20
21
De heer Engels: Onze fractie heeft geen behoefte
aan een tweede instantie, maar ik vind het een beetje
moeilijk verteerbaar, dat de Raad beslist, iemand het
woord te onthouden, als hij daar in tweede instantie
uitdrukkelijk om vraagt. En ik zou me dus, uitgaande
van die overweging, willen aansluiten bij de opmerking
van de heer Vellenga. Ik zou het wel plezierig vinden,
als we de behandeling van het punt Cambuur vanavond
afmaakten.
De Voorzitter: Alleen de heer Heidinga had blijk
baar behoefte aan een tweede instantie. (De heer Hei
dinga: Nee).
De heer Vellenga: Zou het niet goed zijn, dat en
kele raadsleden in het kort repliceren? Ik claim in
ieder geval graag een paar volzinnen.
De heer Heidinga: Ik stel voor om volgens het Re.
glement van Orde de vergadering nu te sluiten en
morgenavond verder te gaan. (De Voorzitter: Dat is
een ander voorstel van orde.) Nee, dat is de normale
gang van zaken.
De Voorzitter: Mijnheer Heidinga, het is vijf minu
ten voor twaalf. Heeft de heer Santema het voorstel
gedaan om af te zien van een tweede instantie en over
dit punt een beslissing te nemen, om een poging te
wagen de rest van de agenda af te doen? (De hear
Santema: Sa is it, mynhear de Foarsitter.) Ik dacht,
dat dat voorstel nu aan de orde is. Wat de heer Hei
dinga voorstelt, is een ander voorstel van orde en de
vijf minuten die ons beschikbaar waren, hebben we
daaraan besteed. Als de heer Heidinga zegt: Ik heb
geen behoefte in tweede instantie iets te zeggen, dan
wordt er, dacht ik, in tweede instantie over dit voor
stel niet meer gesproken. En dan handhaaf ik de be
slissing, dat er van een tweede instantie wordt afge
zien en is aan de orde de stemming over het voorstel
van B. en W., zijnde dat het verststrekkende.
De heer Vellenga: Ik maak me sterk, dat er in
ieder geval een meerderheid in deze Raad te vinden is
voor mijn voorstel van orde om, in afwijking van het
Reglement van Orde, in ieder geval de discussies over
het voorstel i.z. Cambuur af te maken, dat dus in twee
de instantie te bespreken, wat mij betreft, vrij kort,
met beantwoording van B. en W., om daarna te over
wegen, of we het Reglement van Orde nog meer ge
weld zullen aandoen. Ik ben het er in principe wel mee
eens om op praktische gronden en in dezen wijk ik
dus iets af van de heer Heidinga te overwegen, of
we nog verder zullen gaan met de agenda. Ik zou dus
eerst graag mijn ook door de heer Engels gesteunde
voorstel in stemming willen brengen, om, in afwijking
van het Reglement van Orde, in ieder geval het punt
Cambuur nog af te maken.
De heer Engels Wij kunnen conform het Re
glement van Orde beslissen door te gaan. En ik zou
gaarne, vooral na de opmerkingen van de heer Vel
lenga, diens voorstel willen overnemen.
De heer Van der Veen Wij kunnen ook conform
het Reglement van Orde, beslissen, dat de beraadsla
gingen worden gesloten.
De Voorzitter: De Raad is een machtig lichaam,
hij kan besluiten om twaalf uum te stoppen of door
te gaan. En ik heb dus zoeven uit het stilzwijgen van
de Raad de conclusie getrokken, dat deze besluiten
wilde de beraadslagingen te sluiten.
De heer Vellenga: Ik zou graag willen, dat IJ nu
mijn voorstel van orde in stemming brengt, dat we in
ieder geval over Cambuur uitgepraat raken. (De heer
Van der Veen: Daar raken we nooit over uitge
sproken.) (Gelach)
De Voorzitter: Mag ik eens even de handen zien van
diegenen die zeggen: Het voorstel-Cambuur moet wor
den afgemaakt? Het is een wat informele manier van
doen; dat geef ik onmiddellijk toe. Mag ik vragen, wie
van U behoefte heeft aan een tweede instantie?
