6
als goede argumenten worden aangevoerd, alsnog wel
een weg voor te vinden zal zijn.
De tweede opmerking, die de heer Bootsma maakte,
betrof de „sprong" in de rooilijn van de De Ruyterweg,
die het uitzicht enigszins zou belemmeren. De diensten,
vooral die van Openbare Werken, zijn van mening, dat
dit niet in die mate het geval is (zoals de heer Bootsma
het blijkbaar aanvoelt), dat dit ernstig belemmerend
werkt op het uitzicht. Die mening wordt dezerzijds niet
gedeeld.
De vraag, waarom men een sprong in de rooilijn van de
bebouwing maakt, kan aldus worden beantwoord: dat is
eigenlijk een kwestie van stedebouwkundig inzicht. Men
kan het doen en men kan het laten. Soms doet men
het, soms laat men het. Het is gedaan, omdat men enige
afwisseling wil brengen in een zeer lang straatbeeld,
dat wel even wat doods aandoet. Het wil niet zeggen,
dat zo'n sprong het enige mogelijke is. Men heeft het
hier nu zo gedaan en spr. gelooft ook wel, dat het in
dit geval zeer wel aanvaardbaar is.
Dan heeft de heer Bootsma nog een vraag gesteld
over de realisatie van dit plan en er op geattendeerd,
dat waarschijnlijk de mogelijkheid aanwezig is om hier
extra bouwvolume te krijgen. Die mogelijkheid wordt
uiteraard onderzocht en het ligt zelfs in zeker opzicht
vrij gunstig. Voor het toekennen van extra bouwvolume
voor krotopruiming verlangt de dienst van Wederop
bouw een bepaald plan. De genoemde dienst wil niet zo
maar in het vage een 100 woningen-bouwvolume toe
kennen. Men kan niet alleen maar zeggen: wij hebben
het voornemen krotten op te ruimen.
Nu is hier een plannetje en in dat opzicht voldoet de
gemeente dus aan het vereiste. Aan de andere kant is
het niet zeer omvangrijk en uit dat oogpunt is het voor
de dienst van Wederopbouw misschien minder aan
trekkelijk. Dit alles neemt echter niet weg, dat B. en
W. zullen proberen, op grond van dit saneringsplan
netje, een extra bouwvolume voor krotopruiming te
verkrijgen, ook omdat het volume, dat voor krotoprui
ming beschikbaar is, natuurlijk lang niet toereikend is.
De raad zal zien misschien is hij thans niet tot
oordelen in staat, maar mogelijk zal hij straks, als hij
cijfers heeft, er wel toe in staat zijn dat het contin
gent voor krotopruiming te kort schiet.
De heer Bootsma wil n.a.v. het betoog van de wet
houder nog graag een paar kleinigheden opmerken.
Het eerste deel is eigenlijk wel het meest concrete
geweest en spr. gelooft, dat hij zich daar verder ook
wel bij kan neerleggen, de hoop uitsprekend, dat uit
dit plan dan ook inderdaad het verwachte resultaat
voortkomt.
T.a.v. de beide andere puntjes vindt spr. het betoog
van de wethouder nu niet bepaald overtuigend. Deze
heeft gezegd, dat dit groenstrookje wel verlevendigend
werkt. Spr. zal de laatste zijn, om dat te ontkennen,
maar hij zou het toch zeer betreuren, dat die verleven
diging iemands (wie dit dan ook maar is) dood zou
kunnen betekenen; dat hier dus werkelijk gevaar aan
wezig is, dat er niet behoefde te zijn.
Spr. wil van zijn opmerking geen voorstel maken.
Daarvoor is de zaak ook weer van te kleine proporties.
Hij zou het college echter toch ernstig in overweging
willen geven dit geval grondig onder ogen te zien en,
wanneer het nodig is, er wijziging in aan te brengen,
niet te schromen er binnen niet al te lange tijd op
terug te komen.
T.a.v. het maken van een sprong in de rooilijn zegt
de wethouder, dat men het kan doen en dat men het
kan laten en dan zou spr. er in dit geval de voorkeur
aan geven, het te laten, want wanneer er sprake zou
zijn van eentonigheid, dan zou die eentonigheid ont
staan in een recht gedeelte en niet in deze hoek, die
overigens al min of meer verlevendigd wordt door het
groenstrookje.
De heer Ras heeft, toen het plan voor de De Ruyter
weg aan de orde was, al enige bezwaren laten horen,
o.a., dat z.i. de ruimte op dat drukke verkeerskruispunt
te groot zou zijn. Door het onderhavige plan wordt de
toestand er niet beter op.
