6
7
bare straat zichtbaar is, wat specifieke eisen stelt,
maar ik heb er geen bezwaar tegen, dat adressant nog
eens overleg pleegt zowel met de desbetreffende Secreta
rie-afdeling, als met Bouw- en Woningtoezicht, om na te
gaan op welke wijze er iets kan komen, dat wèl goed
is. Er is één ding, waar m.i. niets aan valt te doen,
n.l. het feit, dat dit geval vóór de rooilijn komt te staan.
Het rooilijnvoorschrift is zeer dwingend; en het bouw
sel is dus in strijd met art. 12, sub b. Het is m.i. goed,
dat hardop te zeggen om te voorkomen, dat verwach
tingen gewekt worden.
De heer Heidinga: U stelt, dat alleen het feit al,
dat deze adressant een bouwaanvrage heeft ingediend,
betekent, dat hij zelf van mening is, dat het gaat om
een gebouw in de zin van de bouwverordening, maar
dat behoeft helemaal niet zo te zijn. Als een van onze
burgers bij het Bouw- en Woningtoezicht vraagt: Ik
wil graag dit of dat; wat adviseert U mij, dan schijnt
het wel eens voor te komen en dat vind ik helemaal
niet abnormaal dat men daar zegt: „Dient U maar
een bouwaanvraagje in, dan zijn we gedekt." Dat gaat
vrij gemoedelijk.
Wat deze adressant betreft, meen ik zelfs te weten,
dat hij bij andere verbouwingen of bouwwerkzaamheden
nogal nauwlettend door Bouw- en Woningtoezicht in de
gaten is gehouden; dus alleen uit hoofde daarvan zal
hij zich al, om zich te dekken, met Bouw- en Woning
toezicht hebben verstaan. Ik blijf van gedachten, dat
men dit ding moet beschouwen als een tuinparasol en
ik geloof niet, dat de Gemeente daar toestemming voor
behoeft te geven. Op de plaats, waar nu een ijzeren
hekje staat U zult daar wel net zo goed bekend
zijn als ik heeft vroeger een schutting gestaan van
2 m hoog. Daar is indertijd wat aan de straat gebeurd,
er is een trottoir gekomen enz., en toen is in overleg
met de eigenaar op verzoek van de Gemeente die schut
ting verwijderd. Stel U voor, dat de man die schutting
daar vandaag-de-dag weer wilde neerzetten. Daar zou
hij dan vergunning voor moeten hebben en die kreeg
hij prompt niet. Zo werkt het nu eenmaal in ambtelijke
sfeer. Een rietmatje, bijv. bij een erfafscheiding, als
windscherm, zet iedereen in de tuin, dat vragen we
niet vooraf, laten we eerlijk zijn. Daar zal ook
nooit een van onze diensten bezwaar tegen maken.
Als wij in onze tuin een grote tuinparasol plaatsen,
prima. Dat doen we allemaal zoals ons dat uitkomt.
Dus, als de heer Altena plastic platen neemt van een
oranje of blauwe kleur (Stem: rood! Stem: Wit-geel!)
(Gelach.) ze zijn er in alle kleuren en hij maakt
daar een schermpje van, dat opklapbaar is, dan zou
ik zeggen: Soit.
De heer Engels: Ik ben U op de eerste plaats er
kentelijk voor Uw stelling, dat in dergelijke gevallen,
bij verschil van mening, de betrokken adressant zo snel
mogelijk en op order van de Gemeente geïnformeerd
zal moeten worden.
Een zaak, zoals die hier voor ons ligt, of het nu een
tuinhuisje of iets anders betreft, is op zichzelf een in
teressante puzzle. Overigens ben ik het met de Voor
zitter eens, dat, als hier het bouwsel vóór de rooilijn
komt, inderdaad moeilijkheden kunnen ontstaan. Ik
vraag echter met nadruk, of U als Gemeente bereid
zult zijn en ik dacht, dat U dat min of meer toege
zegd heeft, maar ik had het graag nog iets meer ex
pliciet opnieuw met betrokkene te praten en te pro
beren, of U voor beide partijen, dus ook voor de Ge
meente, een aanvaardbare oplossing kunt krijgen. En
mogen wij als Raad dan het resultaat daarvan horen?
