2
De heer Pols is blij. dat het college deze brief erg
sympathiek vindt, maar dan is het ook niet meer dan
hoffelijk een klein briefje terug te schrijven. Alles is
al zo koud in deze wereld! Al betreft het een drukwerk,
dat aan alle Nederlandse gemeenten is toegezonden,
spr. zou het toch op prijs stellen, dat met een klein
briefje als sympathiebetuiging wordt geantwoord.
De Voorzitter deelt na overleg met de wethouders
mede, dat de suggestie van de heer Pols in overweging
wordt genomen.
3. bericht van verhindering van mevr. Heijmeijer-Croon
en de heren K. de Jong, Santema, Schootstra en
Tiekstra.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 2 (bijlage no. 202).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 3 (bijlage no. 203).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
1. J. Rodenhuis, alhier;
2. G. Jensma te Berlikum;
3. M. Kalsbeek, alhier.
Benoemd wordt de heer J. Rodenhuis, met algemene
stemmen.
Punt 4 (bijlage no. 197).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
Mej. G. A. Zandleven, alhier.
Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen.
Punt 5 (bijlage no. 201).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
J. Westra te Groningen.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
De heren Van den Brink en Ytsma vormden het
stembureau.
Punten 6, 7 en 8 (bijlagen nos. 200, 205 en 204).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 198).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De heer Rutkens wil geacht worden te hebben te
gengestemd.
Punten 10 en 11 (bijlagen nos. 199 en 206).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 196).
De heer Rutkens wijst er op, dat hij bij de behande
ling van loonvoorstellen herhaalde malen naar voren
heeft gebracht, dat deze niet weergeven wat de amb
tenaren en werkers in dienst van de overheid hiervan
verwachten. Dit geldt ook weer voor het onderhavige
voorstel. Het is nu echter wel duidelijk gebleken, dat
men zich in de arbeiderswereld hierbij niet meer neer
legt en dat men een einde heeft gemaakt aan het spel
letje van zoethouden.
Herhaalde malen hebben wij, aldus spr., gewezen
op het feit, dat men de ontevredenheid niet langer meer
onder stoelen of banken steekt en dat de strijdwil van
de arbeidersklasse hand over hand toeneemt, hetgeen,
vooral in de laatste tijd, tot uitdrukking komt in de
sterke uitbreiding van de directe acties, die overal in
ons land worden gevoerd voor de verbetering van de
loonvoorwaarden van de arbeidersklasse.
T.a.v. de bezoldigings- en loonregeling, die gelden
voor de ambtenaren en het gemeentelijk personeel,
merkt spr. op, dat met cijfers van het Centraal Bureau
voor de Statistiek wordt aangetoond, dat er een achter
stand is, vergeleken bij het vrije bedrijf. De betrokken
wethouder is hier herhaaldelijk op gewezen, maar hij
verschool zich dan achter de bewering, dat men nu
eenmaal gebonden is aan de rijksregelingen en dat men
van gemeentewege daaraan niet kan tomen. Het loon-
beleid ligt vast, zo zegt hij.
Wij hebben, aldus spr., gewezen op de groeiende
ontevredenheid, die in de diverse lagen van het ge-
meentepersoneel heerst. De wethouder heeft daarop
geantwoord, dat het hem wel bekend was, dat er in
de ambtenarenwereld in het algemeen een ontevreden
heid aan de dag trad, maar die was door hem nog
niet geconstateerd in de gemeente Leeuwarden.
