hoeverre is dat nog mogelijk? Dan komt spr. weer op de raadsbrief, die z.i. formeel vrij sterk staat en aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Afwijzing van de aanvrage bergt het gevaar van art. 31 (dat in meer gevallen een zeer gevaarlijk artikel is) in zich; inder daad kan dan het Rijkssubsidie voor de openbare lees zaal en bibliotheek in gevaar gebracht kunnen worden. Het is eigenaardig, dat dit artikel 31 alleen maar geldt voor de r.k. en niet voor de prot.-chr. bevolkingsgroep. Het is niet ingesteld op de tijden, die wij nu na de be vrijding beleven. Het blijkt, dat het hele geval nodig aan een zekere herziening toe is. Spr. meent, dat een volksinitiatief als dit gestimuleerd moet worden, niet alleen om het gevaar van art. 31, maar ook en eerst omdat men het moet zien als cultuurarbeid. Spr. had graag gezien, dat B. en W. met een voorstel waren ge komen, dat die indruk althans gegeven had. Was het niet mogelijk geweest, dat het college had verklaard, dat het bereid was de raad het geven van een gemeen telijk subsidie voor te stellen, mits aan de Rijkssubsidie voorwaarden zou worden voldaan Daaraan had de aanvraagster misschien zelfs voldoende gehad om voor het Rijkssubsidie in aanmerking te komen. Spr. meent, dat de wagen nu min of meer op dood spoor is ge komen. Hij had graag gehad, hoewel hij begrip heeft voor de argumenten van de raadsbrief, dat het college dit had overwogen. Kan dit punt ook drie weken wor den aangehouden? Dan zullen de vragen, die gesteld zijn, misschien wel afwijzend beantwoord worden, maar wanneer de gemeente dan verklaart bereid te zijn tege moet te komen aan de aanvrage, als aan de andere voorwaarden, die het Rijk stelt, wordt voldaan, dan geeft men het Rijk geen voet om art. 31 uit te spelen t.a.v. intrekking van het subsidie voor de openbare leeszaal en bibliotheek. Er is niets op dit uitstel tegen. De raad heeft de laatste tijd wel eens meer een punt uitgesteld. Misschien kan er een ander licht op de zaak geworpen worden. Baat het niet, het schaadt in geen geval. De heer Tiekstra (weth.) lijkt het nuttig deze aan gelegenheid tot haar zakelijke proporties terug te bren gen, n.l. tot de vraag, of er op het ogenblik aanleiding is gunstig te adviseren op een verzoek om subsidie van de Stichting Katholieke Openbare Uitleenbibliotheek te Leeuwarden. Misschien heeft spr. straks gelegenheid om iets te zeggen t.a.v. de bereidverklaring, die de heer Ras ten tonele heeft gevoerd, maar die op zich zelf bij dit punt natuurlijk niet aan de orde is. Aan de orde is uitsluitend de subsidie-aanvrage. De heer De Jong heeft van de raadsbrief gezegd, dat deze formeel sterk stond, maar spr. meent, dat deze, afgezien hiervan, ook zakelijk een verantwoord stuk is. Als raadslid moet men zeker oog hebben voor de za kelijke kant, wat een zorgvuldig beheer van de gemeente- financiën nu eenmaal met zich meebrengt. B. en W. hadden t.a.v. een aanvrage als deze geen hanteerbare voorwaarden. Zij kennen op allerlei terrein voorwaar den, die t.a.v. subsidie-aanvragen gelden, maar de des betreffende instellingen voldoen aan de Rijkssubsidie voorwaarden. En dat is nu juist het criterium, want men zal niet eerder het Rijkssubsidie ontvangen, voor dat men voldoet aan die voorwaarden. Het gaat ten slotte uitsluitend om de vraag: moet het deze instelling mogelijk gemaakt worden te voldoen aan de Rijkssub sidievoorwaarden Dit moet financieel verantwoord zijn. Spr. denkt aan de kwestie van het boekenbezit, niet al leen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Er moeten vol doende populair-wetenschappelijke werken voorhanden zijn. Bovendien moet men beschikken over een gediplo meerde kracht, die als directeur van deze instelling op treden kan. Aan die voorwaarden voldoet men niet. Spr. zou de kwestie, zoals die op dit moment naar voren gebracht wordt, willen omkeren: Als deze instelling haar aanvrage zakelijk sterk had kunnen baseren, had ze, daar ze de voorwaarden kende, zorg moeten dragen, dat ze aan die voorwaarden voldeed. En dan was al dit gepraat over een bereidverklaring overbodig. Nergens