De Voorzitter: Ik geloof, dat er mijnerzijds weinig
nieuws meer kan volgen. Uiteraard ben ik bereid om
alsnog met betrokkene te gaan praten en nog eens
even te bekijken, in hoeverre dat wat hij beoogt, mo
gelijk is. Maar U moet zich wel realiseren, dat Raad
noch B. en W. kunnen werken met mondelinge bouw
voorschriften. We moeten de bepalingen van de bouw
verordening wel met zorg toepassen, dacht ik. (De
heer Engels: Ook met soepelheid.)
Ik geloof, dat ik tot op zekere hoogte tegemoet ge
komen ben aan het verlangen, dat door enkele raads
leden is uitgesproken.
Enkele raadsleden verlangen stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 30
tegen 6 stemmen (die van de heren Weide, Santema,
Visser, Miedema, Heidinga en Boomgaardt).
Runt 13 (bijlage no. 384).
De heer Schönfeid: De gewijzigde situatie door de
z.g. collectieve aansluiting op het waterleidingnet van
gemeentewoningen en woningen van woningbouwcor
poraties geeft mij aanleiding nader op dit voorstel in
te gaan.
Het is mij gebleken, dat het technisch niet mogelijk
is in de collectieve leidingen voor iedere aansluiting
afzonderlijk een watermeter op te nemen. Toch vind
ik het zeer onbillijk in deze kwestie dan maar de weg
van de minste weerstand te kiezen door de kosten van
het oververbruik hoofdelijk te gaan omslaan. Het komt
erop neer, dat iemand moet betalen voor leidingwater,
waarvan een ander geprofiteerd heeft. Voor de bezwa
ren welke aan hoofdelijke omslag verbonden zijn, wordt
gelukkig in het voorstel wel begrip getoond, maar U
stelt, dat dit bezwaar nu eenmaal verbonden is aan een
collectieve aansluiting. Zo is het thans, maar zo was
het niet. En deze mensen kunnen er toch niets aan
doen, dat ze collectief aangesloten zijn? Het is me
verder gebleken, dat ook de bewoners van de Cam-
minghastraat een klacht hebben ingediend. Tevens
merk ik op, dat in art. 6, lid 1, van de HuurverordeM
ning staat, dat gelijk met de huur de kosten van water
levering en eventuele tonnenbelasting dienen te worden
voldaan. Hier wordt gesproken over kosten van water
levering, maar niet over het feit, dat deze kosten hoof
delijk moeten worden omgeslagen, zoals thans reeds
gebeurt. Aangezien er voor de kosten van het overver
bruik verder geen praktische verdeelsleutel is te vin
den en het hier gaat om 1.500 woningen, waarvan het
grootste gedeelte wordt bewoond door mensen die geen
hoge inkomens genieten hoewel ook bij hogere in
komens de onbillijkheid zou blijven zou ik de toe
stand van voorheen willen bestendigen, in afwachting
van de realisering van het vervangen van colleetieve-
door individuele aansluitingen.
Een ander voorstel van overeenkomstige aard zal
ik eveneens van harte toejuichen.
De heer C. de Vries: Als men de brief van mevr.
Teil en het preadvies leest, dan begint men te twijfelen.