Het aantal leden, dat te kennen geeft, deze behoefte
te hebben, doet de Voorzitter besluiten tot een tweede
instantie over te gaan.
De heer Heidinga: Er is vanavond dooi' enkele le
den, ook door de Voorzitter, zijdelings gesproken over
andere subsidies en andere activiteiten die eveneens
door de Gemeente worden gesteund. En daar zou een
zekere grond in zijn te vinden om Cambuur te subsi
diëren. M.i. mag uat zo niet gesteld worden. Een even
tueel subsidie aan Cambuur moet volkomen op zijn
eigen merites worden bezien. En ik wil dat ook graag
wat nader aantonen. Er wordt door de Raad en ook dooi'
de burgerij nogal veel gesproken over het suosidie, dat
wij in de vorige raadsvergadering aan het Frysk Orkest
hebben toegezegd. Nu zou ik in de eerste plaats willen
zeggen, dat dat maar 40% bedraagt. Daarbij subsidieert
de Provincie ook 40% en de andere gemeenten 20%.
In dit nieuwe voorstel zal de Gemeente in feite, zoals
ik in eerste instantie heb aangetoond, een subsidie van
oe volle 100% geven. Dus dat is al een heel groot ver.
schil. Ten tweede zijn de muziek en Cambuur beslist
geen vergelijkbare grootheden. Wèl de muziek en de
sport, waarmee ik dan speciaal het oog heb op de li
chamelijke opvoeding. De muziek heeft een geweldige
opvoedende en opbouwende functie in de maatschappij en
dat hebben de sport en de lichamelijke opvoeding ook.
Maar de Gemeente besteedt aan de sport, als we daarop
ook betrekken de volledige aanleg van sportvelden, ae
accommodaties etc., ontzaglijk veel meer geld miljoe
nen meer dan aan de muziek. (De Voorzitter: Geen
miljoenen meer.) Ja wel, miljoenen. Rekent U alleen
de zwembaden, de sportterreinen in het gehele Nijlan,
de Magere Weide en Cambuur maar. Wat wij tegen de
sport aangooien, is enorm. Dat stuit bij mij niet op
tegenstand; ik heb me er nooit tegen verzet. Als men
eenter aan de vergelijking begint, moet men de zaken
ook zuiver en reëel stellen. Dan heeft de muziek an
ders niet dan een bepaald subsidie. En we zijn pas in
de vorige vergadering ertoe overgegaan, de Muziek
school voor rekening van de Gemeente te nemen. Dat
is dus de eerste werkelijk belangrijke investering, die
we terzake doen, maar anders investeren wij niets in
de muziek: geen zalen, geen instrumenten, niets. We
geven op de scholen alle mogelijke sport, zwemlessen,
alles door de gemeenschap betaald, niets op tegen,
maar het zijn geweldige bedragen.
Cambuur is echter heel wat anders. Dat valt beslist
niet onder het hoofd „Sport". Betaald voetbal is een
kijkspel, voor een groot deel van ons volk en van de
inwoners onzer gemeente. Maar een werkelijk opvoe
dende waarde heeft het beslist niet. Dat is, zoals in de
tijd van Nero de arena. De mensen komen kijken naar
een spelletje, dat voor hen gespeeld wordt. Het heeft
met de sport en met de lichamelijke opvoeding niets,
maai- dan ook niets te maken. Dit heeft een grote
overeenkomst met een circus, wat ik overigens in het
geheel niet diskwalificerend bedoel; ik wil gewoon, dat
de zaak zuiver gesteld wordt. De Voorzitter trachtte
aan te voeren, dat van de Cambuurwedstrijden een
grote stimulerende werking zou uitgaan op de, wat ik
dan noem, werkelijke sportbeoefening. Wel enigszins;
dat element behoeven we niet te verwaarlozen, maar
ik vind het altijd nog frappant, dat, zodra de betref
fende club we behoeven eigenlijk niet eens over
Cambuur te spreken; men kan het wel algemeen stel
len, want het is in heel Nederland zo een stuk of
wat wedstrijden achter elkaar verliest, dan vermindert
de publieke belangstelling zienderogen en dan blijft er
op het laatst haast niets meer van over. Het is zuiver
business, het is een bedrijf, het is een voetbalbedrijf.