komt men overigens de constructie van de bereidver klaring tegen. De zorg van het college en ook van de raad is te overwegen, of ze zo'n verklaring zullen willen afgeven voor elk doel, als in de gehele procedure niet in zo'n verklaring is voorzien. Ze wordt van zekere zijde geïntroduceerd. Men dient aan de voorwaarden voor subsidiëring te voldoen, omdat men er toch te eniger tijd aan moet voldoen. Het ligt stellig op de weg van de subsidie-aanvrager te zorgen, dat hij werkt op een niveau, waarop hij sterk staat en in het kader van het culturele leven van Leeuwarden moet de desbetref fende instelling er een van waarde zijn. De bereidver klaring ontheft niet van de overige Rijksvoorwaarden. De heer Ras heeft gezegd, dat het schrijven van het gemeentebestuur i.z. de voorwaarden slecht in de gang van zaken past. En spr. gelooft, dat zodanige woorden in de mond van een raadslid zeer slecht passen. Hij meent, dat een raadslid van het college mag verwadi- ten, dat dit zo zorgvuldig en zo volledig mogelijk ge- informeerd is en aan die eis werd in dit geval voldaan. Het afwijzende prae-advies, zo zegt de heer Ras, be tekent in feite een afwijzend standpunt t.o.v. het sub sidie. Dat staat niet in de raadsbrief. Er staan slechts zakelijke gronden aangegeven, n.l. dat de instelling op dit moment nog niet aan de Rijkssubsidievoorwaarden voldoet en deswege, naar het oordeel van B. en W., nog niet voor subsidie in aanmerking kan komen. Het be tekent echter niet, dat men in alle gevallen afwijzend zal staan t.o.v. subsidie. De heer Ras stelt, dat, wan neer in Januari 1954 een bereidverklaring was afge geven, inmiddels het Rijkssubsidie al verkregen zou z in. Maar dan moest intussen ook aan de Rijkssubsidievoor waarden zijn voldaan! En hij gelooft, dat het bestuur der instelling daarvoor ook ruimschoots tijd heeft ge had. Hier wordt dan ook nog even art. 31 zij het in ander dan in kerkelijk verband ten tonele gevoerd. Dit artikel is ook het college bekend. En de historie is B. en W. ook niet onbekend. Hoe de raad over het sub sidiëren van deze instelling denkt, is hun echter nog niet bekend. Maar een weigerachtige houding van het college kan uit het prae-advies niet worden afgeleid. De heer Santema heeft gevraagd, hoe het op dit ogenblik met het boekenbezit staat. Er is destijds, als spr. zich goed herinnert, een catalogus van 1949 over gelegd. Daarna is van de zijde van deze instelling niets meer gebeurd. Als men de zaak toch zo belangrijk acht, waarom heeft men dan in al die tussentijd niet iets ondernomen om dichter bij de Rijkssubsidievoorwaar den te komen? Het prae-advies is meer gebaseerd op zakelijke gron den dan op formele en spr. gelooft, dat de zorgvuldig heid t.a.v. het beheer der gemeentefinanciën meebrengt, dat het wordt gehandhaafd. Een bereidverklaring, als gevraagd, heeft, naar zijn overtuiging geen waarde, omdat spr. vervalt in her halingen al de Rijkssubsidievoorwaarden blijven gel den. Men moet deze bereidverklaring niet verwarren met de z.g. noodzakelijkheidsverklaring, waarin wordt voorzien bij het nijverheidsonderwijs. De bereidverkla ring is van bepaalde zijde zelf geïntroduceerd, maar er is in het gehele complex van voorwaarden niet in voor zien. De heer Ras spijt het de wethouder in eerste instan tie slecht te hebben kunnen volgen. Spr. heeft hem niet goed verstaan en hij kan niet op alles ingaan. In ver band met diens betoog wil hij echter graag enkele op- I merkingen maken. Hij begon met te zeggen, dat de be- j raadslagingen niet zakelijk zouden zijn, vooral in ver band met het voorspel, dat spr. heeft aangehaald en juist daar gaat het om, want was het voorspel tot en j met de brief van B. en W„ waarin dezen zeggen be- j zwaar te hebben tegen afgifte van een bereidverklaring, er niet geweest, dan was een verklaring in gunstige zin afgegeven en dan had hier vandaag de subsidie-aan vrage behandeld kunnen worden, terwijl de stichting had voldaan aan de voorwaarden. Zij heeft zekerheid nodig en die mist ze nu en dat al bijna twee jaar. Deze bibliotheek bestaat al jaren spr. meent 40 a 50 jaar