3
Uw burgemeesterschap maakt dit noodzakelijk en de
door mij zoëven vermelde, wijzigingen onderstrepen die
noodzaak. De hernieuwde bezinning zal moeten leiden
tot een nieuwe beleidsprogrammering, waarvan de
hoofdlijnen reeds zijn uitgezet en als eerste stuk op Uw
tafel liggen. De uitwerking en verdere detaillering daar
van zullen op korte termijn tot stand moeten komen. De
nieuwe Raad zal straks een zoveel mogelijk compleet
programma voor de eerstkomende vier jaren gepresen
teerd krijgen. Ik volsta thans met de voornaamste
elementen daarvan aan te geven: Het ruimtelijk beleid
binnen de grenzen van eigen gemeente, het bestaande
structuurplan en de samenhang met de planologische
maatregelen van de buurgemeenten, in nauw samenspel
met deze gemeenten en met de provinciale overheid.
Voortgaande verbetering van de infra.structuur, het op
nieuw programmeren van de hiervoor tot stand te bren
gen voorzieningen. Verbetering en uitbreiding van de
sociale en culturele voorzieningen en de daarvoor ver
eiste programmering. Mede rekening houdende met de
mogelijkheden, die de nieuwe wet voor het voortgezet
onderwijs biedt, verbetering en vernieuwing van huis
vesting en inrichting van het onderwijs en uitbreiding
van de voorzieningen t.b.v. het onderwijs als geheel.
Het scheppen van de feitelijke realiseringsmogelijkhe
den van Hoger Onderwijs in Leeuwarden. Een duidelijk
en consequent gevoerd financieel beleid, gericht op de
hiervoor aangegeven verbetering van het woon-, werk
en leefklimaat in Leeuwarden. Er is veel tot stand ge
komen, getuige het boekwerk „Leeuwarden 1945-1965".
Er staat nog veel meer te doen. Dat alles, wat nog te
doen staat en de samenhang, die dat alles heeft, zowel
in de horizontale als in de verticale lijn, maken de in
houd van de bestuursopdracht de komende jaren
boeiend, om niet te zeggen uitdagend.
U en wij zullen bereid en in staat moeten zijn, deze
bestuursopdracht uit te voeren. Uw bereidheid hebt U
reeds duidelijk uitgesproken. Uw bekwaamheden en er
varing, elders reeds gebleken, geven ons volledig ver
trouwen. In samenspel tussen Raad en College zal
moeten worden nagegaan, op welke wijze beide be
stuursorganen nog beter en ook nog efficiënter en zo
mogelijk slagvaardiger aan die bestuursopdracht kun
nen voldoen. Ik doel hier op de nog steeds bij deze
Raad liggende, maar feitelijk voor de nieuwe raad be
stemde, nota inzake de commissies van advies en bij
stand op grond van de wijziging van juli 1964 van de
desbetreffende bepalingen in de gemeentewet. De be
doeling hiervan is nauwer betrokken te zijn bij de be
leidsontwikkeling, betere en vollediger informatie en
duidelijke beleidsvorming enerzijds, en anderzijds dui
delijke, slagvaardige en consequente besluitvorming,
maar wat mogelijk nog belangrijker is het be
trekken van de belangstellende burger bij de voorbe
reiding en uitvoering van de gemeentelijke taken op die
terreinen, waarin deze burger zeer speciaal is ge
ïnteresseerd. De overheid, ook de plaatselijke overheid,
bestaat en werkt niet geïsoleerd van de burgerij, maar
staat met haar specifieke taak temidden van het
maatschappelijk leven. Vanuit deze positie zal die over
heid bij voortduring voorlichting moeten geven en da
gelijks behoefte hebben geïnformeerd te zijn.
Noch in inkeld wurd. Ik haw it foarrjocht eltse wike
de Drachtster Krante twaris to lézen. Al jierren. En
dat as ald-Drachtster.
Yn Opsterlan wiene riedsleden, dy't oars net as
Frysk yn 'e Rie brükten. Dat is yn Ljouwert net oars.
