Als de humanist b.v. zegt, dat hij zo goed mogelijk wil zijn en ook zo goed mogelijk voor mensen wil zorgen, zou dit niets anders dan Christendom betekenen. Meent de humanist echter uit eigen kracht alleen goed te kunnen zijn en alles uit eigen kracht te kunnen doen, is dit beslist in tegenstelling met het Christendom. Dit leert, dat de mens alleen uit genade goed kan zijn." Prof. Van Niftrik forfettet: „Wij leven op het ogenblik in een tijd, dat de menselijk heid ontzettend bedreigd wordt en wij kunnen ons af vragen, of wij de volle menselijkheid nog wel als een schoon voorrecht zullen beleven. In zulk een tijd moet men alles wat er naar streeft de menselijkheid te be waren steunen." Spr. wol bislute mei in lyts sitaet üt it leste Herderlijk Schrijven vanwege de Generale Synode van de Neder lands Hervormde Kerk „Christen-zijn in de Neder landse samenleving": „Vrijheid van geweten, geloofsovertuiging en mede verantwoordelijk voor de vrijheid van de ander zijn ver worvenheden en waarden, die wij als Christenen teza men met niet-Christenen in het staatkundige en ook in het maatschappelijke leven hebben te verdedigen en te verdiepen. Met het oog op onze verantwoordelijkheid voor deze waarden mogen wij ook als Christenen geen moeilijkheden in de weg leggen aan de humanisten, als zij een eigen plaats vragen voor hun zorg aan de mens in de strijdkrachten en op andere plaatsen in de sa menleving." Op dizze manear woe spr. syn foarstimmen moti- vearje. De heer K. de Jong heeft van de wethouder eigenlijk dit antwoord gekregen: „Wij hebben ons niet willen verdiepen in de financiële opzet van deze drie tehui zen." Spr. meent echter, dat destijds wel de begroting van het Prot.-Chr. Militaire Tehuis is ingediend en juist opdat het college het subsidiebedrag zou kunnen vast stellen. Dit heeft dus toen wel bij de oordeelvelling gegolden. De wethouder zegt: op dit moment speelt het geen rol, maar spr.'s vraag was: Is het mogelijk, dat het college dit straks bij de begrotingsbehandeling wèl in zijn oordeelvelling betrekt? Anders zal hij er van zijn kant op terugkomen. Het onderscheid, dat de wethouder maakte tussen geestelijke verzorging en godsdienstige verzorging, be grijpt spr. niet recht: godsdienstige verzorging is toch ook geestelijke verzorging. Spr. gelooft, dat bij de behandeling in de Tweede Kamer dat onderscheid ten onrechte van R.K.-zijde naar voren is gebracht, terwijl in feite het punt geeste lijke verzorging aan de orde was. Volgens spr. is er geen splitsing te maken tussen godsdienstige en geeste lijke verzorging. De heer Vellenga (weth.) kan de eerste opmerking- van de heer Rutkens in tweede instantie niet zo erg waarderen, omdat ze geheel en al buiten de orde was. En dat de heer Rutkens iets van spr. zou waarderen, zou spr. weer in genen dele kunnen waarderen. De heren Van der Meer en K. de Jong zijn nog even doorgegaan op de principiële kant van dit subsidie. Spr. kan zich voorstellen, dat de c.h. voor zullen stemmen. Hij heeft ook kennis genomen van het bedoelde Her derlijk Schrijven en van wat de professoren Van Ruler en Van Niftrik hierover hebben geschreven. Spr. had van de c.h.-fractie niet anders verwacht. Meer zal hij er niet over zeggen. De heer K. de Jong antwoordt spr., dat destijds in derdaad van Prot.-Chr. zijde een begroting is inge diend, maar dat behoeft nog niet te betekenen, dat het toenmalige college n.a.v. die begroting het subsidie bedrag heeft vastgesteld. En dat is volgens spr.'s in lichtingen hij had niet het genoegen van het toen malige college deel uit te maken ook niet het geval geweest. Hoe de zaak verder zal lopen, is iets wat B. en W. over zich laten komen, als het zover is. Spr. heeft over geestelijke verzorging alleen dit be toogd, dat de opvatting van de humanisten over geestelijke verzorging iets anders is dan gods dienstige verzorging in de gewone zin van het woord. Hij zegt dit als wethouder