en moet worden gemoderniseerd. En daar is geld voor nodig. Dat geld kan worden geput uit het subsidie van het Rijk en eventueel uit dat van de gemeente. Daar- j om wordt van het gemeentebestuur gevraagd de zaak op gang te houden. Het Rijk stelt tot voorwaarde, dat een gediplomeerde 9 kracht aan de instelling verbonden is. Maar, zoals spr. reeds opmerkte, voor de opzet van een aan deze en andere vereisten voldoende bibliotheek is zekerheid no dig en die kan ze slechts krijgen, wanneer het Rijk de subsidie-aanvrage in behandeling neemt en het Rijk kan dat slechts doen, wanneer aan bepaalde voorwaar den is voldaan. Spr. haalt nogmaals de brief aan van 15 December 1953 van de heer Zwiers: „Wel is het noodzakelijk, dat op 15 Januari 1954 vast staat, dat het gemeentebestuur welwillend staat tegenover Uw verzoek tot verlening van gemeentelijk subsidie;". Daarvan zal de gemeente op een of andere wijze blijk moeten geven. Doet ze dat niet, dan zal deze aanvrage niet in behandeling komen en dat betekent, dat de subsidie-aanvrage op dood spoor komt. As de hear Santema de wethalder goed bigrepen hat, dan leaut hy, dat it foar dizze bibleteek yn 'e ta- komst noch net hielendal hopeleas is. Op it stuit liket der formeel yndied oerwegend biswier to wêzen om dit subsydzje ta to stean. Hy leaut, dat, as der yn 'e ta- komst wer kontakt opnommen wurdt, sünder mis ek maetregels nommen wurde kinne, om likegoed de bible teek yn 'e Speelmansstrjitte, dy't neffens spr. abslüt bisteansrjocht hat, in subsydzje ta to kennen. De heer K. de Jong ziet twee kanten aan dit geval. Hij heeft de indruk, dat een groot deel van de raad welwillend staat tegenover het verzoek om subsidie, terwijl anderen menen, dat de stichting zelf moet aan pakken. In deze laatste gedachtengang wordt de zaak dus teruggekaatst naar de aanvraagster zelf. Spr. heeft wel een beetje oog voor de andere kant van de zaak. Hij zegt niet, dat de raadsbrief niet zakelijk is, maar formeel is hij in elk geval juist. Als de raad zou verklaren in beginsel bereid te zijn een verklaring af te leggen, dat, als de stichting aan de Rijkssubsidievoor waarden voldoet, een subsidie zal worden verleend, de stichting ook wel aan die voorwaarden zal voldoen. Als de gemeente vast houdt aan de Rijkssubsidievoor waarden, dan haalt men de stichting tweemaal door de zeef en wordt het een lange weg voor de subsidie aanvrage. Men heeft een behoorlijk bedrag aan aanloop kosten nodig. Wanneer er een subsidie-aanvrage ligt voor een cultuurwerk, dan wil spr. dat graag steunen. Zijn fractie zou in principe niet ongenegen zijn de be reidverklaring af te geven, als aan de Rijkssubsidie voorwaarden wordt voldaan. Dat is niet minder zake lijk, maar het maakt het iets gemakkelijker om tot realisering van de plannen te komen. Dat is eigenlijk alles waar het hier om gaat, Spr. zou graag van de P.v.d.A. horen, hoe deze in principe tegenover de aanvrage staat. Dan weten wij, aldus spr., in ieder geval hoe hier in de raad over deze zaak gedacht wordt. (De Voorzitter: U spreekt tegen mij.) Spr. heeft geen namen genoemd. Hij herhaalt, dat hij c.s. deze zaak wel willen steunen, mits aan de Rijkssubsidievoorwaarden wordt voldaan. Dan kan de stichting in elk geval verder komen. Misschien kunnen B. en W. nog eens overwegen dit punt uit te stellen. De wethouder is er wel niet voor te vinden, maar mis schien zijn andere fracties er ook voor. De heer W. M. de Jong heeft een concrete vraag. Het is hem in de loop van het debat minder duidelijk gewor den wat het principe van de subsidieregeling is. Is het een automatische regeling, waardoor de subsidie-aan vrage eigenlijk maar een formaliteit is? Krijgt men, wanneer men aan de bepaalde voorwaarden voldoet, automatisch een subsidie van Rijk en gemeente? Dan is de zaak betrekkelijk eenvoudig, alhoewel niet zo eenvoudig als de wethouder het zopas heeft voorge steld. Volgens hem zou het alleen maar een kwestie van tijd zijn, maar het is ook een kwestie van geld. De bibliotheek moet met een zo perfect mogelijk apparaat voor den dag komen en kan dan later pas subsidie ont