Ik bin der wis fan, dat soks Jo fortroud is en foar
Jo neat gjin forskil ütmakket. Jo sille en dat for-
wachtsje wy ek fan Jo yn de Ljouwerter Rie ek
it Frysk akseptearje. Wy binne dér wiis mei, hwant
Ljouwert is de haedstêd fan Fryslan.
Burgemeester Harmsma, ik acht het een voorrecht
U te installeren als burgemeester van Leeuwarden en
aan U over te dragen de tekenen Uwer waardigheid:
de ketting, de voorzittershamer en het is niet ge
bruikelijk dat dit genoemd wordt, maar een spelend
man vindt altijd iets om mee te spelen het sleuteltje
van de tas voor de kabinetsstukken.
Ik wil U nu verzoeken de voorzitterszetel in te ne
men.
De Voorzitter: Meneer de loco-burgemeester, leden
van de Raad van Leeuwarden. Hartelijk dank ik U,
meneer de loco-burgemeester, voor de vriendelijke wijze,
waarop U mij als burgemeester van Leeuwarden hier
hebt willen installeren. Nu ik vandaag mijn zware taak
aanvaard, zijn de wijze, waarop U, de wethouders en
de gemeentesecretaris, mij de afgelopen dagen zijn te-
gemoetgetreden, alsmede de sympathiebetuigingen van
zoveel anderen, mij tot steun. Want de overgang, als
burgemeester van een echt stuk Fries platteland
volkomen in de soms misschien wat rauwe, maar ook
zo warme sfeer van de Friese Wouden, van Opster.
land met zijn prachtige natuurgebieden naar de
Friese hoofdstad ongetwijfeld minder met natuur
schoon gezegend, maar anderzijds gelardeerd met zo
veel monumenten en instellingen, die getuigen van een
rijke Friese traditie is niet gemakkelijk. En ik moge
dan burgemeester blijven, het is duidelijk, dat de wijze,
waarop dit ambt gestalte krijgt, hier een totaal andere
zal zijn dan in de laatste 18 jaren het geval is geweest.
Het moge zo zijn, dat in de voorbije jaren tal van oude
en nieuwe Friese instellingen, die de stad Leeuwarden
gastvrijheid mag verlenen, mij niet geheel onbekend zijn
gebleven, dat ik mijn contacten heb gehad met de
Fryske Akademy en met de Fryske Kultuerried, dat
ik vele besprekingen heb mogen voeren, zowel op het
E.T.I.F., als de Stichting Friesland voor Maatschap
pelijk Werk, dat ik hier musea en bibliotheken heb
mogen bezoeken, dat ik zowel op het Provinciehuis als
bij andere provinciale- en bij rijksdiensten een beetje de
weg weet, en dat het zelfs vandaag niet de eerste keer
is, dat mijn schreden zich gewend hebben naar het stad
huis van Leeuwarden, dat neemt niet weg, dat ik mijn
werk hier nog moet vinden. Het werk wordt voor
mij geheel anders en U ontvangt vandaag een andere
burgemeester.
En deze installatie betreft eigenlijk niet veel meer
dan een eerste kennismaking voor ons beiden, voor mij
met mijn nieuwe taak en voor U met Uw nieuwe bur
gemeester.
U, meneer de loco-burgemeester, hebt zojuist een
globaal inzicht gegeven in de taken, waarvoor het ge
meentebestuur van Leeuwarden zich vandaag ziet ge
steld. U zult niet van mij verwachten, dat ik daarop
thans concreet en diep zal ingaan. Alvorens hierover
in het openbaar te kunnen spreken, zal ik mij veel
meer inzicht moeten verschaffen, zal ik veel moeten
studeren en werken, zal er overleg met velen moeten
plaatsvinden.