Er is destijds ook nog gesproken over de verlichting;
die is bij dit plan nog precies gelijk als bij het zoëven
door spr. genoemde plan.
In aansluiting op wat de heer Bootsma zeide, moet
spr. zich afvragen: moet dit alles doorgaan, tot hier
straks een ongeluk gebeurt?
De heer Venema zou graag aan de wethouder willen
vragen, of het niet mogelijk zou zijn de bocht van de
Barent Fockesstraat-De Ruyterweg conisch te laten
toelopen.
Stedebouwkundig heeft spr. er geen kijk op. Maar
naar zijn mening loopt alles dan mee voor het verkeer.
Dan heeft men niets met dit hoekje te maken en sluit
de bebouwing direct aan op de bestaande huizen van
de De Ruyterweg. Dan heeft niemand er last van.
De heer Van der Schaaf (weth.) is de vraag van de
heer Venema op het ogenblik te moeilijk om te beant
woorden. Spr. zou de door hem bedoelde situatie be
paald op een tekening vóór zich moeten zien, om daar
een oordeel, waar hij zelf volledig achter staat en waar
de vragensteller iets aan zou hebben, over te geven.
Spr. wil die vraag en ook de opmerkingen van de
heren Bootsma en Ras met de directie van de dienst
van Openbare Werken en desnoods met de Politie on
der ogen zien, hoewel dit overleg natuurlijk ook al
heeft plaats gehad. Een bepaald onderdeel wordt niet
zo maar gemaakt, omdat het potlood toevallig zo loopt.
Men pleegt naar een oplossing te zoeken. Maar wan
neer genoemde raadsleden een bepaalde angst voor dit
onderdeel van het plan hebben, dan is dat voor spr.
wel een reden om dit nog eens even onder de loupe
te nemen.
Nu wordt wel opgemerkt: het zou wel eens iemand
het leven kunnen kosten, maar dat is natuurlijk het
gevaar, dat op zeer vele plaatsen in de stad aanwezig'
is. Men weet nooit, waar iemand het leven zal verliezen.
(Gelach.) Dat is ernstig gemeend. Men kan eigenlijk
van elke situatie wel zeggen: dit kan wel eens iemand
het leven kosten. Dat is een argument, dat zich haast
tegen elke wijziging richt, althans tegen vele wijzi
gingen en niet bepaald tegen deze. De gevaren, die
aanwezig geacht kunnen worden, zijn in de overweging
betrokken. Spr. herhaalt: men heeft deze oplossing ge
kozen en die kwam het college wel voor, redelijk en
aanvaardbaar te zijn.
Op veler verzoek echter zal spr. dit punt nog eens
met de betrokken diensthoofden bespreken en hij hoopt,
dat de raad met deze toezegging in dit stadium ge
noegen wil nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 15 t.e.m. 18 (bijl. nos. 281, 282, 287 en 283).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 November 1955
RAADSVERGADERING
van Woensdag 16 November 1955
Aanwezig: 32 leden.
Afwezig: de heren Rutkens, Schootstra en Vellenga.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededelingen.
2. Benoeming van een lid van het bestuur van de
woningstichting in de gemeenten Leeuwarden en Leeu-
arderadeel, wegens periodieke aftreding van de heer
W. Kuipers.
3. Benoeming van een lid van de commissie van toe
zicht op het middelbaar onderwijs, wegens periodieke
aftreding van mevr. Mr. M. H. Dorhout-Suyling.
I. Voorstel tot het benoemen van een leraar in de
staatsinrichting en een lerares in de Franse taal in
tijdelijke dienst aan de Middelbare School en H.B.S.
voor Meisjes
(bijlage no. 295).
5. Voorstel tot het verlenen van eervol ontslag aan
P. Bloembergen, als hoofd van gemeenteschool no. 3
(v.g.l.o.)
(bijlage no. 293).
6. Voorstel tot het aankopen van de percelen Bleker-
straat no. 68 en Houtstraat no. 96, van H. de Vries,
resp. mevr. H. Jasper-Kars, beiden alhier
(bijlage no. 292).
Voorstel tot het aankopen van de percelen Hen-
driksbuurt nos. 3, 8 en 10, van H. Visser, alhier
(bijlage no. 296).
8. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een per
ceel bouwterrein, gelegen aan de oostzijde van de Va
ler iusstraat, tussen de Diepenbrockstraat en de Bach-
straat, aan de Algemeene Friesche Levensverzekering
Maatschappij, alhier
(bijlage no. 294).
9. Voorstel tot voorlopige vaststelling van het kos-
tenbedrag, als bedoeld in artikel 55 ter der Lager-
onderwijswet 1920 over het jaar 1954
(bijlage no. 297).
