer. Dit zou een reden kunnen zijn tegen een schilleboer, die niet voldoet, te zeggen, dat hij niet weer terug behoeft te komen en de schillen in de kachel te gooien; daar wordt de schoorsteen ook nog schoon van, naar men wel eens beweert. Wanneer een schilleboer zijn klanten goed bedient, is het best, maar wanneer er meningsverschillen komen, is de klant niet vrij een andere te nemen en zal hij er misschien de voorkeur aan geven de af vallen te vernietigen, in plaats van ze aan mijnheel' A mee te geven, want aan B, die een andere wijk bedient, mag hij ze niet geven. Het zou niet kwaad zijn, als er een klein beetje concurrentie was, b.v.. doordat twee mensen in dezelfde wijk werken. De heer Van der Schaaf ziet verschil met brocd- venters en melkboeren, maar het is precies hetzelfde, welke „boer" het ook betreft. Spr. wil zelf uitkiezen, wie hij aan de deur krijgt en niet de schilleboer aan gewezen krijgen. Het is liet laatste beetje vrijheid, dat de burger nog heeft. Niet, dat het feit op zich zelf hem zo hoog zit, maar spr. meent, dat dit streven moet worden gezien als een onderdeel van een sys teem, dat het zijne bepaald niet is. Hij blijft daarom bij wat hij in eerste instantie heeft gezegd. De Voorzitter kan in tweede instantie zeer kort zijn. De heer Van der Veen meent, dat spr.'s betoog hierop neerkwam, dat de bestaande toestand moet worden gehandhaafd in het belang van degenen, die hun bestaan in het ophalen van de afvallen hebben. Dat is onvolledig, zoals men zojuist wel uit spr.'s mond heeft gehoord. Het gaat niet alleen om de 16 schillenophalers en hun gezinnen; liet gaat er ook en nog veel meer om, dat de waardevolle schillen be waard blijven niet alleen, doch tevens, dat ze terecht komen in de gemeente zelf, bij die veehouders, die daaraan grote behoefte hebben. Opdat hier geen hiaat kwam na 1 Februari, was het ook bepaald nodig', deze verordening in het leven te roepen. Wanneer er geen regeling zou zijn, is het wel zeker te noemen, dat. hier wat nog aan schillen zou worden opgehaald, zou worden geleverd aan grossiers in het vak en dat het voor de veehouders in onze gemeente verloren zou zijn. Overigens gelooft spr. niet, dat hij met de heer Van der Veen een gesprek behoeft te hebben over de keuze van de sehiJlenophaler. Dan zou hij te veel in onderdelen, in zaken van te weinig belang, afdalen. Hij meent, dat het gemeentebestuur het voorstel moet handhaven, zoals het aan de raad is toegestuurd. Spr. zou thans willen voorstellen de beraadslagin gen te sluiten. De raad gaat hiermee accoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig liet voorstel van de commissie. De heer Van der Veen verzoekt aantekening, dat hij geacht wil worden tegen te hebben gestemd. De Voorzitter zegt, dat aan dit verzoek met ge noegen zal worden voldaan. Punt 21. De heer Kamstra rapporteert namens de connni.v sie, belast geweest met het onderzoek van de geloofs brief en bestaande uit de heren Kamstra, Van dei' Schaaf en De Vries, dat de commissie de daarbij overgelegde stukken heeft onderzocht en in orde be vonden, weshalve zij de raad adviseert, de heer F. T. Dijkstra als lid van de raad toe te laten. Z.h.st. wordt daartoe besloten. De Voorzitter sluit hierna de vergadering. Provincie FRIESLAND. 1 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 Februari 1952 RAADSVERGADERING van Woensdag 20 Februari 1952 Aanwezig: 33 leden. Afwezig: mevr. VondelingVan 't Hof en de heer V isser. Voorzitter: Mr. A. A. M. van der Meulen, burge meester. Te behandelen punten: 1. Beëdiging van het nieuw inkomende lid, de heer F. T. Dijkstra. 2. Mededelingen. 3. Benoeming van een lid van liet bestuur van de Stichting Volkscrediet, wegens periodieke aftreding van de heer H. Bakker (bijlage no. 30). 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het overplaatsen van mej. B. Dijkstra, onderwijzeres aan gemeenteschool no. 30, naar gemeenteschool no. 17 (bijlage no. 34). 5. Alsvoren tot het verlenen van eervol ontslag' aan J. Boorsma, als onderwijzer aan gemeenteschool no. 15 (bijlage no. 29). 6. Alsvoren tot aankoop van grond, gelegen aan Achter de Hoven, van de erven Mr. M. E. Hepkema (bijlage no. 36). 