Ik zal mij thans tot enkele, algemene opmerkingen
moeten beperken. En de eerste daarvan is wel, dat ik
met U, meneer de loco-burgemeester, van mening ben,
dat wij de opdracht waarvoor wij gesteld zijn, alleen
in samenwerking met anderen, met vele en dikwijls wis
selende partners kunnen vervullen. De tijd, waarin een
gemeentebestuur, zelfs het bestuur van een provinciale
hoofdstad, alleen zijn weg kon gaan, is zo die al
ooit heeft bestaan in deze tijd van schaalvergroting
en integratie, zonder meer voorbij. Voor tal van plan
nen, waarvan de uitvoering voor de ontwikkeling van
onze stad absoluut noodzakelijk is, kunnen we
krachtige steun van de rijksregering niet ontberen. En
ik hoop en vertrouw, dat wij, bij de verwezenlijking
daarvan, de medewerking van het Provinciaal Be
stuur zullen mogen hebben, zoals omgekeerd het
bestuur van de provinciale hoofdstad zich er
van bewust zal moeten zijn, dat het niet on
verschillig voorbij kan gaan en uit Uw woor
den is duidelijk gebleken, dat U dat niet wilt aan
provinciale plannen, ook al ligt het object daarvan
buiten het territoir van de hoofdstad. Ik hoop op een
goede samenwerking en de aanwezigheid hier, zowel
van de Commissaris van de Koningin, als voorzitter
van het Provinciaal Bestuur, als van Gedeputeerde
Hoogland, vervullen mij dienaangaande met de beste
verwachtingen.
Maar evenzeer verheugt mij, leden van de Raad
van Leeuwarden, de aanwezigheid hier van mijn ambt
genoten van omliggende en andere gemeenten.
En ik zie hen daarbij ook als representanten van alle
Friese gemeentebesturen, omdat ik het zonder meer
een belang voor Friesland acht, dat het zich in zijn
gemeentebesturen ook als een eenheid uit.
Ook hierbij zie ik voor het bestuur van de Friese
hoofdstad een taak. En nu ik toch bezig ben mij, over
Uw hoofden heen, tot de, voor deze gelegenheid zo
rijk bezette publieke tribune te richten een slecht
gebruik overigens, raadsleden van Leeuwarden, maar
U weet dan meteen, dat niets menselijks mij vreemd
is dan wil ik er mijn bijzondere verheugenis over
uitspreken, dat ook de burgemeester van Groningen
hier vanmorgen in deze zaal aanwezig is en dat mijn
ambtgenoot uit Assen alleen om redenen buiten zijn
wil ontbreekt. Want naast de samenwerking binnen
de Friese grenzen kennen wij tegenwoordig of we
willen of niet de samenwerking in het noorden. Het
is mijn vaste overtuiging, dat ook de provinciale hoofd
steden daarin hun eigen rol hebben te spelen. Natuur
lijk lopen onze belangen niet altijd parallel. Natuurlijk
hebben we ook onze tegenstellingen. Maar als ik deze
stel tegenover de gezamenlijke noordelijke belangen,
die ons binden, dan is het niet moeilijk, een keus te
maken. Dan zullen onze relaties niet mogen verzanden
in onderlinge, onvruchtbare jaloersheden. Dan zullen
we de kunst moeten opbrengen om samen mee te bou
wen aan de toekomst van het noorden. Ik hoop, dat
het contact, dat ook vandaag, door de aanwezigheid
van collega Berger, in deze zaal wordt gelegd, door
veelvuldig vruchtbaar overleg in de toekomst zal wor
den gevolgd.
Leden van de Raad van Leeuwarden. Het is niet
moeilijk te voorspellen, dat met name de eerstkomende
tijd van grote betekenis zal zijn voor de ontwikkeling
van het noorden in zijn geheel en met name ook voor
onze stad. Is enerzijds samenbundeling van alle krach
ten nodig om maximale resultaten te bereiken, ander
zijds staat het voor mij vast, dat we van niemand iets
te verwachten hebben, als we zelf geen stuk kracht
zullen ontwikkelen. Daarvoor is o.a. nodig ik ben
het geheel met U eens, meneer de loco-burgemeester
een, in al zijn geledingen deskundig en goed functio
nerend ambtelijk apparaat. Bij het aanvaarden van
mijn ambt wil ik een beroep doen op de medewerking
van allen, die daarin op welke plaats ook een rol
spelen. Want ook dan blijft alles nog moeilijk genoeg.
