2
De mededelingen sub A t.e.m. E worden voor kennis
geving aangenomen.
F. dat is ingekomen een schrijven van Mr. A. W. Bok-
ma te Rotterdam, betreffende het onderhoud van de
woning Warmoezenierstraat 7, alhier.
Voorgesteld wordt dit schrijven om prae-advies te
stellen in handen van B. en W.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
G. dat is ingekomen een verzoek van het Bestuur der
Vereniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachts-
onderwijs, alhier, om alsnog aan genoemde vereniging
in koop af te staan een perceel grond, gelegen aan de
Vondelstraat, alhier.
Voorgesteld wordt dit verzoek om prae-advies te
stellen in handen van B. en W.
De heer Bootsnia zegt, dat de eerste reactie van hem
c.s. bij het ontvangen van dit verzoek van de Vereni
ging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonder-
wijs eigenlijk was om te zeggen: Uiteraard kunnen wij
een prae-advies van het college, zoals dat te doen ge
bruikelijk is, te allen tijde ten zeerste waarderen. Daar
er echter over dit punt in de vergadering van Novem
ber van verleden jaar een vrij duidelijke uitspraak is
gedaan en er, voor zover wij kunnen zien, geen nieuwe
gezichtspunten naar voren zijn gekomen, zouden wij het
zeker op prijs stellen van het college te vernemen, of
het zelf een mogelijkheid ziet om op deze kwestie nieuw
licht te werpen, waardoor dus ook opnieuw beraad
noodzakelijk en mogelijk zal blijken te zijn. Mocht het
college echter ook na voorafgegane behandeling niet
tot nieuwe gezichtspunten zijn gekomen, dan zou spr.
willen voorstellen, niet nog meer tijd te verliezen, dit
stuk hier vanavond af te handelen en ook de daarin
aangevoerde motieven nader onder ogen te zien. Hij
zou dus, voordat de raad eventueel besluit het stuk om
prae-advies in handen van B. en W. te stellen, gaarne
van het college vernemen, of een ander advies dan de
vorige keer te verwachten valt.
De heer Rutkens gaat er mee accoord het schrijven
van de vereniging in handen van B. en W. te stellen om
prae-advies. Bij de vorige besprekingen rondom het
voorstel van B. en W. is er, zo zegt de heer Bootsma,
een duidelijke uitspraak van de raad geweest. Wij heb
ben er destijds op gewezen, dat wij het een tekort von
den, dat in deze kwestie geen overleg was gepleegd met
de gemeentelijke sportcommissie. Als B. en W. deze
zaak nog nader bezien, dan zouden wij gaarne willen,
dat die commissie in dezen alsnog wordt erkend, dat
met haar zal worden beraadslaagd en dat haar advies
zal worden ingewonnen.
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de vraag
die aan de orde is, deze is: Kan het stuk van de Ver
eniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtson-
derwijs zonder prae-advies worden behandeld en afge
daan of is een prae-advies daarvoor bepaald noodzake
lijk? B. en W. hebben de gewone manier van doen
beoogd en wilden het stuk gaarne voor prae-advies tot
zich nemen. Blijkt echter in deze raadsvergadering, dat
de raad zulks niet nodig vindt, dan zullen zij zich, even
als bij de vorige beslissing van de raad, daarbij neer
leggen. Hoe gaarne dat destijds is gebeurd, is een punt,
dat buiten beschouwing kan blijven.
De heer Bootsma vraagt: Is het te verwachten, dat
B. en W. thans met een ander prae-advies komen dan
toen Om het juist te stellen, moet spr. even rele
veren, dat B. en W. toen hebben geadviseerd, dit sport
terrein wel voor de bouw van de ambachtsschool te be
stemmen. Spr. denkt echter en nu gaat hij een beetje
gevaarlijk praten dat B. en W., als zij thans de vraag
moeten beantwoorden, of de eens genomen beslissing
van de raad moet worden gewijzigd, zich op het stand
punt moeten stellen, dat die beslissing gehandhaafd
moet worden. Daarvoor zijn verschillende redenen.