10. Voorstel tot voorlopige vaststelling van het
kostenbedrag, als bedoeld in artikel 33, le lid, van het
„Besluit buitengewoon lager onderwijs 1949" over het
jaar 1954
(bijlage no. 298).
II. Voorstel tot het verhogen van de bijdrage in
het exploitatietekort van de stadsautobusdienst met
f20.000,in verband met uitbreiding van die dienst
(bijlage no. 299).
12. Voorstel tot het wijzigen van de gemeentebe
groting en de begrotingen van het grondbedrijf en van
de energiebedrijven, voor het dienstjaar 1955
(bijlage no. 300).
13. Voorstel tot het wijzigen van de verordening
voor de Middelbare Handelsavondschool
(bijlage no. 291).
Punt 1.
De Voorzitter deelt mede:
A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben
goedgekeurd
1- het raadsbesluit van 14 September 1955, tot het
verlenen van een renteloos voorschot aan de Vereni
ging voor Christelijk Kleuteronderwijs, alhier, ten
behoeve van de stichting van een kleuterschool in
Leeuwarden-Oost
2- de raadsbesluiten van 5 October 1955:
a- tot het verkopen van een perceel industrieter-
rein, gelegen ten noorden van de Harlingertrek-
weg, aan de N.V. Benninga's Vetsmelterijen en
Margarinefabrieken, alhier;
b. tot het aankopen van grond, gelegen in Leeu
warden-Zuid, ten noorden van het Van Harinxma-
kanaal, van mevr. T. J. Wagener-Algra te Was
senaar;
3. het raadsbesluit van 26 October 1955 tot het voeren
van verweer tegen W. Veldema te Holwerd met
betrekking tot de vordering van de woning d'Honde-
coeterstraat no. 70, alhier.
Voor kennisgeving aangenomen.
B. dat zijn ingekomen:
1. rapporten omtrent kasopneming en controle van
de administratie van het openbaar slachthuis, van
de openbare werken en van de gemeentelijke dienst
voor sociale zaken, alsmede omtrent controle van
de administratie van de ambtenaar, belast met de
controle op- en de inning van de vermakelijkheids
belasting.
Voor kennisgeving aangenomen.
2. een brief van Mr. J. W. Hijink, alhier, houdende be
zwaren tegen een vordering tot inkwartiering.
B. en W. stellen voor dit schrijven om prae-advies in
hun handen te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
3. berichten van verhindering van de heren Rutkens
en Vellenga.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 2.
De aanbeveling van het bestuur van de woningstich
ting luidt als volgt:
W. Kuipers, Schrans 57;
Drs. J. Bierma, Verlengde Schrans 58a.
Benoemd wordt de heer Kuipers, met 27 stemmen (de
heer Drs. Bierma 4 stemmen en 1 bilj. van onwaarde).
Punt 3.
De aanbeveling van de commissie luidt als volgt:
1. mevr. Mr. M. H. Dorhout-Suyling, Mr. P. J. Troel
stra weg 98;
2. mevr. Mr. A. Hooij-Snoep, Goudenregenstraat 64;
3. mevr. Mr. S. A. C. Wever-Buisman, Harlingerstraat-
weg 25.
Benoemd wordt mevr. Mr. Dorhout-Suyling met 29
stemmen (mevr. Mr. Hooij-Snoep 2 stemmen en mevr.
Mr. Wever-Buisman 1 stem).
Punt 4 (bijlage no. 295).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
a. leraar in de staatsinrichting:
Mr. J. J. Keuning, alhier;
b. lerares in de Franse taal:
mej. M. E. Drost te Groningen.
Benoemd worden de heer Mr. Keuning, met 32 stem
men en mej. Drost, met 30 stemmen (2 bilj. blanco).
Punten 5, 6, 7, 8, 9 en 10 (bijlagen nos. 293, 292, 296, 294,
297 en 298).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 299).
De heer Pols betreurt het eigenlijk wel, dat, nu met
een nieuwe lijn wordt begonnen, daar onmiddellijk een
tariefsverhoging aan vastgekoppeld wordt. Een tariefs
verhoging is, vooral in dit verband, werkelijk een ex
periment, waarvan men in het geheel niet weet hoe
het zal uitpakken. Spr. had het beter gevonden, dat bij
het invoegen van de nieuwe lijn gestart was met het
zelfde tarief.
Verder wil hij opmerken, dat het wel enigszins be
vreemdt, dat de commissie voor de stadsautobusdienst
niet is gevraagd, hoe zij denkt over de tariefsverhoging.