Wij leven tegenwoordig zo snel. Wie onze wereld van
nu vergelijkt met die van 20 jaar geleden, ziet overal
ontwikkelingen en resultaten, die toen nooit konden
worden vermoed. Wij weten nu al, dat deze ontwikke
ling zich de komende jaren versneld zal voortzetten.
Er is zo weinig tijd voor rustige bezinning. Dat maakt
het besturen moeilijk. Dat eist het varen van een vaste
koers, om niet door de omstandigheden te worden weg
gespoeld, en tegelijk de souplesse, om de veranderende
omstandigheden in het beleid te verwerken. Dat vraagt
van U, leden van de Gemeenteraad, bijna het onmoge
lijke. Aan de ene kant, het nemen van maatregelen,
waarin een stuk toekomst al is verwerkt, het nemen
van beleidsbeslissingen, die eerst later hun volle pro
fijt zullen kunnen afwerpen, terwijl U tegelijkertijd de
band met de bevolking moet bewaren. Tenslotte zijn
er op 1 juni raadsverkiezingen. En dat alles, terwijl
niet alleen de mensen buiten deze zaal, maar, als we
eerlijk zijn, ook wijzelf, zo geneigd zijn aan het heden
een zoveel grotere waarde toe te kennen, dan aan de
mogelijke toekomst. In deze tijd van snelle ontwikke
lingen is het dan ook geen wonder, dat bestuurders
en bestuurden zo makkelijk ver van elkaar komen te
staan, dat ze een andere taal spreken en elkaar dikwijls
niet meer begrijpen. Zulks geldt met name voor de
opgroeiende jeugd, met alle gevolgen van dien, onze
jeugd, die enerzijds zo onredelijk lastig kan zijn en
anderzijds zo onbarmhartig eerlijk. De jeugd vraagt,
wat dan wel werkelijk waar is in onze tijd. Het is geen
wonder, dat ze dikwijls moeite heeft met allerlei ge
vestigde orden. En al ben ik in dit geval van mening
U hebt het recht dat te weten dat de openbare
orde onder alle omstandigheden dient te worden ge
handhaafd, wat inhoudt, dat een ieder volledig recht
heeft op bescherming van persoon en goed, en dat ik
de politie, bij de uitoefening van deze moeilijke, haar
opgedragen taak volledig zal steunen, daarmee zijn
we er echter niet. Want de toekomst van onze ge
meente wordt niet alleen bepaald door datgene wat
haar bestuurders in overleg met welke andere over
heidsinstantie ook samen tot stand brengen, maar on
getwijfeld in de eerste plaats door de activiteiten van
de bevolking zelf, van ouderen, maar, als ik aan de
toekomst denk, zeker niet minder van jongeren. Ik
denk hier aan zoveel krachten, die werken. Aan de
economische krachten, en met name aan die van het
bedrijfsleven in al zijn schakeringen en aan de cultu
rele invloeden. Ik denk ook aan de maatschappelijk-
sociale krachten, die werken, en aan de invloeden van
hen, die geestelijk of wetenschappelijk leiding geven.
Ik meen, dat het tot de primaire taak, ook van het
gemeentebestuur, behoort, het goede klimaat te schep
pen, waarin deze krachten zich zo sterk mogelijk in
goede harmonie zullen kunnen ontwikkelen.
