I regeling. 20 Ik wil het hier in eerste instantie bij laten. Mogelijk komen er nog punten naar voren. Dan kunnen die nog altijd in de tweede instantie worden meegenomen. De heer Van Haaren: In mei en oktober 1971 heb ben wij vooral gevraagd om garanties voor de rechts positie van het personeel. We dachten, dat die er vol doende waren. Natuurlijk zijn er nog wel onzekerheden, omdat de verdere ontwikkelingen niet vast liggen. Maar straks komt er voor Frigas ongetwijfeld een on dernemingsraad waar de geschillen en de moeilijkheden aan de orde kunnen komen en opgelost kunnen wor den. Gelet op de beslissing van 18 oktober 1971 gaat mijn fractie dan ook akkoord met deze voorstellen. De Voorzitter: Voordat ik Weth. De Jong het woord geef, wil ik er even op wijzen, dat de heer Van Ardenne hij is in ons midden op een niet zo passend tijd stip een andere betrekking heeft aanvaard. Dat neemt niet weg, mijnheer Van Ardenne, dat wij U van harte feliciteren met Uw nieuwe functie die voor U stellig een promotie betekent. Wij wensen U veel succes toe. Maar voor ons is het tijdstip dat U de benen neemt U weet dat zelf ook niet gunstig. Ik maakte graag even van deze gelegenheid gebruik U te feliciteren. De heer De Jong (weth.): De heer Knol heeft de toekomstige president-commissaris van de nieuwe n.v. een artikel, dat hij gelezen had, ter inzage aangeboden. Het lijkt mij het beste, dat wij de toekomstige presi dent-commissaris, als hij president-commissaris is ge worden, vragen of hij daar prijs op stelt. Ik zal hem het aanbod van de heer Knol wel voorleggen. Ik stel me voor, dat het niet onmogelijk is, dat hij dan zal zeggen: Graag. De heer Knol heeft een beschouwing gewijd aan het feit, dat alleen de president-commissaris statutair door de Gemeenteraad van Leeuwarden wordt aangewezen. Twee andere commissarissen worden alleen bij de op richting door deze Gemeenteraad aangewezen; ten aan zien van de commissarissen die door de andere gemeen ten worden aangewezen, geldt hetzelfde. Het is dus een kwestie van vertrouwen stellen over en weer; we moeten maar eens zien hoe dit gaat. Men kan daar een vraagteken bij plaatsen, maar ik dacht, dat we er samen iets van moesten zien te maken. (De Voorzitter: Onze zekerheid is natuurlijk aanzienlijk groter dan die van alle andere partners; wij hebben 49 pet. van de stemmen!) Inderdaad. De commissie van advies, genoemd in art. 28, zal in derdaad benoemd moeten worden door de Raden; daar zal de Raad in de toekomst nog wel mee geconfron teerd worden. Ik zou niet weten wie die commissie anders zou moeten benoemen. De werkwijze van de commissie wordt dus per afzonderlijk reglement ge regeld. De commissie is nu in de statuten genoemd, zodat vast staat, dat die er moet zijn. Dat kan men niet meer los van de statuten wijzigen. De wijze waarop die commissie gekozen moet worden, zal per reglement worden vastgesteld. Het lijkt mij, dat in ieder geval de eerste keer de Raad hierin gekend dient te worden. De vaststelling van de tarieven is inderdaad gedele geerd aan de vergadering van aandeelhouders; de vast stelling van de tarieven behoort tot de bevoegdheid van de aandeelhouders. De Raad is daar toch ook wel vrij nauw bij betrokken. Het ligt aan de Raad wie afge vaardigd wordt naar die aandeelhoudersvergaderingen. (De heer Vellenga: Met een bindend mandaat?) Dat moet de Raad weten; ik weet niet in hoeverre de Raad dat wil. De Raad kan uiteindelijk niet via Frigas ge bonden worden. Daarover zijn we het, dacht ik, wel eens. De heer Knol heeft gevraagd, of het ontslag van de directeur van de Energiebedrijven van invloed is op de N.V. Frigas. Het spijt ons, dat de directeur weg gaat. We wisten natuurlijk, dat die mogelijkheid bestond