vangen. Dat is een lastige opgave. De heer Ras zegt telkens: wij moeten zekerheid heb ben. Is de zaak, als de stichting aan de Rijkssubsidie voorwaarden voldoet, voor de gemeente O.K. of komt daar dan nog bij het principebesluit van de gemeente raad, min of meer gebaseerd op een sympathiebetui ging? Dan kan spr. zich voorstellen, dat de heer Ras heeft gezegd: „Geef ons zekerheid en dan zullen wij het wel klaren.'" De heer Mani was eigenlijk bang buiten de orde te zijn, als hij bij interruptie zou inhaken op een opmer king van de heer W. M. de Jong. De Voorzitter: Een interruptie kan buiten de orde zijn. De heer Mani zegt, dat men de zaak, als men die stelt zoals de heren W. M. de Jong en Ras dat doen, n.l., dat er eerst geld moet zijn in de vorm van sub sidie, precies verkeerd stelt. Wil men voor Rijkssubsi die in aanmerking komen, dan moet men eerst zorgen, dat het boekenbezit aan de vereisten voldoet en dat er een bevoegde kracht is. Men moet dus eerst het geld daarvoor opbrengen en pas dan kan men recht doen gelden op subsidie van het Rijk. Nu heeft de heer K. de Jong een zeer concrete vraag gesteld aan de fractie van de P.v.d.A. Spr. moge daar een persoonlijk antwoord op geven, dus niet namens de fractie. Wanneer de Stichting Katholieke Openbare Uit leenbibliotheek voldaan heeft aan de voorwaarden, die gelden voor het Rijkssubsidie, dan zal spr. op dit ogen blik niet zonder meer zeggen: „Toch krijgen jullie het gemeentelijk subsidie niet." De heer Stobbe vindt het de zwakste kant van het betoog van de heer Ras, dat hij het zo stelt: wij kun nen aan de Rijkssubsidievoorwaarden niet voldoen, om dat wij ten enenmale het geld niet hebben. De raad heeft vanavond het voorstel aangenomen tot inwilliging van het verzoek om medewerking tot het stichten van een school in het westen van de stad door de Ned. Her vormde Schoolvereniging. Wanneer het bestuur niet bij machte was om aan de Rijksvoorwaarden zo zal spr. het maar even noemen te voldoen, dan was de school er niet gekomen. Zo is het z.i. ook met deze aangelegenheid. Nu kan de heer Ras wel zeggen: wij hebben het geld niet, maar spr. zegt met de heer Mani: „U moet zorgen, dat het er komt." Dan komt het met de rest ook wel in orde. En dan zal spr. van harte het eventuele voorstel van B. en W. tot het verlenen van subsidie steunen. De heer Tiekstra (weth.) zal even op andere wijze positie kiezen, opdat de heer Ras spr. ook kan ver staan. Dat kan misschien zelfs betekenen, dat spr. een en ander moet herhalen van wat hij in eerste in stantie heeft gezegd. Het is precies, zoals de heer Stobbe en ook de heer Mani het stellen. De zwakke zijde van het betoog van de heer Ras is inderdaad, dat hij niet kan zeggen: „Wij hebben dit gedaan", „wij vol doen aan de voorwaarden" of dit hebben wij gepres teerd en nu kunnen wij het geld opbrengen". Maar hij komt met het omgekeerde: „Geef alstublieft eerst de centen; dan kunnen wij het in orde maken." (De heer Ras: De kwestie is twee jaar oud.) De Voorzitter: Men wordt beleefdelijk verzocht zich van interrupties te onthouden. De heer Tiekstra (weth.) vervolgt: Men moet, als men een subsidie aanvraagt, eerst zorgen, dat men een behoorlijke waarborgsom bijeenbrengt. (Op welke wijze is punt twee.) Dat is een eerste eis, die aan deze stich ting gesteld moet worden. Spr. gelooft, dat de zaak dan heel eenvoudig wordt. Dan zou de raad art. 31 van de Rijkssubsidievoor waarden in zijn beoordeling moeten betrekken. Spr. ontkent echter ten stelligste, op zuiver zakelijke gron den, dat art. 31 aan de orde is. Aan de orde is de sub sidie-aanvrage en verder moet men niets aan de orde stellen. Spr. kan niets anders zeggen dan hij zoëven heeft gezegd. Als de stichting in Januari 1954 wist, aan wel ke voorwaarden zij moest voldoen, waarom voldoet zij er in Juli 1955 dan nog niet aan? De heer K. de Jong heeft zich aan de kant van de stichting geschaard. Spr. gelooft echter, dat men hier alleen maar met het aspect van de gemeenteraad heeft te maken, met alle welwillendheid aan het adres van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 5