Bij een vorige discussie heeft spr. de aandacht ge
vestigd op de strijd van de Amsterdamse gemeente
arbeiders voor een herclassificatie. Deze strijd heeft
diep ingegrepen in het denken van de arbeidersklasse
en voornamelijk van de gemeente-arbeiders. Ook in
Leeuwarden is gebleken, dat de wens tot herclassifi
catie bij verschillende groepen aanwezig is en de on
tevredenheid onder het gemeentepersoneel neemt ook
in Leeuwarden hand over hand toe, voornamelijk door
het feit, dat geruime tijd geleden een bepaalde her
classificatie is toegezegd, welke echter na 2 jaar lang
zame en moeizame besprekingen en onderhandelingen
nog steeds niet tot stand is gekomen. Als de wethouder
zegt, dat van gemeentewege geen verbeteringen tot
stand kunnen worden gebracht, dan wil spr. er hem
toch op wijzen, dat het binnen het raam van de thans
voorgestelde loonregeling zeer zeker mogelijk is de po
sitie van het gemeentepersoneel te verbeteren. Hij wil
hier graag een voorbeeld bij aanhalen. De asophalers,
die in groep 3 zijn ingedeeld, ontvangen na een vier
jarig dienstverband bruto f 63,84 per week. Wanneer
men hiervan de inhoudingen wegens sociale voorzienin
gen enz. aftrekt, dan is het loon van deze arbeider met
2 kinderen zo ongeveer f 53,en een paar slordige
centen. De lonen in het vrije bedrijf, de netto-lonen,
om nog niet eens te spreken van de bruto-lonen, liggen
aanmerkelijk hoger dan de bij de gemeente Leeuwarden
geldende lonen. Dit heeft natuurlijk verschillende oor
zaken en spr. c.s. zouden zeker niet graag zien, dat
deze in dezelfde mate golden voor het gemeenteper
soneel. Het ligt echter nu eenmaal zo en het heeft tot
gevolg, dat de lonen in het vrije bedrijf over het alge
meen nog al wat hoger zijn.
Spr. dringt aan op een algemene herziening van de
classificatie, omdat daarmee een basis kan worden ge
legd, waarop betere loonvoorwaarden voor het ge
meentepersoneel tot stand kunnen komen.
De heer Vellenga (weth.) wil naar aanleiding van
het betoog van de heer Rutkens twee dingen zeggen.
In de eerste plaats hebben alle zaken, die deze er
bijhaalt, ook voor wat betreft de situatie in Leeuwar
den, de volle aandacht van B. en W. en ook van de
bonafide vakorganisaties in deze gemeente en zij heb
ben niet de minste aandrang van de kant van de heer
Rutkens nodig om tot bepaalde resultaten te komen.
Zij moeten alleen rekening houden met de mogelijk
heden, die het huidige algemene loonbeleid biedt.
In de tweede plaats gaat het hier om een technische
zaak, die eigenlijk een gevolg is van de voorschotver
lening, die enige tijd geleden de raad al is gepasseerd
en waaraan de heer Rutkens zijn stem niet onthouden
heeft. Deze herziening en inpassing heeft bovendien het
landelijk en plaatselijk overleg gepasseerd. De heer
Rutkens zal dan ook wel de enige in deze raad zijn,
die misschien (hij heeft er zich niet over uitgelaten)
tegen dit voorstel zal stemmen. Misschien ook wil hij
er, naar aanleiding van het door spr. naar voren ge
brachte, alsnog zijn stem wel aan geven.
Dit voorstel is slechts, spr. moge het herhalen, een
bevestiging van wat enige tijd geleden al door de raad
in principe is besloten.
De heer Rutkens c.s. kunnen zich natuurlijk inden
ken, dat een wethouder, die onder een geheel andere
loonregeling valt dan het gros van het gemeenteper
soneel, het niet nodig acht, dat er van hun kant aan
gedrongen wordt op een snelle totstandkoming van een
algemene verbetering van de loonregelingen. Die aan
3
drang komt trouwens niet alleen van de kant van spr.
