18 De Voorzitter: Het lijkt mij ook wel verstandig, dat de motie over het tuinonderhoud wordt ingetrokken. Als men ons bindend wil opleggen, dat wij onze tarie ven zonder meer ophangen aan die van de woningbouw corporaties, dan is het ook geen gemeentebeleid meer. Het lijkt mij juister, dat hier goed overleg over komt in de Commissie voor het Woningbedrijf. Dat overleg is door de Wethouder toegezegd en met deze toezeg ging is dus deze motie door de heer Knol ingetrokken. (De heer Knol: Het gaat mij alleen om het principe, dat bewoners van gemeentewoningen niet meer be talen dan anderen.) Deze kwestie is dus voldoende doorgepraat. De heer De Jong (weth.)Ik kan alleen nog zeg gen, dat wij geen behoefte hebben aan die eerste motie. Wij ontraden de Raad die motie aan te nemen. De Voorzitter: Er is ondertussen een tweede motie op mijn tafel gelegd en die wil ik graag even ter ken nis van de Raad brengen. Die motie luidt: ,,De Raad der gemeente Leeuwarden; bijeen op 26 juni 1972; besluit, in verband met de vele bezwaren tegen de huurverhogingen door de huurders ingediend, de betreffende huurders in hoorzittingen zo mogelijk per complex bijeen te halen waarbij zowel het College als de Commissie voor het Woningbedrijf en de fractie voorzitters aanwezig kunnen zijn." Deze motie is ingediend door mevr. Dijkstra-Bethle- hem en de heer Van Haar en. De heer De Jong (weth.): Ik zou ten aanzien van deze motie willen opmerken, dat wat gevraagd wordt, al gebeurt. De Directeur van het Woningbedrijf voert overleg met vertegenwoordigers van groepen die col lectief bezwaren indienen. Wat wil men nu nog meer? Moeten we nu hoorzittingen houden waarbij ook raads leden enz. aanwezig kunnen zijn? Laten we het eerst op deze wijze eens proberen. Daarvoor hebben we toch zo'n directie? (De heer Eijgelaar: Het lijkt me nogal veel werk. Want dan zijn er tientallen complexen waar- we naar toe moeten.) Ik vraag de indieners van deze motie dan ook: Is dit nu de weg die we moeten in slaan? Er is overleg. Als het om een complex gaat, is het gemakkelijk. In individuele gevallen is het niet mogelijk. Ik raad deze motie af. De heer Tiekstra (weth.): Ten aanzien van de mo tie van de heer Knol zou ik nog dit willen opmerken. Als punt 3 van zijn motie gehandhaafd blijft, dan kan blijken of Weth. De Jong gelijk heeft het kan ook blijken, dat de heer Knol gelijk heeft. Ik zie het pro bleem niet. Dat is voor mij reden gewoon te zeggen: Welnu, stop dat maar in die commissie. De heer Ten Brug is dat met mij eens. Wij zien vanzelf welk resul taat eruit komt. De heer B. P. van der Veen: Kunt U die motie van de heer Knol nog even voorlezen? Dan weten we pre cies waar het over gaat. De Voorzitter: De motie van de heer Knol en mevr. Brandenburg-Sjoerdsma luidt ,,De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 26 juni 1972; geeft het College in overweging bij het vaststellen van het huurharmonisatieplan voor 1973 en volgende jaren met het volgende rekening te houden: a. verfijning van het puntenstelsel; b. alleen definitief vastgestelde huren als basis-ma teriaal te gebruiken; c. de verhouding hoogbouw-laagbouw van de ge hele stad als wegingsfactor aan te houden bij het be rekenen van de basis-huren voor het harmonisatie plan." Wij gaan over de moties stemmen; eerst de motie van de heer Knol en mevr. Brandenburg. De motie van de heer Knol en mevr. Brandenburg- Sjoerdsma wordt aangenomen met 23 tegen 13 stem men. Tegen stemmen de heren G. F. Eijgelaar, O. Hei- dinga, H. Jansma, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, W. S. P. P. de Leeuw, W. Miedema, Ir. C. L. Rijpma, N. Sterk, Mr. B. P. van der Veen, L. Visser, K. Weide (weth.) en J. Wiersma. De Voorzitter: Dan gaan we nu stemmen over de motie van mevr. Dijkstra-Bethlehem en de heer Van Haaren. De heer Faber: Mag ik een stemverklaring afleg gen? (De Voorzitter: Ja.) Ik vind inspraak een schone zaak, maar in dit geval, waar het om collectieve rege lingen gaat, waar een