En dan vraag ik: Is dat voetbalbedrijf, dat kijkspel, nu
voor onze Gemeente zo belangrijk, dat wij daar derge
lijke bedragen tegenaan moeten gooien? Het valt m.i.
op geen enkele manier te rechtvaardigen. We gaan al
leen maar dat is mijn vaste overtuiging in de
ontwikkeling van onze maatschappij in de richting van
brood en spelen voor het volk, zoals in het oude Rome,
en wij, bestuurders van de gemeente, en andere over
heden, zijn er goed voor, dat te stimuleren en te be
talen. En dan zeg ik: Daar doen we niet aan mee.
De heer Reehoorn: Het spijt mij beslist, dat ik t.a.v.
mijn voorstel niet meer doelmatige argumenten heb ge
hoord. Want het is beslist bedoeld als een serieuze po
ging, een meer objectieve maatstaf voor de grondslag
van een gemeentelijk subsidie te creëren. U heeft al
leen gezegd: dit systeem werkt elders, in Groningen,
averechts. Het kan ook zijn, dat het systeem wel goed
werkt, maar dat het beleid van de club averechts
werkt. U hebt gezegd, dat de burgerij moet weten, wat
het betaalde voetbal kost. Daar ben ik het volkomen
mee eens en ik dacht, dat U in mijn systeem beter wist
wat het kost dan in het nu voorgestelde.
De heer Engels: Een paar korte aantekeningen bij
het commentaar van de heer Heidinga. Ik heb met ge
noegen geconstateerd, dat hij zegt, dat er miljoenen
aan de sport worden uitgegeven, waarvan kennelijk
maar een deel aan Cambuur, dus een vrij groot deel
aan de actieve recreatie. Wat hij over muziek gezegd
heeft, klonk mij als muziek in de oren. Als hij echter
zegt, dat voetbal een kijkspel is, moet ik hem er even
opmerkzaam op maken, dat zich bij elke cultuurbeoefe
ning het verschijnsel heeft voorgedaan van de actieve
beoefening, die langzaam aan in beroepsmatigheid is
overgegaan. Er waren ook lang geleden al kijk- of lust
spelen en Mozart moest zijn geld verdienen door aan de
diners van de rijken te fiedelen, terwijl zij vrolijk praat
ten. Zo heeft het Concertgebouworkest ook wel gemu
siceerd in het oude gebouw, terwijl de bezoekers wan
delend hun broodje aten. Verder zegt de heer Heidinga,
dat, als de voetbalclub geen successen meer behaalt, het
publiek niet meer komt kijken. Zelfs dat moet men ook
ervaren bij muziekuitvoeringen.