Dit alles beïnvloedt ook wezenlijk de inhoud van het
burgemeestersambt in onze dagen. Was het in oude
tijden voldoende, dat hij een goed regent was, die wet
ten en verordeningen met gezag handhaafde ver
moedelijk is het verhoogde platform in deze zaal nog
een symbool uit die tijd en ik moet eraan toevoegen,
dat deze taak ook nu nog een wezenlijk onderdeel van
het ambt is gebleven, daarnaast moest de burge
meester, vooral in de na.oorlogse jaren, de manager
zijn, die het gemeentebedrijf kon runnen en zijn ge
meente op de goede wijze wist te „verkopen". Maar
steeds duidelijker komt daarbij thans weer een nieuwe
eis naar voren, die men aan de burgemeester stelt. Hij
moet en het is moeilijk om dat te omschrijven, om
dat dat alles nog in beweging is als organisator
fungeren van allerlei relaties tussen bestuur en bestuur
den en soms zelfs tussen de bestuurders onderling in
de gehele samenleving. Het is duidelijk, dat al deze
taken ook een veelvuldig contact met de pers en de
overige moderne publieiteitsmiddelen onvermijdelijk
maken. Op zichzelf zijn mijn ervaringen in dezen in
Friesland zonder meer gunstig geweest. Ik hoop en
vertrouw, met volledige wederzijdse erkenning van
elkanders rechten en verantwoordelijkheden, ook in
Leeuwarden op een goede samenwerking te mogen
rekenen.
Als ik intussen zo de inhoud en de omvang van mijn
ambt hier tracht te overzien, is het nu al duidelijk, dat
ik zonder meer in allerlei opzichten tekort zal schie
ten. En hoewel ik uiteraard dank verschuldigd ben aan
allen, die mij vol hoop en goede verwachtingen zijn
tegemoetgetreden, ben ik de sceptici, hier bij mijn be
gin, niet minder erkentelijk. Aan hen, die de toekomst
misschien al te somber zouden inzien, moge ik ten
slotte nog een pluspunt, dat aan mijn benoeming hier
is verbonden, meedelen. Daarvoor moet ik diep in de
Friese historie teruggaan, tot de jaren kort na 1590.
Toen heeft zich in dit gewest een felle strijd afgespeeld
tussen Karei Roorda, waken voor de Friese previlegiën,
en Willem Lodewijk, Us Heit, die vooral de Uniebe
langen primair in het oog hield. Deze strijd culmineer
de in het geschil over de legering van een Fries gar
nizoen in de Overijsselse stad Hasselt, ongeveer 10 kilo
meter ten noorden van Zwolle, waartoe bij een ak
koord van 1590 was besloten. U weet hoe deze strijd in
15921593 is geëindigd met de volledige overwinning
van Willem Lodewijk en dat na de terugtrekking van
het Friese garnizoen uit Hasselt de banden tussen
Friesland en deze Overijsselse stad volledig zijn ver
broken. Welnu, laat nu ditzelfde Hasselt de stad zijn,
waar ik ben geboren en getogen. Even is bij mij de
gedachte opgekomen, dat Hare Majesteit Koningin
Juliana gedachtig deze oude Hasselter kwestie,
waarin een Friese Oranje een zo belangrijke rol heeft
gespeeld getracht zou kunnen hebben met mijn be
noeming tot burgemeester van de Friese hoofdstad,
oude relaties tussen Friesland en deze oude Over
ijsselse stad te herstellen, maar nadere overweging heeft
mij de overtuiging bijgebracht, dat er ook wel andere
factoren een rol zullen hebben gespeeld. En misschien
kan het hen, die mijn optreden met al te veel onrust
tegemoet zien, enigermate geruststellen, dat ik ener
zijds met de stedelijke sfeer van mijn jeugd af ver
trouwd ben al had Hasselt toen maar een kleine
2000 inwoners terwijl daardoor anderzijds de mo
gelijkheid geopend wordt tot het herstel van oude
Friese betrekkingen.
Leden van de Leeuwarder Gemeenteraad, ik moet
eindigen. Er ligt ongetwijfeld een moeilijke weg voor
ons. Desondanks ben ik Hare Majesteit de Koningin en
allen, die aan mijn benoeming hier hebben medege
werkt, oprecht dankbaar. Het is een vreugde voor mij,
dat mijn moeder en ook de vader van mijn vrouw bij