en geeft al leen maar weer hoe het Humanistisch Verbond deze dingen ziet. Hij stelt zich voor, dat hij, als hij er per soonlijk iets van zou zeggen, vrij dicht bij de heer K. de Jong zou staan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., sub 7, met aantekening, dat de heer Rutkens tegen is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de overige pun ten van het voorstel van B. en W. Energiebedrijven. De heer Pols zou over deze begrotingswijziging, m.n. wat betreft het Electriciteitsbedrijf, iets willen op merken. Het voorstel sluit met de mededeling, dat de verschil lende commissies het eens waren, maar dit is een kleine „slip of the pen", want in de financiële com missie de wethouder weet dat wel was men het toch niet helemaal eens en dat ging in het bijzonder om de wasmachines. Niet dat spr. het plaatsen der was machines direct zou willen afkeuren, maar wel komt de vraag naar voren: hoever dient een overheid te gaan met het verstrekken van dergelijke „instrumen ten" in het bijzonder bij de huizenbouw. Spr. weet wel, dat de onkosten er wel weer uitgehaald zullen worden, maar hij zou er persoonlijk veel meer voor voelen, dat de 60 ct. meer huur in verbetering van de woning gekapi taliseerd zou worden. Men komt nu van de gasgeysers bij de wasmachines. Misschien is er in de toekomst een voorstel te verwachten om de gemeentewoningen van televisie- of radio-apparaten te voorzien. Overigens meent spr., dat in dezen het bedrijfsleven zoveel mogelijk moet worden ingeschakeld. Ook in die I kringen zit men met heel grote scharen van werkne mers, voor wie men verantwoording draagt. Spr. zou willen vragen: heeft men wel voldoende begrip voor deze dingen? Hoe denkt de wethouder hierover? De zaak op zichzelf is nu „uitgepraat". Van spr.'s kant zal men geen nieuwe argumenten verwachten en spr. verwacht ze van de wethouder ook niet. De hear Van der Meer foei eat yn it riedsbrief op en dat docht him goed; oan de biwenners sil de frije kar litten wurde, oft hja al dan net fan de gelegenheid om in waskmasine der by to hieren gebrük meitsje wolle. Spr. hat earst sa'n lyts bytsje de yndruk krige, dat hja dêr miskien net al to frij yn wêze soene, dat er rede- nearre wurde soe: „Goed, yn dit nije hüs komt sa'n apparaet en hwa't dat net hawwe wol, dy siket mar in oar hüs." Mevr. Ringena'.dus-Van der Wal is, in tegenstelling tot wat de heer Pols heeft gezegd over het plaatsen van deze wasmachines in de nieuw te bouwen woonwijken van mening, dat de desbetreffende uitgaven alleszins redelijk zijn. Er zijn heel veel gemeenten, waar met het plaatsen van wasmachines al veel eerder begonnen is. Er moet juist voor dit eenvoudige werk van de huisvrouwen een zeer ruim begrip bestaan. Het plaat sen van de wasmachines is h.i. dan ook alleszins ver antwoord. Spr. juicht het toe, dat het college dit voor stel deed. De heer K. de Jong vormde mèt de heer Pols het tweetal leden, dat zich zijn stem min of meer wilde voorbehouden, toen dit voorstel in de financiële com missie ter sprake is gekomen. Dat kwam hieruit voort, dat ook spr. voelt, dat deze gehele ontwikkeling eigenlijk in een zodanige richting I gaat, dat de middenstand min of meer wordt uitgeslo- I ten. Aan de andere kant voelt spr. echter ook wel, dat I er een belang, vooral van sociale aard, meespreekt. Mevr. Ringenaldus heeft er op gewezen, dat een groot deel van het publiek niet in staat zou zijn wasmachines I aan te schaffen, als het niet op deze goede en doelmatige I wijze geholpen zou kunnen worden. Beide kanten van de zaak verdienen dus de aandacht. Spr. is al ten zeerste tevreden, als B. en W. bereid zouden zijn, wanneer deze dingen zich in de toekomst verder gaan ontwikkelen, 1 9 bij datgene wat zij willen trachten te bereiken, de plaatselijke middenstand in te schakelen. Spr. gelooft, dat het in dit geval niet mogelijk is, doordat de wasmachines zo gefabriceerd moeten wor