Men heeft het gevoel, dat het College natuurlijk wel
juist doet de kosten van het oververbruik om te slaan
over de verbruikers van het water. Het is mij echter niet
duidelijk, dat ik uit art. 6, lid 1, ook moet lezen, dat
er een hoofdelijke omslag mogelijk is. Hoewel ik mij
dus wel kan voorstellen, dat het College dat standpunt
inneemt, heb ik evengoed begrip voor de bezwaren, die,
overigens slechts bij een aantal van de verbruikers,
leven. Want bij een aantal anderen is er uiteraard geen
bezwaar; zij betalen n.l. minder dan zij verbruiken. Ik
heb gehoord, dat men bij de I.W.G.L. het plan heeft
de mogelijkheden voor het aansluiten van individuele
meters te benutten en ik wil het College dan ook vragen:
„Hoe staat het eigenlijk met de aansluiting van individue
le meters, waar op dit moment nog collectieve meters
zijn?" Want bij het plaatsen van individuele meters
zijn we natuurlijk meteen van dit vraagstuk af; dan
betaalt iedereen precies dat wat hij verbruikt. Nu
schrijft het College in de raadsbrief, dat een andere
praktische verdeelsleutel dan de hoofdelijke omslag niet
te vinden is. Ik vraag mij toch wel af, of dat juist is.
Ik dacht, dat de hoofdelijke omslag in dit geval een
vrij onbillijke verdeelsleutel is en zolang op korte ter
mijn aansluiting op individuele meters niet mogelijk
wordt, zou ik U willen vragen: Is er niet een mogelijk
heid een ander omslagstelsel toe te passen, en wel in die
geest, dat men ook rekening houdt met de gezinssamen
stelling? Die is n.l. van invloed op het waterverbruik.
Men houde b.v. ook rekening met het aantal aftap-
punten en dan is niet zozeer het aantal kranen het
meest interessant, maar wel het doel van de kranen.
Een douche bijv. heeft een veel groter waterverbruik
ten gevolge. Een verdeelsleutel op deze basis lijkt mij
juister dan de hoofdelijke omslag.
Om het concreet in twee vragen tot uitdrukking te
brengen
a. Hoe staat het met de aansluiting van de individuele
meters
b. Is een ander stelsel niet mogelijk?
De hear Boomgaardt: It is yn üs tiid sa'n gefaer,
dat men mei bitreklik lytse dmgen ünrjocht dwaen
kin. Men freget jin óf: Hwer falie wy oer; is dat de
muoite wurdich? Mar ik bin bang, dat men op sa'n
foet foar dizze dingen öfstompt. Ik bin it mei de foari-
ge sprekkers en binammen mei de hear De Vries iens:
Dit is net réeel en it is ek net earlik. Men moat earne
in streep lüke en sizze: Hwat óf dien is, is óf dien; it is
mar lyts spui. Dér kinne wy it allegearre oer iens
wêze. It is in gegriem fan dübeltsjes en kwartsjes. En
dér sille wy dan in hiele boom oer opsette? Ik kin
bigripe, dat it yn it forline sa gien is en dat it der nou
noch sa hinne leit. Mar stel dan in tiid, byg. fan 1
jannewaris óf sille wy it oars dwaen. Der sitte natuer-
lik mooglikheden yn. De I.W.G.L. hat yn de tiid foar-
dat der op in protte plakken gjin meters wiene, ek
noarmen nantearre. Dyselde noarmen kinne nou na-
tuerlik ek brükt wurde. En dan hawwe Jo in réeel üt-
gongspunt. Dat it Kolleezje seit: Wy bigripe dit bi-
swier, fyn ik wol prachtich, mar ik hie fierder
gean wollen en ik hie hoop, dat B. en W. sizze soene:
Wy wolle dochs ris neigean, oft it, as dy biswieren to
great binne, mooglik is de eardere noarmen to hantear-
jen. Jo soene der üs fraksje wol in greate deugd mei
dwaen as dit koe. Hwat foarby is, is foarby; men moat
it projektearje op de takomst.