Bij het serieuze voorstel van de heer Reehoorn wilde
ik deze serieuze kanttekening maken: Hij heeft dat
voorstel in zijn hoofd en hij zal mij dus in de becijfe
ring kunnen volgen: Stel, dat de uitgaven f200.000,—
zouden zijn en dat we de sleutel aanhouden die door
de heer Vellenga gesuggereerd is: 2/3-1/3, dan zou dat
betekenen, dat, als Cambuur f 80.000,opbracht, de
Gemeente 150% zou subsidiëren f120.000,Te
zamen f 200.000,Vanaf het moment echter, dat Cam
buur actief is en f 100.000,zou opbrengen, zou de
Gemeente f 150.000,moeten geven en dat kwam dan
op een totaal van f250.000,De Gemeente zou dan
zeggen: er is f 50.000,te veel, die krijgen jullie niet
en aus zou cambuur zeggen: „Wij zullen ons nog zor
gen maken om onze eigen inkomsten op te voeren,
want alle moeite die wij daarvoor doen, heeft in feite
tot effect, dat de Gemeente haar subsidie gaat verla
gen." (De heer Reehoorn: U maakt éen fout. Cambuur
Krijgt in het voorstel van B. en W. niet de kans haai'
uitgaven te verhogen, om haar club meer cachet te ge
ven.) Ja, dan kan iedere poging tot opvoering van de
eigen bijdrage van Cambuur betekenen een verminde
ring van ae bijdrage die de Gemeente geeft. Volgens het
uu ingediende voorstel geeft de Gemeente 80 Gaan
de uitgaven van cambuur stijgen, dan worden de reste
rende 20% van Cambuur in effect veel hoger en dat is
een ingebouwde rem voor de club om de uitgaven aan
de lage kant te houden; anders haalt ze die 20% niet.
Tot mevr. Veder-Smit zou ik willen zeggen, dat ik
haar zorg deel over een te lage subsidiëring van de vele
activiteiten op het terrein van maatschappelijk werk
en volksgezondheid, maar ik geloof toch, dat de reali
teit is, dat nagenoeg al deze instellingen, voorzover ze
subsidiabel zijn, 70, 80 90% subsidie krijgen. Ik heb
zelf kunnen meewerken aan een motie in de Tweede
Kamer, ingediend bij Uw politieke vriendin, de toen
malige Minister van Maatschappelijk Werk, waarbij dit
subsidie verhoogd is met de bekende 5% van het Rijk
en 5% van de Provincie of de Gemeente. En bovendien,
er zijn een beperkt aantal instellingen, die nog 70%
over de bruto kostenfactoren krijgen. Cambuur krijgt
80% over kosten min bepaalde inkomsten, over het
netto tekort dus. En dat is een aanmerkelijk verschil
met het bruto tekort. Dat betekent in feite veel minder
dan 80% van de bruto uitgaven, zoals andere subsidie
regelingen die kennen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat wij als Raad uiteraard
de mogelijkheid hebben, om wanneer het de spuigaten
uitloopt, de rem aan te leggen. En ik ben U erkentelijk
voor Uw antwoord, dat U ook van mening bent, dat
de grote subsidiëring van de Gemeente gepaard moet
gaan met een nauwlettend toezien op de „faits et
gestes" van spelers en publiek.
De heer Kingma: Bij onze besluitvorming heb ik
terdege rekening gehouden met wat de Gemeente al
lemaal nog op sportgebied had te doen en ik meende
dan ook, dat we eigenlijk niet hoger konden gaan, wilden
we al deze dingen ik denk hier b.v. voor Leeuwarden
aan een nieuw 50 m overdekt zwembad, aan de sport
en spelhallen, waarop meerdere malen in de Raad is
geattendeerd en die er nog steeds niet zijn ook tot
uitvoering komen. Gezien echter de kleine aanhang die
we kregen bij ons voorstel meen ik, dat we het toch
maar terug moeten nemen; met de begroting komen
we er dan wel op terug.
Mevr. Veder-Smit: Ik zal de uiterste kortheid be
trachten.