De heer Bootsma heeft één concrete vraag gesteld;
die heeft spr. althans uit zijn betoog menen te kunnen
aanvoelen: Zijn er op korte termijn gronden beschikbaar
ter vervanging van de terreinen, die moeten verdwij
nen? Spr. moet daarop antwoorden, dat zulks op korte
termijn, aansluitend bij de opheffing van het Fontein-
land, niet het geval kan zijn. Een sportterrein, dat net
zo gunstig gelegen is en dat onmiddellijk de bevrediging
van de behoefte kan overnemen, is niet aanwezig. En
daarom vinden B. en W., dat, zo globaal gezien, de uit
spraak van de raad wel zo duidelijk is geweest en clat
de omstandigheden wel zozeer gelijk zijn, dat er geen
termen aanwezig zijn, nu een andere beslissing te nemen,
De heer Rutkens stelt voor, om alsnog het advies van
de gemeentelijke commissie voor de lichamelijke op
voeding in te winnen. Dit heeft deze eerder voorgesteld
en daarom kan spr.'s antwoord gelijk zijn aan het vo
rige, n.l., dat genoemde commissie zo goed als absoluut
zeker tot de conclusie zal komen, dat dit sportterrein
moet blijven bestaan. Dit zal zij te meer doen, nu de
raad dezelfde uitspraak heeft gedaan, zodat het vragen
van advies aan deze commissie eigenlijk het vragen naar
de bekende weg zou zijn. Spr. ziet dus weinig termen
aanwezig om haar alsnog in te schakelen. Besluit de
raad evenwel om toch prae-advies van B. en W. af te
wachten, dan is te overwegen, om ook de commissie
nog naar haar oordeel te vragen, hoewel het naar spr.'s
mening eigenlijk overbodig is.
De heer Bootsma gelooft uit de woorden van de wet
houder van Openbare Werken wel te mogen afleiden,
dat, wanneer een prae-advies op het verzoek zal wor
den uitgebracht, dit geen nieuwe punten naar voren zal
brengen, maar slechts die punten, die reeds bij de vo
rige behandeling en ook in het schrijven van de vereni
ging werden genoemd. Spr. zou dus willen voorstellen,
dat eerst gestemd wordt over de vraag, of het schrijven
van de vereniging vanavond al dan niet in behandeling'
moet worden genomen.
Wij zijn, aldus de heer Rutkens, in eerste instantie,
evenals bij de vorige besprekingen rondom dit punt,
eigenlijk van de veronderstelling uitgegaan, dat er een
andere regeling mogelijk zou zijn dan die, welke th; ns
ook wordt voorgesteld in het schrijven van de vereni
ging. De wethouder echter antwoordde in deze trant:
De vorige keer was geen andere oplossing mogelijk en
op dit ogenblik evenmin. Gezien er dus geen andere
mogelijkheden aanwezig zijn, zullen wij tegen het voor
stel van B. en W. stemmen om het verzoek van de ver
eniging in hun handen te stellen om prae-advies.
De heer Drentje wil hierbij verklaren, dat hij wèl
behoefte heeft aan een prae-advies, n.l. om de volgende
reden. Hij heeft de moeite genomen om de raadsbrief
voor de bewuste vergadering van 17 November 1954 en
de notulen te lezen en daarbij bleek hem, dat het bij
velen van de raadsleden en bij het college steeds een
wikken en wegen is geweest. De wethouder heeft het
destijds zo uitgedrukt: „Er zijn vele argumenten voor
en dit weegt het zwaarste. De schaal slaat bij mij aan
deze kant door". Bij spr. sloeg de schaal aan de andere
kant door, doch slechts met een miniem overwicht. Spr.
kan zich dus voorstellen, dat er, wanneer er een prae-
advies wordt opgesteld, enige andere gezichtspunten
naar voren kunnen komen. Er is in de afgelopen tijd na
tuurlijk onderhandeld met het bestuur van de vereni
ging en ook is het oog op een bepaald terrein gevallen.
Er is gezegd, dat dit niet geschikt is, maar er wordt
helemaal niet aangegeven om welke reden. Dat zou de
raad onder ogen kunnen zien. Spr. vraagt zich af, of
de zaak misschien zelfs niet helemaal in een ander licht
kan komen te staan. Welke grote of welke kleine be
zwaren kleven er aan andere terreinen en zijn die niet
in staat om de schaal naar de andere kant te doen
doorslaan Daarom heeft spr. wel behoefte aan een
prae-advies van B. en W., maar natuurlijk in zoverre,
dat de raad daardoor de gelegenheid krijgt het vraag
stuk „sport"-,.onderwijs" in zijn geheel te overzien.