7. Alsvoren tot liet uitgeven in erfpacht van grond, gelegen aan de Franklinstraat, aan H. Visser (bijlage no. 31). 8. Alsvoren tot liet verhuren van de barak, staan de aan liet Schapendijkje, aan de provinciale Friese vereniging „Het Groene Kruis" (bijlage no. 35). 9. Alsvoren tot het verpachten van bouwland, ge legen nabij de Nieuwlandsweg, aan I). de Jong en M. Kuipers (bijlage no. 33). 10. Alsvoren tot het intrekken van de aan W. Hoekstra, te Wirduni, toegekende vergoeding inge volge het bepaalde in artikel 13, juiieto artikel 70, der Lager-onderwijswet 1920 (bijlage no. 32). 11. Alsvoren tot liet restaureren van de voorgevel van het Princessehof en tot wijziging van de gemeen tebegroting, dienstjaar 1951 (bijlage no. 37). Punt 1. De Voorzitter doet mededeling van een'schrijven van gedeputeerde staten d.d. 11 Februari 1952, waar bij dezen voor kennisgeving aannemen, dat de heer F. T. Dijkstra is benoemd verklaard tot lid van de raad. Hierna wordt de heer F. T. Dijkstra door de Voor zitter beëdigd en legt daartoe in diens handen de voorgeschreven beloften en verklaringen, bedoeld in art. 45 der Gemeentewet, af. De Voorzitter wenst de heer Dijkstra geluk met zijn benoeming en verzoekt hem de voor hem be stemde zetel in te nemen. Punt 2. De Voorzitter deelt mede: a. dat gedeputeerde staten van Friesland hebben goedgekeurd: 1. de raadsbesluiten van 21 November 1951 tot: het wijzigen van de gemeentebegroting en van de begroting voor de gemeente lichtbe- drijven, voor het dienstjaar 1951; 2. het raadsbesluit van 12 December 1951 tot het wijzigen van de begroting van de dienst der gemeentewerken voor het dienstjaar 1951; 3. de raadsbesluiten van 19 December 1951 tot: het wijzigen van de gemeentebegroting en van de begroting van het gemeentelijk grond bedrijf voor het dienstjaar 1951; 4. de raadsbesluiten van 9 Januari 1952 tot: het waarborgen van de tijdige betaling van rente en aflossing van een door de N.V. Bouwkas Noord-Nederlandse Gemeenten aan F. Wesseling, alhier, te verstrekken hypothe caire geldlening; het overnemen in eigendom van een tweetal perceelsgedeelten, gelegen nabij de Sneker- trekweg, van de N.V. Bouwmaterialenhandel G. G. Postma, en Zn., alhier; b. dat zijn ingekomen: 1. rapporten omtrent de verificatie van kas en boeken van de dienst der gemeentewerken, het gemeentelijk grondbedrijf, de gemeente liclitbedrijven, het openbaar slachthuis, de gemeentelijke dienst voor sociale zaken, liet gemeentelijk woningbedrijf, het bedrijf der gemeentereiniging en van de woningbouw vereniging „Beter Wonen"; 2. berichten van verhindering van mevr. VondelingVan 't Hof en de heer Visser. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijl. no. 30). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: 1. H. Bakker, Mr. P. J. Troelstïaweg 118; 2. J. T. Ablij, Midlunierstraat 1. Benoemd wordt de heer Bakker, met 30 stemmen (de heer Ablij 1 stem en 2 biljetten blanco). De heren Leffertstra en liengelink vormden het stembureau. Punten 4, 5, 6, 7. 8, 9 en 10 (bijl. nos. 34, 29, 36, 31, 35, 33 en 32). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijl. no. 37). De heer Beu ving c.s. onderschatten de waarde van het historische gebouw, ook voor de toekomst, niet, maar, wanneer hier voor de restauratie een bedrag genoemd wordt van ruim 1' 45.000,dan vragen zij zich af: kan een dergelijk kapitaal op liet ogenblik mogelijk (met de klemtoon op mogelijk) ook nutti ger worden besteed? Spr. denkt aan de z.g. krot woningen, die nog steeds al jaren lang trots haar onbewoonbaarheid bewoond worden. Hoewel hem en wellicht ook de andere raadsleden en speciaal de wethouder van volkshuisvesting meer gevallen bekend zijn, noemt hij hier de woningen aan de V esterstraat, waar de mensen ook deze winter weer alle potten en pannen, (lie ze over hebben, op de zolder zetten voor de ergste lekkage. Is het nu niet mogelijk, dat bijv. de helft van het genoemde bedrag aan noodzakelijke verbetering van de betreffende woningen wordt besteed en de andere helft aan de eveneens noodzakelijke restauratie van de gevel van het Princessehof?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 1