Tot mijn spijt moet ik zeggen, dat in onze
gedaentenwissehng Uw argumentatie, mijnheer de
Voorzitter, mij nelaas niet overtuigd heeft, maai'
dat ik mij in elk geval daar niet meer op
nieuw in zal begeven. Met de grootste belangstelling en
veei respect heb ik de argumentatie van de Wethouder
van Financiën gehoord. Ik vind het bijzonder knap een
voorster met zoveel kracht te verdedigen, als men er
toch principiële bezwaren tegen heeft, ik moet zeggen,
dat "Uw slotopmerking voor mij toch wel doorslagge
vend is in het geneel. U heeft gezegd, dat wij moeten
proberen camouur een deugdenjKe rinanciële basis te
geven. Het zou de enige mogelijkheid zijn om ook ver
der aan meer inkomsten te komen. Dit is, meen ik, al
geruime tijd in verscniliende fases betoogd en ik kan
me met goed voorstellen, hoe dat in dit stadium ineens
wel gaat gelukken. U nebt tot slot gezegd, dat U nog
geen mzicnt nebt in de begroting voor raöV, dat U die
nog met siuitend hebt en geen toezegging in dit opzicht
kunt doen. En dat geeft mij niet de vrijheid voor het
voorstel te stemmen.
Ik geef de heer Engels toe, dat het juist kan zijn
wat hij zei over door het Rijk gesubsidieerde instellin
gen. Er zijn hier echter een aantal instellingen op
sociaal gebied, die nog geen rijkssubsidie Krijgen en die
door de Gemeente toch wei veel kariger bedeeld wor
den. ik zou ze kunnen noemen. Ik wil dat echter niet
doen. Maar om deze instellingen ging het mij.
De heer Vellenga: Een enkele opmerking nog, ra
kende het laatste betoog van de heer Heidinga. Vast
staat wel, dat het kijken een belangrijk onderdeel is
van de rust en ontspanning van tal van mensen. Daf
begint ai in de huiskamer met het boek en het t.v.-
toestei. Dat doen anderen, ais ze in een zaal naar to
neel KijKen, naar muzieK luisteren of musea bezoeken
en daar beelden of schilderijen bekijken. Dat doen ook
zij, die monumentale kunst in het stadsbeeld, zoals de
onlangs geplaatste Eifstedenrijder, bewonderen. Maar
men moet daar, waar het om zeer grote aantallen
mensen gaat, die naar voetballen gaan kijken, het ele
ment „brood en spelen" niet in de discussie invoeren.
Ik acht dat onjuist en niet correct. Ik geloof, dat hier
een scala van mogelijkheden is, waarvan ik enkele heb
genoemd. Het ligt aan de individuele instelling van de
mens, hoe hij al Kijkend tot recreatie, rust en ontspan
ning wil komen. Ook staat vast, dat sport altijd inspi
reert. Dertig jaar geleden was dat zo aan het schaak
bord, toen Euwe wereldkampioen werd. Abe Lenstra,
Fanny rsiankers-Koen en prominente voetbalclubs in
spireren. Dat heeft waarschijnlijk ook de Christelijke
Sportfederatie hier ter stede ertoe gebracht in de loop
van het volgend jaar op Cambuur Ajax tegen Feijen-
oord te laten spelen.
Ik sluit mij aan bij datgene wat de heer Engels heeft
gezegd in de richting van de heer Reehoorn. Het door
deze laatste niet ingediende, maar wel iets toegelichte
voorstel was wat tussen wal en schip geraakt, maar
de heer Engels heeft daartegen elementaire bezwaren
aangevoerd.
De heer Kingma c.s. hebben hun voorstel ingetrokken.
Dat voorstel was m.i. ook niet nodig. Ik had al de ge
dachte ingebouwd, dat wij moeten streven ik noem
de het een erezaak voor Cambuur naar een 70%
30%-verhouding. En ik maak mij sterk, dat dit te rea
liseren is, mogelijk ook met het door mij genoemde
kwartje.
De heer De Jong heeft een heel goed betoog gehou
den, wat hij ook meermalen heeft gedaan, toen hij nog
raadslid was. Ik heb ook met waardering en respect
geluisterd naar zijn betoog. Dat was m.i. bestuurlijk
correct en juist. Ik ben daar zonder overdrijving wel