De heer Van der Veen: Ik vind dit niet zo'n gewel
dig sterk voorstel van het College. Ik vraag mij af,
hoe deze sleutel tot stand gekomen is. Wij hebben
vroeger een systeem gehad in het belang van de water
beschaving, zoals dat, meen ik, heette. De prijzen die
men moest betalen voor het water, waren onafhanke
lijk van het afgenomen kwantum. Het was dus een
soort vastrechtsysteem en het College voert nu op een
moment, waarop de I.W.G.L. overgaan wil op een ander
systeem, eigenlijk toch weer een soort vastrechtsysteem
in, maar dan met een hoger vastrecht. Ik kan het on
eerlijke daar nu niet zozeer van inzien; het is in prin
cipe niet anders dan het systeem van vroeger, toen er
geen watermeters waren en men dus óók niet betaalde
naar zijn afname. Men betaalt nu alleen naar een hoger
kwantum. Het is dus een prijsverhoging en dat is op
zichzelf iets, waaraan wij op deze wereld gewend zijn.
Dat vind ik het moeilijkste niet. Ik vraag mij wèl af,
of wij dit moeten nemen. De Gemeente zit in een ver
velende positie, omdat de schuld van deze narigheid
niet bij haar iigt, maar bij de I.W.G.L. Deze heeft
aangenomen water te leveren op een bepaalde manier.
Er zijn destijds terzake bepaalde voorwaarden opge
steld. Zij wil nu een ander systeem invoeren. Meters
voor eik huis eisen een afzonderlijke afrekening met
iedereen en daar zijn kosten aan verbonden. En de
Gemeente vraagt: Waar moeten wij de kosten van be
talen? Zij hangt daar tegenaan; dat is logisch. Als de
I.W.G.L. wil overgaan op een ander systeem en ik
weet met, of zij daar de bevoegdheid toe heeft op grond
van de oude contractbepalingen, maar dat kan het
College mij aanstonds wel zeggen dan ligt het m.i.
voor de hand, dat zij de kosten, daaraan verbonden,
ook voor haar rekening neemt. Ik ben nieuwsgierig
van U te horen, mijnheer de Voorzitter, hoe het eigen
lijk ligt tussen de Gemeente en de I.W.G.L.
De heer K. J. de Jong (weth.): De heer Schönfeid
acht het niet juist, dat hoofdelijk worden omgeslagen
de kosten van wat aan oververbruik geconstateerd is,
maar het lijkt hem technisch niet mogelijk de water-
afname van ieder perceel afzonderlijk op te nemen.
Dit laatste is juist. Verder zegt hij, dat het College
de weg van de minste weerstand gekozen heeft.
Misschien is het beter, dat ik de raadsbrief nog even
meer toelicht. Het betreft hier geen 1500 percelen
het aantal percelen, dat met een collectieve aan
sluiting te maken heeft, is 1500. Daarvan heeft het
gemeentelijk Woningbedrijf 484; dus het aantal, waar
het hier om gaat, is veel minder. Van die 484 hebben
er in het tweede kwartaal 1966 234 oververbruik; 250
hadden geen oververbruik. Het aantal is dus al weer
veel meer teruggebracht. Bij zo'n collectieve aanslui
ting zijn gemiddeld ongeveer 5 percelen betrokken. We
hebben niet zonder meer gezegd: Laten we die f 833,50
oververbruik delen door het aantal aansluitingen en
daarmee uit. Neen, het bedrag van het oververbruik is
per collectieve aansluiting opgenomen. En het is dus
omgeslagen over de bewoners van de percelen die bij
die collectieve aansluiting betrokken waren. Zodoende
is de opzet sterk gedifferentieerd. Er is dus bepaald
niet de weg van de minste weerstand gekozen. De
laagste aanslag voor de 234 percelen die oververbruik
gehad hebben, is maai' 35 ct., maar de hoogste f 19,40
en het gemiddelde is ongeveer f 5,Mevr. Tell, die
reclameerde, zit ongeveer in de buurt van de f 5,
Wij hebben juist getracht de kosten van het overver
bruik in percelen met collectieve aansluitingen toe
te delen aan hen, die in die groep percelen wonen. Het
oververbruik bedroeg over het tweede kwartaal 1966
f 833,50 en naderhand is er nog een nagekomen nota
van f 159,50 geweest. Het eerste kwartaal was het
oververbruik l 69,het derde kwartaal f 816,Wij
hebben, zodra wij hiermee geconfronteerd werden, direct
gezegd: Er moet zo snel mogelijk een ander systeem
nomen. Het is voor de bewoners moeilijk te accepteren,
maar ook voor de Gemeente is het vervelend. De heer
Van der Veen heeft aaar duidelijk op gewezen. Enkele
maanden geleden hebben wij dan ook al aan de Minis
ter om financiële medewerking gevraagd, in dier voege,
of op grond van de Woningwet de lasten die uit het
plaatsen van individuele aansluitingen voortvloeien, ook
als exploitatielasten in rekening kunnen worden ge
bracht. Een maand of drie-vier duurt het voordat het
antwoord kon worden verwacht en die tijd is zowat
verstreken. Dus elk ogenblik kan de beslissing af
komen. En wanneer die financiële medewerking ver
kregen is, lijkt het mij het beste toe, dat zo snel mo
gelijk wordt overgegaan tot het veranderen van de
collectieve aansluiting in individuele aansluitingen. Wij
zullen het euvel van onze kant bepaald niet langer
laten voortduren dan strikt nodig is. Men betaalt, als
straks de individuele aansluitingen tot stand zijn ge
komen, meterhuur, die men nu niet betaait, maar dat
is slechts een klein bedrag. En dan heeft men ook het
gevoel, dat men betaalt wat men verbruikt. „Is hier
niet een andere verdeelsleutel te maken, b.v. mede op
grond van het aantal gezinsleden is gevraagd. Dat is
nu juist het moeilijke. Als men hier met een andere
verdeelsleutel gaat werken, moet men ook rekening
houden met factoren, die met de gezinssamenstelling
niets te maken hebben. Ik denk b.v. aan het schoon
maken van auto's en ook aan het besproeien van tui
nen, aan aanwezigheid van een bad of een douche. Ook
van de kant van het Woningbedrijf is bekeken, of niet
een ander systeem mogelijk was, maar ik heb het idee,
dat men, welke verdeelsleutel men ook toepast, zich
altijd afvraagt: Hebben wij iedere bewoner wel volledig
reent gedaan? Weet men in de Raad een betere op
lossing, iaat men het dan maar zeggen. Zij, die in wo
ningen met een collectieve aansluiting wonen, hebben
praxtisch allen hetzelfde aantal vertrekken, want de
woningen zijn van een gelijk type. Er zit dus in de
omslag van de kosten van het oververbruik ook al een
vrij flink stuk rechtsgelijkheid, dat men misschien zou
missen, als we gedaan hadden, wat de heer Schönfeid
veronderstelt, n.l. dat de bewoners van 1500 gemeente
woningen allen een gelijk deel betalen van de aanslui
tingen die met oververbruik te maken gehad hebben.
Het systeem is zeer gedifferentieerd opgezet. Het be
treft hier echter geen 1500 woningen, inderdaad over
het algemeen wèl mensen met niet te hoge inkomens,
maar de toedeling per collectieve aansluiting is ook
vrij reëel geweest. En een ander voorstel kunt U haast
ook niet van ons verwachten, nu wij met alle factoren
zo goed mogelijk rekening gehouden hebben. Het is
uiteindelijk niet het gemeentelijk Woningbedrijf, dat
het water afneemt, de verbruikers doen het zelf en de
Gemeente verleent slechts intermediair tussen de
I.W.G.L. en de verbruikers. Komt er nu een andere
toerekeningswijze, dan is dat wel vervelend, maar men
kan toch niet verwachten, dat de Gemeente de kosten
van het oververbruik nu maar voor haar rekening
neemt. Die moeten uiteindelijk weer verhaald worden.
Met de voorgestelde verdeelsleutel zal in de korte
periode, waarop die betrekking heeft, wel te werken
vallen.