enige jaren geleden heeft hij ook al eens op de nominatie gestaan voor een benoeming elders. De directeur vertrekt pas per 1 februari 1973 en U weet, dat de N.V. Frigas officieel van start zal gaan per 1 januari 1973. We hopen, dat wij voor zijn vertrek nog zoveel van zijn kennis kunnen profi teren, dat we niet al te zeer gedupeerd zullen zijn door zijn vertrek. De heer Van der Veen heeft gesproken over het ri sico, dat de gemeente Leeuwarden loopt. Dat risico is er inderdaad, maar ik dacht, dat wij dat vorig jaar doelbewust hebben aanvaard. Het risico wordt verdeeld overeenkomstig de activa die men in de n.v. als zodanig inbrengt (op basis van het aantal aansluitingen). Op grond hiervan hebben wij ongeveer 2/3 van alle aandelen; het stemrecht is minder dan 2/3. Dat is bewust in het principe-voorstel zo geregeld; het is nu uitgewerkt. Ik weet, dat de heer Van der Veen het daar destijds moeilijk mee had en hij heeft zijn bezwaren nu nog eens naar voren ge bracht. Maar dit is bewust aanvaard. Willen we met elkaar in zee gaan, dan is het haast geen doen als gemeente Leeuwarden te zeggen: Nu willen wij de meerderheid hebben in de N.V. Frigas; de overige deel nemers moeten dit dan maar aanvaarden. Het probleem is destijds bekeken en wij hebben er nog iets meer voor Leeuwarden uitgehaald doordat nu in het statuut staat, dat de president-commissaris door de gemeente Leeu warden wordt benoemd. Met die bevoegdheid kan nie mand anders gaan strijken. De heer Van der Veen heeft voorts een aantal op merkingen gemaakt over de arbitrageregeling. Wij heb ben deze regeling enkele malen bekeken, ook in de betreffende commissie. Deze kwestie is gespeeld in zeer nauw overleg met de notaris die deze arbitrage regeling heeft opgesteld. Ik ben op juridisch gebied minder deskundig dan de heer Van der Veen, maar ik weet wel, dat arbitrageregelingen vaak heel moeilijke regelingen kunnen zijn. Misschien zou de nu voorge stelde arbitrageregeling hier en daar nog wel wat ge perfectioneerd kunnen worden; het lijkt me erg moei lijk daar nu een discussie over te houden. Ik kan ook moeilijk een goed antwoord geven op de vragen van de heer Van der Veen, althans niet staande deze vergade ring. Misschien kunnen we deze kwestie beter nog eens met de notaris opnemen. Mocht blijken, dat de rege ling op een aantal punten nog verbeterd kan worden, dan kan het zijn, dat wij een correctie moeten toepas sen. Daarmee komen we dan wel in de Raad. (De Voorzitter: We kunnen ook een machtiging van de Raad vragen om, als we het met de notaris eens kun nen worden, de leden 2 t.e.m. 4 van art. 45 te schrap pen. Ik moet U zeggen, dat ook wij wel enige twijfel hebben of dat zinnige bepalingen zijn; ze zijn opgeno men op advies van de notaris. Ik vraag dus machti ging van de Raad de leden 2 t.e.m. 4 van art. 45 even tueel te schrappen na overleg met de notaris. U kunt hierop in tweede instantie reageren.) Dat lijkt mij zinvoller dan dat ik nu op alle vragen van de heer Van der Veen, inga; ik zou daar eigenlijk een deskundi ge bij moeten hebben om mij te helpen. De heer Van der Veen meent, dat wij het Electrici- teitbedrijf in feite in Frigas inbrengen en dat vindt hij een wat griezelige zaak, vooral met betrekking tot de punten die in de overeenkomst zijn opgenomen over de schadevergoedingen. In de overeenkomst staat: „Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding zal een door beide partijen aanvaarde register-accoun tant worden ingeschakeld." Die accountant zal zijn ad vies moeten geven. Wanneer men hierover moeilijkhe den heeft, zal de geschillenregeling van toepassing ver klaard moeten worden. In de geschillenregeling wordt de kantonrechter genoemd en de heer Van der Veen wil