Huuradviescommissie is en waar je gedelegeerd overleg kunt plegen, vind ik, dat je uit praktische overwegingen moet stellen, dat het op deze manier wel kan. Ik ben het niet met deze motie eens en ik zal er niet voor stemmen. De Voorzitter: We gaan over de motie stemmen. De motie van mevr. Dijkstra en de heer Van Haaren wordt verworpen met 22 tegen 14 stemmen. Voor stem men de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, J. Dijkstra- Bethlehem en G. Visscher-Bouwer en de heren S. Bou- ma, G. Buising, T. H. van Haaren, J. F Janssen, J. Knol, P. Snel, K. Spoelstra, P. van der Veen' J. T. Vellenga, G. de Vries en P. D. van der Wal. De Voorzitter: Ik dacht, dat we dit punt nu vol doende hebben doorgesproken. We houden rekening met de aangenomen motie; die komt in behandeling. Wenst iemand stemming over de laatste alinea van de raadsbrief? Nee? Dan is aldus besloten. De Voorzitter schorst, om 22.55 uur, de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 23.10 uur, de vergade ring. De heer Hemstra heeft inmiddels de vergadering verlaten. Punt 14 (bijlage no. 185). De heer Knol: Op 18 oktober 1971 heeft deze Raad besloten in principe akkoord te gaan met de deelne ming van de gemeente Leeuwarden in de op te richten N.V. Frigas. Zoals U wellicht nog bekend zal zijn, was een deel van mijn fractie waaronder ikzelf tegen deze deelname gekant. Het heeft, geloof ik, weinig zin de bezwaren die toen tegen deze deelname bestonden en die uiteraard nu nog aanwezig zijn, weer op te lepe len. Wel wil ik nog even aanstippen, dat de Vereniging van Stroomdistributiebedrijven onlangs een nota heeft aangeboden aan de Ministers van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken, waarin als belangrijkste punt naar voren komt de conclusie, dat de consument het beste gediend zou zijn met een gecombineerd gas-, wa ter- en elektriciteitdistributiebedrijf; in deze combinatie zou de minste verspilling optreden. Ook wordt in deze nota betwijfeld of we met de nieuwe gas- en elektrici- teitwetten wel op de goede weg zijn. De verregaande verzuiling van de nutsbedrijven door verticale schaal vergroting zou slechts kostenverhogend werken. In dien de toekomstige president-commissaris van N.V. Frigas er prijs op stelt van deze nota kennis te nemen, dan wil ik deze wel ter beschikking stellen. ;Nu terug naar het voor ons liggende raadsvoorstel, dat tot doel heeft om het eerder genoemde principe besluit om deel te nemen in de op te richten N.V. Frigas wat meer gestalte te geven. Dit betreft dan een aantal overeenkomsten en de ontwerp-statuten van dc N.V. Frigas. In de uitvoerige raadsbrief wordt een en ander netjes op een rijtje gezet. Als belangrijkste pun ten komen dan naar voren de rechtspositie van het personeel in de N.V. Frigas en de ontwerp-statuten van de nieuwe n.v. Om met de rechtspositie van het personeel te begin nen, wij missen in de raadsbrief de mogelijkheid voor het personeel om bij een arbeidsgeschil een onafhan kelijk college in te schakelen overeenkomstig de werk wijze van het Ambtenarengerecht. Bij de I.W.G.L. be staat deze mogelijkheid bij mijn weten wel. Dan een aantal opmerkingen over de ontwerp-sta tuten. In de eerste plaats blijkt uit art. 23, dat, hoewel Leeuwarden 66% van de aandelen bezit, het helemaal niet zeker is, dat Leeuwarden de drie commissaris plaatsen die in eerste instantie worden geclaimd, blijft behouden. Alleen de president-commissaris moet sta 19 tutair door deze Gemeenteraad worden aangewezen de overige commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders, waarin Leeuwarden met 49% der stemmen is vertegenwoor digd. De mogelijkheid is in de toekomst dan ook aan wezig, dat alleen de president-commissaris uit deze gemeente komt. De volgende opmerking betreft art. 28, waarin staat, dat de vergadering van aandeelhouders het reglement zal vaststellen voor de in te stellen commissie van ad vies. In de raadsbrief staat evenwel, dat dit reglement via een raadsvoorstel zal worden