Neffens de hear Van der Meer hat de Vereniging van
Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs in tige
bilangrike funksje yn de stêd en ek foar hiel noardM
Fryslan. Dêrom is spr. fan bitinken, dat, as sa'n for-
iening foar de twadde kear mei it forsiik komt: „Jow
üs dat terrein", it net mear as fatsoenlik is, alle war
to dwaen om dy saek noch ris to bisjen en as it kolleezje
seit: „Jow üs it forsiik yn hannen om prae-advys", dan
3
is dat dochs net inkeld in formaliteit. Wy binne it, sa
mient spr.,, yn alle gefallen oan dizze foriening for-
plichte, dat it kolleezje dizze saek noch ris fan alle
kanten bisjocht. De tie hat forline jier it bikende bislüt
nommen en spr. fielt der neat foar om dér direkt op
werom to kommen. Mar der kinne oare gesichtspunten
komme yn forban mei ütwreidingsplannen; men kin
byg. sizze dér en dér komme skoallen. Spr. hat yn 'e
krante lézen, dat in diel fan 'e terreinen foar de nije
fémerk oer de spoarline komme soe. Dan komt der oan
dizze kant hwat mear romte en miskien kin men dér yn
forban mei de sport hwat mei dwaen. Koartwei, spr.
fynt it net mear as fatsoenlik, dat it kolleezje gelegen-
heit krijt oer it nije forsiik fan de foriening in prae-
advys to jaen.
De heer Van der Veen zou het even willen hebben
over de kwestie: al of niet prae-advies. Spr. verschilt
met de beide vorige sprekers volstrekt van mening.
Niet zo lang geleden is deze zaak in de raad „uit en ter
na" besproken. Is het eigenlijk niet zo, dat dezelfde
adressante een poging doet om nog eens een uitspraak
te krijgen, zonder dat er in de omstandigheden ook
maar iets gewijzigd is?
Spr. gelooft, dat er helemaal geen behoefte aan een
prae-advies is; de raad zal de kwestie nu heel gemak
kelijk en vlot kunnen afdoen.
I De heer Van der Schaaf (weth.) zou willen beginnen
met te verklaren, dat hij het eens is met de heer Van
der Veen. Als de raad als hoogste bestuurscollege van
de gemeente een beslissing neemt, die weloverwogen is
en die ingaat tegen het advies van B. en W., dan mag
men aannemen, dat er zeer zwaarwichtige argumenten
zijn geweest, die de raad toen tot die, van het advies
afwijkende, beslissing hebben gebracht. Spr. gelooft niet,
dat het juist is, dat dan zo kort daarna dezelfde ver
eniging weer komt met een adres en, zonder het aanwij
zen van nieuwe omstandigheden, vraagt, of de raad op
die beslissing terug wil komen. Spr. sluit zich geheel
aan bij wat de heer Van der Veen gezegd heeft.
En daarmee is tegelijk de heer Van der Meer beant
woord; hem kan spr. op dit punt niet volgen. Spr. ge
looft niet, dat de raad het aan zijn fatsoen verplicht is
om deze aanvraag ten tweede male na prae-advies van
B. en W. te behandelen.
Er is de vereniging een terrein aangeboden de raad
heeft het op de kaart kunnen zien dicht bij de Ver
lengde Schrans, zeer gunstig gelegen voor de aanvoer
van leerlingen, dicht bij bushaltes en ook dicht bij het
grootscheepsvaarwater, maar dat speelt in dezen geen
rol (Gelach). De heren W. M. de Jong en Bootsma heb
ben het de vorige keer reeds in deze richting gezocht.
Spr. gelooft, dat het juister zou zijn geweest, indien
de vereniging het aangeboden terrein maar had ge
accepteerd.