den, dat ze in de bestaande lavetten passen. De heer Tiekstra (weth.) wil de punten, die de heer Pols naar voren heeft gebracht, graag eerst even recht zetten. Inderdaad sluit de raadsbrief met de mededeling, dat de leden van de verschillende commissies met het voor stel instemden. Alleen de raadsleden, die de stukken zorgvuldig hebben bestudeerd, zal het bekend zijn, dat op het advies t.a.v. dit zelfde onderdeel de mededeling staat, dat twee leden zich hun stem zouden willen voorbehouden. Voorts merkte de heer Pols op, dat men de 60 ct., die nu op de huur wordt gelegd, beter zou kunnen be steden aan de woningen zelf. Dat is uitgesloten, alleen al omdat de bouwkosten moeten voldoen dat is ook de heer Pols wel bekend aan de bekende richtprijzen Van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Voor zover bij zondere voorzieningen in woningen kunnen worden aan gebracht, mogen deze 10 van de bouwkosten niet overschrijden. Men zal dus nooit de kans hebben, om deze 60 ct., die voor een bijzondere voorziening ge vraagd worden, te besteden aan verbetering van de wo ningen. Dat wil dus zeggen, dat de bouwkosten en de huur voor bijzondere voorzieningen volkomen afzonder lijk worden beoordeeld. Misschien is het voor de duidelijkheid wel goed, dat hier niet zonder meer over „wasmachines" gesproken wordt. Het betreft hier wasmachines van de fabriek Ocriet N.V., die speciaal voor de lavets gemaakt wor den. Het lavet is eigenlijk een onderdeel van de wo ning, dat voor verschillende doeleinden gebruikt kan worden: voor de gezinswas en ook voor de „lijfelijke" was. Nu wordt dit lavet verder uitgerust met een motor en het wezenlijke onderdeel van een wasmachine, n.l. het draaiende apparaat, dat de was schoonmaakt. Mis schien was het beter geweest niet te spreken van was machines, maar van was-apparaten. Deze apparaten immers worden door de genoemde fabriek uitslui tend gemaakt voor de lavets; ze worden niet via de middenstand geleverd, maar door de instructeurs zelf geplaatst. Bij dit apparaat is de middenstand dus bij voorbaat door de fabriek uitgeschakeld, wat zich op dit terrein wel eens vaker voordoet. Men kan inderdaad van mening verschillen over de vraag hoever de overheid, op zekere voorwaarden, in de vorm van huur, moet gaan i.z. de uitrusting van de woningen met electrische gebruiksappara- ten. In Amsterdam en Arnhem kon voor de oor log aan iedere particulier op basis van verhuur ieder willekeurig apparaat ter beschikking worden gesteld. Zover is men hier nog niet. Men is hier begonnen bij gasgeysers en spr. gelooft stellig, dat de woningwet woningen hiermede werkelijk verrijkt zijn. Er is op deze wijze iets verricht, wat m.n. voor de huisvrouw in de desbetreffende gezinnen van grote betekenis is. Men gaat nu een bescheiden stapje verder door deze voor zieningen aan te brengen. Spr. gelooft, dat het tege moet komt enerzijds aan de vereisten van dit type woningen (de étagewoningen hebben altijd een be perkte ruimte) en anderzijds aan de wooneisen, die op dit ogenblik gesteld mogen worden, m.n. ook voor de volkswoningbouw. Het is hierdoor mogelijk om de maatschappelijke groep spr. moet zich voorzichtig uitdrukken die anders niet voor deze apparaten, welke haar nu voor een zeer klein bedrag per week ter beschikking ge steld kunnen worden, in aanmerking kan komen. Spr. zou dus het accent willen leggen op het sociale belang van grote betekenis. Hij gelooft zeker, dat de huisvrouwen die van deze voorziening profijt zullen trek ken, haar hogelijk zullen waarderen. Dan is de vraag: hoever moet de overheid gaan in dezen, geen vraag meer. „Doet wat Uw hand vindt te doen en doet het zo gunstig mogelijk voor deze mensen". Spr. ziet het nut niet in van het verschaffen van apparaten aan mensen, die grotere huizen bewonen. Hij zou echter het aanschaffen van apparaten, die met grote winsten worden verkocht, bij voorkeur overlaten aan de mid