c.s. Nu de wethouder dit antwoord heeft gegeven, wil
spr. hem waarschuwen, dat die aandrang in de aller
eerste plaats komt van hen, die onder de thans aan de
orde zijnde loonregelingen vallen, welke regelingen na
tuurlijk heel anders zijn dan die, waaronder de wet
houder valt. Deze vindt, dat er van spr.'s zijde geen
aandrang behoeft te worden uitgeoefend, maar dat die
aandrang toch niet overbodig is, blijkt wel uit het feit,
dat de invoering van verbeteringen niet bepaald snel
gaat. Het is voor het gemeentepersoneel een treurig
feit, dat er al ruim 2 jaar wordt gedokterd aan een
herclassificatie, terwijl aan de andere kant een verbe
tering van de wethouderssalarissen binnen een tijds
bestek van 2 of 3 maanden haar beslag kreeg. Dat is
wel een heel schrille tegenstelling. De houding van de
wethouder zou vermoedelijk anders zijn, indien hij on
der dezelfde regeling als die voor het gemeenteper
soneel viel. Dan was de drang wel aanwezig een beetje
sneller te handelen, dan nu het geval is.
Wanneer van spr.'s zijde aandrang wordt uitgeoefend
om sneller te handelen en spoediger tot resultaten te
komen, dan doet hij dat, omdat hij c.s. ter dege besef
fen, dat er eenmaal een tijd zal komen, dat men het
niet langer tolereert, dat er zo lange tijd onderhandeld
wordt over de verbetering van de loonvoorwaarden.
In een vorige raadsvergadering heeft spr. reeds ge
wezen op de strijd van de Amsterdamse arbeiders en
hij wil hierbij nogmaals de wethouder op deze tendens
wijzen. Laat hij zich geen illusies maken, want op dit
ogenblik beseffen de arbeiders steeds meer, dat er een
andere weg is, dan alleen die van zeer lange, vaak uit
zichtloze, onderhandelingen. En wanneer de wethouder
zegt, dat hij er geen behoefte aan heeft, dat spr. een
bepaalde aandrang uitoefent om tot een sneller beleid
te komen, dan wil hij verklaren, dat de tijd niet ver
meer is, dat er ook in Leeuwarden van een andere kant
nog wel eens een zeer bepaalde aandrang zal worden
uitgeoefend, die de wethouder niet zo lekker zal zitten.
Het optreden van de Amsterdamse arbeiders moge hem
een waarschuwing zijn.
Men mag niet langer spelen met de belangen van
het gemeentepersoneel. De onderhandelingen moeten
eindelijk tot een resultaat komen.
De heer Vellenga (weth.) voelt niet zoveel behoefte
de heer Rutkens te antwoorden, omdat het peil, waarop
deze dit soort zaken pleegt te bespreken, hem niet zo
ligt.
De heer Rutkens: Neen!
De heer Vell.-nga (weth.) constateert, dat dat de heer
Rutkens dus zelf ook wel duidelijk is. Hij heeft deze
zaak schromelijk overdreven en kent de moeilijkheden
niet, waarvoor het college staat. Hij kan alleen maar
demagogie bedrijven en denkt zoals bepaalde mensen,
die hoog in de boom zitten in hun organisaties en het
gezonde verstand van de arbeiders onderschatten. Dat
dit niet onderschat mag worden, blijkt o.m. zeer dui
delijk uit het teruglopen van de stemmen voor de
C.P.N., uit het verlies van abonné's door het dagblad
„De Waarheid" en uit de groei als bij een koeienstaart
van de C.P.N.
Aan spr.'s adres behoeft geen waarschuwing te wor
den gericht. Beter zou het zijn er een te richten aan
een ander adres, waar men de Nederlandse volksaard
niet verstaat en de arbeiders misbruikt om er zelf
beter van te worden. In Leeuwarden zal die vlieger
niet opgaan. (De heer Rutkens: Die is reeds opge
gaan).
Er zijn hier sterke bonafide vakorganisaties, die de
arbeiders juist voorlichten en hun de weg wijzen, waar
langs op verantwoorde wijze wordt bereikt, wat rede
lijkerwijze bereikt kan worden. De arbeiders hebben
niet de minste behoefte aan een raadslid, dat spreekt
over zaken, waarvan hij niet het minste begrip heeft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.