vastgesteld. Wij zijn met de schrijver van de raadsbrief van mening, dat de vaststelling van dit reglement tot de competentie van de diverse gemeenteraden behoort. Persoonlijk til ik nogal zwaar aan het feit, dat in art. 37 de vaststelling van de tarieven wordt gedele geerd aan de vergadering van aandeelhouders. Ik ge loof echter niet, dat hiervoor een andere oplossing mo gelijk is. Als laatste punt zou ik nog even willen inhaken op een persbericht waarin melding wordt gemaakt van het vertrek van de huidige directeur van de Gemeente lijke Energiebedrijven, de toekomstige directeur van de N.V. Frigas dus. De vraag rijst of dit feit van in vloed kan zijn bij de oprichting en de inwerkingtreding van de N.V. Frigas. De heer B. P. van der Veen: Ik heb helaas onvol doende gelegenheid gehad om mij diepgaand in deze affaire te begeven en ik moet zeggen, dat de zaak ook niet zo aantrekkelijk is, dat die daartoe uitlokt. Als ik de raadsbrief even volg dan moet ik zeggen, dat ik weinig gelukkig ben met het feit, dat de ge meente Leeuwarden wat de aansprakelijkheid tegen over het Burgerlijk Pensioenfonds betreft, het volle dige risico loopt en wat de rest betreft met aandelen van 2/3 (dus verreweg het grootste risico loopt), en dat de gemeente Leeuwarden, die tweemaal zoveel aan delen heeft als de anderen met elkaar, minder dan de helft van de stemmen uitbrengt. Ik kan mij voorstellen, dat het voor de anderen heel onplezierig zou zijn wan neer ze het idee zouden moeten hebben, dat ze door de gemeente Leeuwarden overheerst zouden worden, maar ik moet zeggen, dat ik als raadslid van de gemeente Leeuwarden het niet een plezierige situatie vind, dat de gemeente Leeuwarden, die met zo'n groot belang deelneemt, door de anderen overheerst wordt. Ik heb ook de ontwerp-statuten bekeken omdat in de raadsbrief in de laatste regel op de eerste pagina staat, dat in art. 45 een bij n.v.'s gebruikelijke arbitragerege ling is opgenomen. Ik ken geen gebruikelijke arbi trageregeling bij n.v.'s, maar dat horen we dan straks wel. Maar als we nu die arbitrageregeling bezien, dan blijkt, dat het geen arbitrageregeling is, maar een bindend advies, dat gevraagd wordt; het gaat dus om bindende adviseurs. In art. 45, lid 1, staat: ,,In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, wordt beslist door de algemene vergadering van aandeelhou ders." De geschillen waar het over gaat, zijn dat ge schillen die slaan op de exegese van de statuten of betreft het het voorzien door aandeelhouders in ge vallen waarin de statuten niet voorzien? Als dat zo is, dan kom ik er straks op terug wat voor deskundi gen we dan moeten hebben. Als het niet zo is, dan hoort dit lid 1 van art. 45 natuurlijk niet met lid 2 in een en dezelfde regeling over de oplossing van ge schillen. Dan zijn het twee afzonderlijke materies. Brengt men het dus in één artikel, dan wil dat dus zeggen, dat lid 2 gaat over geschillen die n.a.v. lid 1 kunnen ontstaan. Daarin wordt gesproken over de uit legging van de bepaling van de statuten en enfin, alle geschillen die kunnen ontstaan. Wie is daarbij de des kundige? Er staat, dat er wordt beslist door drie des kundigen. Wie zijn dat? Waar heeft men aan gedacht? Als het om uitleg van de statuten gaat, is het dan niet een soort rechtsvinding? Is dan de deskundige bij uit stek niet de normale rechter? Die is als jurist voort durend bezig met exegese van voorschriften, bepalin gen, wetsbepalingen èn overeenkomsten. Ik dacht, dat de rechter de deskundige was. Waarom moeten wij drie juristen hebben buiten de rechterlijke macht om? Dat is mij niet duidelijk. „Eventuele kosten zijn voor de verliezende partij.", staat er. Dat kan wel zo zijn, maar als U toch deskundigen hebt, waarom laat U die daar dan niet over beslissen? Enfin, U begrijpt, dat ik niet het minste belang heb bij art. 45; wat mij betreft, kan die hele geschillenregeling vervallen. In dat artikel wordt gesproken over ,,de heer Kantonrechter binnen wiens ambtsgebied de statutaire plaats van vestiging dezer vennootschap ligt." Dat is een mooie lange zin, maar de statuten schrijven voor, dat de statutaire ves tigingsplaats Leeuwarden is. Waarom staat er niet: „de Kantonrechter van Leeuwarden" Het verhaal over de geschillen vindt U overal in de statuten terug. Ook in de beheersovereenkomst met het Elektriciteitbedrijf is een regeling voor geschillen om trent de uitleg van de bepalingen van deze overeen komst opgenomen. Ik vind dat een misser. Ik begrijp niet waarom wij geen vertrouwen hebben in de normale rechterlijke macht die nota bene benoemd wordt voor het oplossen van geschillen. Waarom moeten wij door de laagste rechter in Leeuwarden een aantal lieden (m.i. tweedehands en minder gewaardeerd) laten be noemen om dat werk te doen? Ik vind het een onbe grijpelijke bepaling in dit geheel. Wij hebben het Elektriciteitbedrijf overgehouden en niet ingebracht in de N.V. Frigas; maar in feite doen we dat wel. In feite besteden we het werk uit aan de N.V. Frigas. Ik heb de idee, dat dat een vrij griezelige zaak is, want als ik de overeenkomst bekijk, dan is het dus zo, dat degene die opzegt, de schade zal moe tent betalen, tenzij sprake is van wanprestatie. Die wan prestatie kan alleen van de kant van de N.V. Frigas komen; dat is de enige die iets presteren moet, dacht ik. Dan hebben we bij die overeenkomst weer de geschillenregeling. Ik vind dat een vrij griezelige zaak. Ik weet ook niet op wat voor condities dit alle maal moet gebeuren en ik vraag mij af we hebben daar de vorige keer ook al eens over gesproken of, als je dan toch dat Elektriciteitbedrijf niet zelf uit gaat oefenen, maar door een ander laat „bedrijven", het niet beter is het dan meteen maar aan het P.E.B. aan te bieden en te vragen: Gp welke condities doet U het? Kunt U zeggen, of er met het P.E.B. ook on derhandeld is en of misschien Frigas en P.E.B. om het hardst ingeschreven hebben, al of niet met opzet-con- tracten, om te zien wie bereid was het goedkoopste voor ons dit bedrijf te runnen? Dat zou kunnen, dacht ik. Ik geloof, dat het weinig zin heeft om verder alle bepalingen die in de statuten aanleiding zouden kunnen geven tot vragen, te noemen; het is al laat genoeg. Wanneer wij het toch gaan doen en het heeft geen zin, zoals de heer Knol ook gezegd heeft, terug te komen op besluiten die al genomen zijn zouden we er dan niet verstandig aan doen in ieder geval van de kant van de gemeente Leeuwarden als een van de com missarissen, die voor de eerste keer bij de oprichting benoemd zullen worden, mijn fractiegenoot de heer De Jong te benoemen; die kan in ieder geval een techni sche inbreng leveren die van enige waarde zou kunnen zijn. De heer Visser: De aardgasconcentratie is bij on derbreking vanaf 1965 enkele keren in discussie ge weest en die concentratie heeft een duidelijker gezicht gekregen in de raadsvergaderingen van mei en oktober van het vorige jaar. In de vergadering van mei 1971 zijn van de kant van onze fractie een aantal opmer kingen gemaakt en een aantal vragen gesteld en even tueel toezeggingen van het College gevraagd. In be paalde gevallen konden die toezeggingen worden gedaan. In de vergadering van okt. 1971 is daar meer gestalte aan gegeven. Wat dat betreft kan ik heel kort zijn, want van onze fractie zijn er geen nieuwe inzichten of gezichtspunten naar voren gekomen met betrekking tot dit ontwerp. Ik zou nog één opmerking willen maken n.a.v. het geen de heer Knol gesteld heeft en ook terloops door de heer Van der Veen is genoemd, n.l. de kwestie van de inbreng, het stemrecht in de aandeelhoudersverga dering van de toekomstige n.v. Het is natuurlijk zo, dat een percentage van de helft plus één uit het oog punt van machtspositie aantrekkelijker is, dan een percentage van 49. Onze fractie is van mening, dat de gemeente Leeuwarden straks toch een zodanige in breng zal hebben, dat dit geen moeilijkheden zal op leveren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 10