denstand. Dan heeft de heer Van der Meer zich verheugd over de vrije keuze. Dit kan, met de huurverordening in de hand, niet anders. Hetzelfde geldt voor de geysers, maar de ervaring heeft geleerd, dat tot nu toe maar zeer enkelen zoveel als vingers aan de hand niet voor deze geysers willen betalen. Spr. heeft stellig de overtuiging, dat deze voorzienin gen ook een stukje volksopvoeding betekenen. Op deze wijze wordt n.l. medegewerkt aan de opvoering van het woonpeil van de volkswoningen. Hierdoor worden deze bewoners in de gelegenheid gesteld profijt van i een apparatuur te hebben, die ze normaal niet zouden krijgen en dit wordt ook door hen gewaardeerd. Spr. gelooft niet, gezien de ervaringen met de gasgeysers, dat er een groot aantal weigeringen zal binnenkomen. Mevr. Ringenaldus heeft practisch hetzelfde gesteld, als wat spr. ook reeds heeft gezegd. Hij is het dan ook volledig met haar eens. Wat de apparaturen betreft, die in andere gemeenten reeds geplaatst zijn, er zijn bepaalde woningbouwver enigingen in een grotere noordelijke hoofdstad dan Leeuwarden, die de woningen in zeer aanzienlijke mate hebben uitgerust met bijzondere voorzieningen. Het is de vraag, of men zover moet gaan, maar dat is een punt, waarover men kan discussiëren. Spr. heeft op de opmerking van de heer K. de Jong al geantwoord, door te zeggen, dat het particuliere be lang ook op deze wijze gediend wordt, want de Ocriet- fabriek is een particuliere fabriek. Of in de toekomst de middenstand zal kunnen wor den ingeschakeld, hangt, naar spr. meent, zeer sterk af van de voorwaarden, waartegen deze middenstand kans ziet een aanbieding te calculeren. De heer Pols ging het niet in het bijzonder om de wasmachines, maar hij wilde hier in het algemeen de vraag neerleggen: hoever gaat in dezen de taak van de overheid Het was spr. bekend, dat de wethouder en hij daar verschillend over denken en dat zal misschien in de toekomst ook wel zo blijven. Mevr. Ringenaldus en ook de wethouder hebben ge zegd, dat andere gemeenten in veel grotere mate voor zieningen als deze treffen. Spr. meent echter, dat men de zaak hier niet moet beoordelen aan de hand van wat grotere of kleinere gemeenten doen. Men moet hier als raadslid naar eigen goeddunken een oordeel vellen. Spr. heeft vanavond de zaak niet, zoals de wethou der deed, technisch willen bekijken, want dan wordt ze veel zwakker. Technische dingen interesseren spr. hevig. Hij wil er voor waarschuwen, dat deze wasma chines na 15 jaar op dit aantal jaren is de afschrij vingstermijn gesteld verschrikkelijk antiek zullen zijn geworden. Men zal na 5 jaar al reeds niet meer naar deze machines omkijken. Dan is men al weer ach ter. Technisch bekeken vindt spr. het voorstel zwak. Hij praat hier echter niet verder over. Zijn vraag is: betreft het hier een taak van de over heid en hoever gaat die? Het was niet onze bedoeling, zegt de heer Rutkens, om over dit punt het woord te voeren, maar nu de heer Pols die vraag ter tafel brengt, voelen wij ons, al dus spr., toch gedrongen om van onze zijde weer te geven wat wij als taak van de overheid beschouwen. Wel, mijnheer Pols, wij zijn van mening, dat de taak van de overheid zover moet gaan, dat de behoefte be vredigd is. En daar valt zeker de wasmachine onder. De heer Tiekstra (weth.) zou willen beginnen bij de opmerking van de heer Pols, dat de wethouder en hij het er wel niet over eens zullen worden. Zo pessimistisch als de heer Pols daarover gestemd is, is spr. bepaald niet. Hij gelooft, dat de heer Pols ook voor de opvatting van B. en W. toegankelijk wordt. Spr. heeft meer ver trouwen in de toekomst te dien opzichte dan hij. De technische levensduur kan op 15 jaar worden ge steld. Alleen is het de vraag, of het ook economisch zou zijn, rekening te houden met de technische ontwikke ling. Het desbetreffende apparaat is kortgeleden ont-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 5