Hij komt thans weer terug tot de vraag, in tweede
instantie door de heer Drentje aldus geformuleerd:
Zijn er nu niet nieuwe gezichtspunten, die misschien tot
een andere oplossing kunnen leiden Dat is voor spr.
heel moeilijk te zeggen. Misschien zijn er enigszins
nieuwe gezichtspunten, misschien ook niet. Het is ook
maar de vraag: vindt men wat nieuw is van doorslag
gevend belang? De vraag, die destijds echter in de raad
de doorslag heeft gegeven, was: Is er, wanneer het
gebruik van het Fonteinland ten gevolge van deze
schoolbouw moet worden beëindigd, dan, aansluitend
daarop, een vervangend sportterrein aanwezig? Of is
het te maken B. en W. moeten, voor zover ze de si
tuatie kunnen overzien, daarop ook nu beslist negatief
antwoorden. Zij kunnen de raad dus thans niet zeggen,
dat, wanneer volgend voorjaar de schop in het Fontein
and zou gaan, er een ander sportterrein ligt, dat het
Fonteinland kan vervangen. En nu kan men misschien
nog wel weer eens de gehele argumentatie overhoop
halen, de argumenten een beetje anders groeperen en
ekiemtonen, maar spr. gelooft niet, dat zulks de raad
tot een andere beslissing zal leiden. Evenmin zal dit het
geval zijn door datgene wat de heer Van der Meer in
het geding bracht, n.l., dat in het plan voor de vee
markt misschien nog iets kan veranderen, waardoor
ruimte voor bijv. sportterreinen zou vrijkomen. De be
hoefte aan sportterreinen kan aansluitend niet worden
opgevangen.
En wanneer de raad, dit alles overwegende, zegt: Wij
hebben na deze bespreking geen prae-advies meer no
dig, dan gelooft spr., dat B. en W. ook onder deze be
slissing van de raad gaarne het hoofd zullen buigen.
De Voorzitter zegt, dat het de vraag is, of dit adres
al dan niet in handen van B. en W. om prae-advies zal
worden gesteld. Er zijn raadsleden geweest, die er voor
en ook die er tegen hebben gesproken. Spr. weet eigen
lijk niet, hoe hier anders dan door stemming een be
slissing over zal moeten worden genomen, tenzij zonder
meer zal kunnen worden aangenomen, dat de gehele
raad geneigd is om dit voorstel te verwerpen.
De heren Drentje en Wiersina verklaren, dat zij een
prae-advies van B. en W. gewenst achten.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van B.
en W. niet aanvaard wordt en dat dit tegelijk betekent,
dat, gegeven de inhoud van de besprekingen, het adres
voor kennisgeving kan worden aangenomen, m.a.w., dat
geen beraadslagingen over het adres zelf behoeven
plaats te hebben.
De heer Bootsma hoopt, dat „voor kennisgeving aan
nemen" niet inhoudt, dat de Vereniging voor Middel
baar Technisch- en Ambachtsonderwiis geen antwoord
krijgt.
De Voorzitter: Het is eenvoudig zo, dat de raad hier
op niets behoeft te antwoorden.
De heer Bootsma heeft het meegemaakt, dat hele
maal geen antwoord werd gegeven en dat zou hij voor
deze vereniging niet prettig vinden, omdat de bouw van
een ambachtsschool zeker wel ernstig genomen moet
worden en niet en bagatelle kan worden behandeld.
De Voorzitter zegt, dat adressanten, ook in andere
gevallen, wèl enig bericht van B. en W. krijgen, hoe de
raad heeft besloten.
De raad kan, desgevraagd, er mee accoord gaan, dat
B. en W. de vereniging bericht zenden i.z. het genomen
besluit.
De Voorzitter deelt vervolgens mede:
a. dat het in het voornemen ligt om op 28 September
a.s. een extra raadsvergadering te houden en dat
de raadsvergadering van 5 October a.s. normaal door
gang zal vinden;
b. dat bericht van verhindering hebben gezonden de
heren Ir. van Balen Walter, J. K. Dijkstra, Mani en
Schootstra.
De mededelingen sub a en b worden voor kennisge
ving aangenomen.
Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 232 en 231).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 5 (bijlage no. 230).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
1. J. Hoitsma, alhier;
2. J. Kramer, alhier.
Benoemd wordt de eerstvoorgedragene, met alge
mene stemmen.
Punt 6 (bijlage no. 237).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
Mevr. G. G. Wildervanck-Haack te Haren (Gr.).
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
Punt 7.
De aanbevelingen van het college van curatoren luiden
als volgt: