17
ten houden en dat wij, hoewel onze fractie geen bezwaar
heeft tegen deze regeling voor een aantai jaren, toch
van mening zijn, dat wij elk jaar opnieuw bij de be
handeling van de begroting zullen moeten zien, hoe
groot de stijging voor het komende jaar is en hoe die
zich verhoudt tot de bijdrage van onze gemeente aan
de actieve recreatie. Wij zijn er van overtuigd, dat wij
dan niet in een bepaaid hegrotingsjaar dat subsidie
zonder meer kunnen af Kappen; dat Kan met t.a.v. een
bedrijf, waarbij mensen betrokken zijn, maar wij kunnen
ons wel voorstellen, dat wij ooit in de situatie gebracnt
kunnen worden (en wij zuilen er op dienen te letten, 01
wij ooit daartoe genoodzaakt zullen zijn) een voorstel
terzake in te dienen vanwege de te grote stijging van het
subsidie en vanwege de discrepantie tussen subsidiëring
van actieve en passieve recreatie. Om die subsidiëring
te stoppen stel ik in zo'n geval een tijdslimiet van één
jaar. Dat voorbehoud wil ik maken. En het tweede voor-
Dehoud dat ik wil maken ik heb dat ook de vorige keer
ai gesteld en het wordt door onze fractie nog eens met
nauruk onderschreven is, dat wij bij de be
oordeling van de mate der subsidiëring (welke
basis wij juist vinden, maar waarin toch wei
een aanzienlijke hoeveelheid gemeentegeld gestoken
wordt) en bij de beoordeling van het feit, of we ai dan
niet zullen blijven subsidiëren, in onze overweging moe
ten betrekken de wijze, waarop dit spel gespeeld wordt,
met of er gewonnen of verloren wordt, maar de manier
waarop gewonnen of verloren wordt, de mentaliteit
dus, waarmee gespeeld wordt. En dat geldt niet alleen
voor de spelers, maar ook voor het publiek.
Als Uw College met beide zojuist genoemde ziens
wijzen akkoord zou kunnen gaan en ik neem dat
zonder meer aan dan zal onze fractie in haar geheel
voor dit voorstel stemmen.
De heer Veuenga: Wij hebben het gevoel, dat een
zekere deining die er in de maand juni rond Cambuur
was, ietwat geluwd is. Wij hebben hier niet een over
bezette tribune, vergeleken bij toen, en dat vergemak
kelijkt misschien de zaak in zoverre, dat wij daar van
avond erg zakeiijk en reëel over kunnen praten. Het
publiek leeft rustig mee op de tribune. Met het oog op
enkele aanwezigen, zou men misschien, naar analogie
van Liverpool, van de „Spionkop "-tribune kunnen
spreken.
Wij hebben hier op 29 juni een voorstel aangenomen,
waarbij voor het jaar 1966 f 100.000,voor Cambuur
beschikbaar werd gesteld. Dat was een nuchter voor
stel van een College, dat toen te maken had met een Ge
meenteraad, die zowat aan het eind was van zijn zittings
termijn, wetend, dat een aantal van de raadsleden ver
vangen zouden worden door nieuwe. En het was m.i.
bestuurlijk juist, dat men toen het grote voorstel waar
over men vanavond praat, heeft ingehouden en dat pas
vanavond in de Raad bracht. Dat heeft misschien
maar dat was toen nog niet te voorzien het voor
deel, dat wij spreken over een Cambuur, dat wat in
de „winning mood" gekomen is. Dat kan psychologisch
soms wel wat voordeel bieden. Op dit moment van de
competitie zijn er dus 21 wedstrijden gespeeld, waar
van er 9 zijn gewonnen, 8 gelijk gespeeld en 4 verlo
ren, 26 punten in totaal, met een aardig doelgemiddel-
de van 35 tegen 26. En dat is gisteren nog wat „bij
gekleurd", in een wedstrijd, die uiteraard vochtig
moest zijn, omdat hij in Schiedam werd gespeeld. Dat
betekende, dat de grote reclamemakers voor Cambuur
voor een deel dus de voetballers zijn geweest, mèt de
trainer en de manager, de medewerkers en de grote vrien
denkring, die niet hebben nagelaten Cambuur zo goed
mogelijk te verkopen aan de burgerij en hopelijk ook
aan deze Raad. M.i. zou het bestuur van de Sportclub
Cambuur naar wegen moeten zoeken om frequenter
met de Raad in contact te komen, opdat wij ook weten,
wie de Jaap van Praags c.s. in Leeuwarden zijn. Die
contacten zouden op zichzelf erg nuttig zijn. Afgaande
op kranteberichten, weten wij, dat de wedstrijden \an
Cambuur bezocht worden door zo tussen de 4 en 9.000
personen. Ik weet niet, of het aantal personen, ge
noemd bij „Holland Sport", een exact cijfer was. Ik
houd me deze keer dus wat aan de voorzichtige kant.
Uw voorstel komt er concreet op neer, dat wij van
een bepaald bedrag maximaal 80% uit de gemeente
lijke overheidskas aan het betaalde voetbal willen ver
schaffen of ruim f 187.000,—, er van uitgaande, dat er
uit eigen middelen van allen die Cambuur een goed
hart toedragen, zo'n f 46.000,zou worden verschaft.
Op dat laatste bedrag kom ik zo meteen nog even te
rug. De f187.000,op basis van de door U voorge
stelde regeling, zou bij een aantal bezoekers van 5.000
neerkomen op zo'n f 38,per persoon per jaar en bij
een aantal an 4.000 bezoekers op f 42,Als deze
mensen zo'n 10 wedstrijden bezoeken, dan betekent
dat, dat wij er f 3,80 of f 4,20 bij leggen. Bezoeken ze
20 wedstrijden, dan zakt het subsidie per persoon per
jaar aanzienlijk, n.l. resp. tot f 1,90 en f 2,20. Wij mo
gen aannemen, dat een groot aantal van deze mensen
alle competitiewedstrijden, dus zo'n Kleine 30, bezoeken
en dan worden de cijfers nog gunstiger. Het leek mij
goed, dat wij er aan denken, dat het per persoon om
betrekkelijk lage bedragen gaat, vergeleken met an
dere evenementen, waar ik nu verder niet op inga.
Ik heb in het verleden wel eens gezegd, dat het goed
zou zijn te denken aan deze verdeling van de lasten
van Cambuur: 2/3 uit de kas van de overheid en 1/3
uit de burgerij. Bij handhaving, ook nu nog, van die
1/3, zou dus de f 46.000,in Uw voorstei genoemd,
f 78.000,worden. Ik had liever gezien, denkend aan
de 2/31/3-verdeling, waarover mijn fractie destijds
heeft gesproken, als ook in Uw voorstel zou zijn uit
gegaan van een verdeling van 70% enerzijds en 30%
anderzijds. Overigens behoeft er niet zoveel tegen
spraak te zijn tussen de door U en mij genoemde per
centages; in de raadsbrief is n.l. uitdrukkelijk gesteld,
dat U uitgaat van maximaal 80%. Naar mijn wijze
van zien en dat is ook wel de mening van mijn
fractie zou het een erezaak voor Cambuur moeten
zijn, dat die maximale 80% niet wordt gehaald, maar
dat het in de praktijk om 70% subsidie zal gaan en dat
van de kant van Cambuur en allen die daarbij horen,
30% bijeengebracht wordt. Dat moet ook mogelijk zijn,
als men alle eigen inkomsten rekent en alle bronnen
die men wil aanboren om de bijdragen uit de burgerij
zo hoog mogelijk op te voeren. Dat heeft tot nu toe
tot geen eclatante successen geleid en wellicht heeft
de onrust deze zomer een zeker schokeffect teweeg
gebracht. Misschien zou het zelfs wel mogelijk zijn op
dit punt enige zekerheid te verschaffen, maar het is
uiteraard een zaak van het bestuur van Cambuur, sa
men met Uw College, om te overwegen, bijv. één kwar
tje bij de entreeprijzen op te doen. Dat is 25 centjes
in de 14 dagen. Bij de thuiswedstrijden zou dat, als
men uitgaat van de 100.000 bezoekers, waar ook de
heer Weide zopas al over sprak, een bedrag van 25
mille extra kunnen opbrengen en dan geloof ik, dat
wij ook veel dichter bij die, op zichzelf juistere,
verdeling van 70% en 30% zouden zijn. U merkt
aan deze stellingname van mijn kant, dat veruit het
grootste gedeelte van mijn fractie erg ingenomen is
met de regeling, zoals die nu wordt voorgesteld, on
danks de grote bedragen die hiermee zijn gemoeid. Met
de illustraties die ik heb gegeven, meen ik te hebben
duidelijk gemaakt, dat dit voorstel en deze bedragen
wel verantwoord zijn. Daarbij ga ik er van uit, dat de
sporthallen bij wijze van spreken onderweg zijn. Mo
gelijk is U wel in staat daarover nu al iets te zeggen,
zodat wij in het begin van volgend jaar reeds voorstel
len terzake tegemoet kunnen zien. Ik meen, dat dit al
in de Commissie van advies en bijstand van de Dienst
voor Sport en Recreatie is behandeld en wat daar wordt
besproken, leidt soms snel tot voorstellen.
Wat betekent deze regeling? Ik geloof, dat die het
voordeel biedt, dat een aantal incidentele subsidievoor-
stellen worden omgezet in een gereglementeerd
systeem. Een hanteerbare regeling verschaft zekerheid
aan degenen, die er het meeste belang bij hebben, en
zo'n regeling is ook bestuurlijk juist. Het lijkt mij haast
wel reëel te veronderstellen, dat Uw voorstel vanavond
door de grote meerderheid van de Raad zal worden
aangenomen en dat betekent, dat Uw College een re
geling kan uitvoeren, die door de Raad is vastgesteld.
Zo'n regeling biedt m.i. voor een minderheid in het
College, die nu telkens opnieuw met op zichzelf res
pectabele bezwaren moet aankomen, het voordeel, dat
ook zij met die regeling in de hand, rustig kan zeggen:
Wij voeren als College slechts uit, wat de Raad heeft
besloten en misschien kan zelfs alles wat hier tot nu
toe terzake gezegd is, er toe leiden, dat deze regeling
ook door het gehele College wordt geaccepteerd. Ik
hecht er wel aan via U de minderheid in dit College
te vragen op dit voorstel te reageren. In deze gemeente
zuilen wij dus naast de betaalde muziek, het betaalde
toneel en een aantal andere dingen, waarmee we ons
met min of meer bezwaren in het verleden en soms
in het jongste verleden akkoord hebben verklaard, ook
deze vorm van betaalde sport een vaste positie geven.
Dat behoort, hoe men daar persoonlijk ook over denkt,
geheel bij een maatschappelijke ontwikkeling, die niet
is te keren, bij het pakket van actieve en passieve re
creatie, die een gemeente als Leeuwarden moet kun
nen bieden bij de gehele ontwikkeling van het noorden,
van Friesland en van Leeuwarden. Het is een heel
duidelijk en vast gegeven, waarmee men rekening moet
houden. Bovendien, vormen van betaald amusement,
maar stellig ook vormen van betaalde sport animeren
anderen (de voetballers worden dus min of meer „ani-
meerjongens") om op grote schaal sport te bedrijven.
Dat geschiedt op dit moment al door zo'n paar gewon
nen cupwedstrijden van Ajax, dat geldt zeker ook van
de Sportclub Cambuur en dat betekent voorts, dat op
die manier de naam van Leeuwarden op een bepaalde
manier wordt verkocht.
Het geheel overziende en kanttekeningen gemaakt
hebbende, kan het U duidelijk zijn, dat een zeer groot
deel van mijn fractie graag akkoord gaat met Uw
voorstel.
Mevr. Veder-Smit: Tot mijn spijt moet ik zeggen,
dat ik toch wel heel veel moeite heb met het aanvaar
den van het voorstel van het College. Ik wil vooropstel
len, zoals vele anderen ook gedaan hebben, dat ik wel
akkoord ga met subsidiëring van het beroepsvoetbal.
Redenen daarvoor zijn al genoemd en ik wil daar niet
opnieuw over beginnen. Het gaat mij om de mate
waarin en de manier waarop. De reden, waarom ik er
moeite mee heb, is allereerst de hoogte van het sub
sidiepercentage. Dit is in de loop der tijden gestegen
van 50 via 63 naar het nu voorgestelde van 80, dat ik
wel bijzonder hoog acht. Het Rijk, dat zoveel en zo
krachtig subsidieert op allerlei terreinen, gaat zelden
boven de 80% en lang niet altijd komt het zover. Het
legt daarbij dan vaste normen aan, maakt vaak rege
lingen, op grond waarvan bepaalde kosten worden ge
subsidieerd en andere niet. Maar hier is in principe
alles subsidiabel, behalve de transfer-uitgaven. Het
toezicht, dat B. en W. zullen moeten uitoefenen of doen
uitoefenen, legt daarom wel een bijzonder zware ver
antwoordelijkheid op hen. Ik vind ook, dat in onze stad
vele instellingen op cultureel en sociaal gebied, waar
zo'n duidelijke overheidstaak ligt, duidelijker dan hier,
het met een veel lager percentage moeten doen. Ik
kan me indenken, dat heel wat instellingen op sociaal
gebied hun handen zouden dichtknijpen, als ze 80%
zouden krijgen. En ik vind de bijdrage ook hoog, als
ik ze vergelijk met die, welke in andere steden wordt
gegeven. Als ik goed ben ingelicht, krijgt G.V.A.V. uit
de gewone dienst van de gemeente Groningen
f 35.000,en de Sportclub Enschede f 145.000,per
jaar. Dat betekent voor steden die groter zijn dan
onze stad, een lagere bijdrage. Het is duidelijk, dat de
burgerij en het bedrijfsleven daar meer doen. Ik heb
daarom ook met bijzondere belangstelling geluisterd
naar wat de heer Veilenga zei over de bijdrage uit de
burgerij. Ons subsidie kan gemakkelijk oplopen van
f 180.000,tot f 200.000,als ik de ramingen van de
tekorten zie. En dan zijn we nu nog in het stadium,
dat er nog geen leningen behoeven te worden afgelost,
maar als dat in 1969 komt, zouden de getallen nog an
ders kunnen worden. In feite is er volgens het voorstel
van het College geen maximum bepaald. En geldt deze
subsidieverlening tot wederopzegging? Daarom heb ik
ook met veel belangstelling de voorstellen van de heren
De Vries en Kingma en van de heer Engels beluisterd.
Ik zou het in zekere zin al een verbetering vinden, als
wij een maximum aan de gemeentelijke bijdrage kon
den stellen. Ik geloof niet, dat het praktisch goed uit
voerbaar is, zo'n vaste bijdrage jaarlijks met 5% te
verminderen. Wat de heer Engels heeft gezegd: in elk
geval het subsidie van jaar tot jaar te bezien, lijkt mij
een wat betere opzet en wel het overwegen waard. De
heer Heidinga heeft het al gezegd: Dat wij nu als Ge
meenteraad een beslissing moeten nemen om opnieuw
een belangrijk subsidiebedrag te voteren en dat wij dit
moeten doen op de valreep, bij het begin van 1967,
waarvoor de begroting nog niet bij ons is gearriveerd,
maakt de draagwijdte van zo'n beslissing moeilijk te
overzien.
De heer Kijpma: Ik heb eigenlijk gewacht met iets
te zeggen tot ik een geluid zou horen, waarbij ik mij
net oeste zou kunnen aansluiten, omdat dat in ieder
geval de kortheid zal bevorderen. De beste aansluiting
vind ik bij het standpunt van mevr. Veder. Dat ik
enthousiast ben voor betaald voetbal en alies wat daar
mee annex is, kan ik met zeggen. Aan de andere kant
oen ik persoonlijk van mening en dat ben ik dan
weer met de heer Veilenga eens dat het uit onze
samenleving bijna met is weg te denken. Ais wij de
ene instelling wel subsidiëren en t.o.v. de andere met
lege handen zouden staan, zou dit ook een zekere dis
criminatie betekenen. Maar het percentage van 80 zon
der bepaling, dat dit de grens is, benauwt mij bijzon^
der. Dit percentage staat m.i. in geen verhouding tot
wat redelijk is en aan het voorstel, zoals het er nu
ligt, zal ik met geen mogelijkheid mijn stem kunnen
geven, wat dus met wil zeggen, dat ik Cambuur in
principe geen subsidie zou willen toekennen.
Het standpunt van de heer Kingma, dat een prakti
sche mogelijkheid biedt om Cambuur aan te sporen
tot een grotere inspanning, tot een groter aandeel in
deze vorm van recreatie, zal mijn persoonlijke instem
ming wèl kunnen vinden.
De heer Reehoorn: Het feit, dat ook ik persoonlijk
niet zo'n voorstander ben van betaald voetbal, behoeft
mij met te weerhouden t.a.v. de financiële regeling van
de subsidiëring een voorstel te doen, dat naar mijn ge
voel beter zal zijn.
Mevr. Veder noemt als bezwaar van de huidige re
geling het grote stuk gemeentelijke bemoeiing, dat er
mee annex is, maar dat is een logisch uitvloeisel van
het feit, dat deze regeling voorziet in subsidiëring van
80% van het exploitatietekort. Dat exploitatietekort
wordt door twee dingen bepaaid: door de uitgaven en
de inkomsten. En om nu de uitgaven ook maar eniger
mate onder controle te houden, moet deze sterke ge
meentelijke bemoeiing worden doorgevoerd. Dat is niet
prettig voor Sportclub Cambuur, omdat deze in haar
handelingsbekwaamheid en -bevoegdheid en eveneens in
haar slagvaardigheid sterk beperkt wordt, maar m.n.
is het bezwarend voor het College, omdat dit zijn tijd
en energie wel aan andere gemeentelijke belangen zou
kunnen besteden. Ik zou veel liever een ander systeem
van subsidiëring zien, n.l. volgens een bepaald percen
tage van de inkomsten van Cambuur. Dan kan de ge
meentelijke controle op de begrotingen gemist worden.
Het heeft ook nog het voordeel, dat naar mijn gevoel
een veel zuiverder verhouding komt te bestaan tussen
subsidiëring en algemeen belang, want als er sprake is
van gemeentelijke subsidiëring, moet de motivering lig
gen in het gemeentelijk-, in het gemeenschapsbelang.
En in de voorgestelde regeling bestaat daar niet een
recht evenredig, maar een omgekeerd evenredig verband
tussen. In de inkomsten van Cambuur mag men toch wel
een indicatie zien van het gemeenschapsbelang dat er
mee gediend is. Een daling van de entreegelden betekent
een stijging van het subsidie. In het voorstel, dat ik
hier naar voren breng over het percentage van de
subsidiëring kan later gesproken worden bestaat een
recht evenredig verband tussen het werkelijke gemeen
schapsbelang, tot uitdrukking komend in de totale op
brengst van de entreeprijzen, en de hoogte van het sub
sidie. Ik zou natuurlijk een dergelijk subsidievoorstel
zodanig afgeschermd willen zien, dat het subsidie nooit
meer kan bedragen dan het werkelijke exploitatietekort,
(De heer Engels: De moeilijkheid is n.l., dat er naar
mate bij een gelijkblijvend subsidiepercentage de
inkomsten stijgen, kennelijk winst ontstaat.) Het ex
ploitatietekort vormt automatisch een afscherming.
(De heer Engels: Maar dat betekent tevens een bekor
ting van de activiteit en dat is ook een onjuist beleid.)
Dat zie ik niet. (De Voorzitter: U krijgt straks mijn
opvatting wel te horen).
Bij de twee grote voordelen in mijn voorstel, die ik
reeds noemde, komt nog een derde. (De heer Veilenga'
Ligt er een voorstel-Reehoorn Nee, nog niet.