liever hebben, dat daar rechter in komt te staan. (De heer B. P. van der Veen: Nee, dat wil ik niet.) Misschien mogen we deze zaak ook nog eens rustig bekij ken. (De heer B.. P. van der Veen: Ik vind het een beetje griezelig, maar dat zal ik aanstonds dan wel uitleggen.) Nog even iets over het P.E.B. Wij hebben het P.E.B. niet ingeschakeld. De heer Van der Veen heeft over dit punt vorig jaar ook wel gesproken. (De heer B. P. van der Veen: Als er nu een tendens is, dat we in grotere verbanden samen moeten gaan, waarom dan wel dit onderdeeltje bij Frigas en niet dit onderdeeltje bij het P.E.B., dat toch al de hele provincie bestrijkt?) (De Voorzitter: Dat is een heel ander probleem dan vanavond aan de orde is. Daar wilde ik nu niet over discussiëren.) Ik dacht, dat ik de heer Van der Veen zou kunnen verwijzen naar het antwoord, dat ik hem I gegeven heb in de zitting van oktober 1971; hij heeft I toen op zijn vragen over dit onderwerp van het Col- I lege een duidelijk antwoord gekregen. Wij denken er I nog precies zo over als toen. Wij hadden een ander I standpunt dan de heer Van der Veen en de Raad heeft I ons toen gevolgd. Over deze kwestie zou ik nu liever I niet weer willen spreken. De heer Visser heeft namens de C.C.P. vertrouwen I uitgesproken t.a.v. hetgeen tot stand is gekomen. Ik I ben hem dankbaar voor zijn woorden. De heer Van Haaren heeft nog even gewezen op de I garanties m.b.t. de rechtspositie van het personeel. I Er is in de vergadering van oktober 1971 duidelijk ge- I steld, dat het aanwezig zijn van voldoende garanties I een voorwaarde was voor toetreding tot de N.V. I Frigas. Ook in de Commissie voor het Georganiseerd I Overleg is hierover gesproken en die commissie is I akkoord gegaan met het nu voorgestelde. M.b.t. de I rechtspositie hebben wij regelmatig overleg gevoerd I met de vakorganisatieswij dachten, dat wij een goede I regeling tot stand hadden gebracht. Wij willen de heer I Van Haaren wel toezeggen, dat wij alles zullen doen I deze kwestie zit ons ook hoog om het overleg I met het personeel en de ondernemingsraad zo goed I mogelijk te laten functioneren. De heer B. P. van der Veen: Ik heb niet zo erg veel I te zeggen. Ik heb, geloof ik, de vergadering in 1971 I waar de Wethouder over sprak, niet bijgewoond, maar wij hebben over dit onderwerp wel vaker gesproken. Ik heb er eigenlijk bezwaar tegen de suggestie van de Wethouder te volgen, n.l. met de notaris te overleggen of die geschillenregeling er al dan niet in moet. Het is geen arbitrage; U kunt het geschillenregeling noe men en dan zit U formeel juist. De notaris die dit erin zet, doet dit ook domweg. Dat is niet weloverwogen. Als het weloverwogen was, zou er bij moeten zijn ge zegd waarom het zo is, welk voordeel dit heeft boven het weglaten van dat hele art. 45, behalve lid 1. De rest kan eenvoudig vervallen en dat geldt voor de an dere dingen die ik genoemd heb, dacht ik, voor het grootste deel ook. Dit is niet logisch en het is ook niet zo, dat U er vanuit kunt gaan, dat de notaris op het punt van geschillen een deskundige is; dat is hij zeer beslist niet. De notaris zegt: „Dit is een akte"; dat schrijft hij stomweg over uit het model van de vorige akte. (De Voorzitter: Dat onderschrijven wij niet!) Als I er geschillen komen, dan is de notaris al lang weer I achter zijn bureau gezeten en merkt hij van die ge- I schillen niets. Dat is een volgende fase. En dan komen I die geschillen terecht bij lieden van mijn soort en dan I zit je met de narigheid. (Gelach) Daarom zou ik die I geschillenregeling graag geschrapt zien; ik voel meer voor het volgen van de normale weg. Tenzij mij kan worden aangetoond, dat de nu voorgestelde wijze echt I zinvol is, echt beter is dan het inschakelen van de normale rechter, ben ik tegen die geschillenregeling. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen, dat, als er een geschillenregeling moet komen en de geschillen zo groot zijn, dat je het er niet eens over eens kunt worden wat deskundigen zijn U weet ook niet wat deskun digen zijn, heb ik wel begrepen dit aan de kanton rechter gevraagd wordt; dat is mij best. Maar dan moet je er niet zo'n ellenlange omschrijving van geven. Ik kan mij ook heel best voorstellen, dat er geschillen zijn waarbij de deskundigen, zoals deskundigen niet zelden plegen te doen, proberen gewoon de gordiaanse knoop door te hakken door beide partijen even veel te geven en te zeggen: de kosten van de procedure wor den door de partijen gedeeld, of zoiets. Waarom moet hier in staan wie de procedurekosten betaalt? Laat de man die het geschil aanbrengt en die eiser is, een voudig zeggen: Ik vraag veroordeling in de kosten. Dan kunnen de deskundigen ook over dat geschilpunt een oordeel geven. Dat soort dingen moet je niet in zo'n regeling zetten. Enfin, mijn voorstel zou dus zijn: Schrap die hele De heer Knol: Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag betreffende de mogelijkheid van het perso neel om in geval van een arbeidsgeschil een onafhanke lijk college in te schakelen zoals dat mogelijk is bij de I.W.G.L. (De heer De Jong (weth.): Die mogelijkheid 21 is er inderdaad.) Mooi, dan heb ik nu een antwoord. Naar aanleiding van art. 28 heb ik gevraagd of het mogelijk was om tegelijk met de benoeming van de commissie van advies ook het reglement van de be treffende commissie in deze Raad te brengen. Daarop heb ik ook geen antwoord gekregen. (De Voorzitter: Dat blijkt duidelijk uit het betreffende artikel. Dat is wel de bedoeling.) De heer Visser: Ik heb in eerste instantie nog iets vergeten wat dacht ik toch wel interessant is. Op de laatste blz. van het statuut wordt de samenstel ling van de Raad van Commissarissen genoemd. Er moet nog één naam worden ingevuld en ik dacht, dat het in het raam van de emancipatie van de vrouw mo gelijk moest zijn, dat eventueel tot benoeming van een vrouw kon worden overgegaan. De schrijfmachine heeft dat, in elk geval in het ontwerp, uitgesloten. De heer Dc Jong (weth.): Ik zou de heer Van der Veen dit willen voorstellen. Wij krijgen straks van de andere acht gemeenten ongetwijfeld ook nog opmerkin gen. Mag ik zijn opmerkingen, die wij zeer serieus bekijken, inbrengen in het overleg waarin wij alle op en aanmerkingen ten aanzien van het onderwerp gaan bekijken? Ik vraag zijn vertrouwen; wij zullen de pun ten die hij aangesneden heeft, in het overleg brengen en komen er dan weer in de Raad mee terug. De Voorzitter: Mag ik nog even iets aanvul len Wij brengen het punt over de geschillen regeling in het overleg met de andere partners, met de intentie, de leden 2, 3 en 4 van het be treffende artikel te schrappen. Alleen als de andere partners met bikkelharde argumenten komen, komt de zaak anders te liggen. Ik ben het met de heer Van der Veen eens ik heb ook even overleg gepleegd met de heer Reumer dat die leden 2, 3 en 4 niet in de sta tuten thuis horen. Maar we moeten hier overleg over plegen en ik hoop, dat de heer Van der Veen hiermede kan instemmen. Deze machtiging willen wij graag hebben. De heer B. P. van der Veen: Het woord arbitrage heeft een magische klank in de oren van iedere leek. En daarom vind ik dit griezelig. (De Voorzitter: Daar ben ik het mee eens.) De heer De Jong (weth.): Eén vraag van de heer Knol heb ik bij interruptie al beantwoord. En de Voor zitter heeft al een antwoord gegeven op de vraag over art. 28. Dat is dus in orde. De heer Visser heeft gezegd, dat alleen de mogelijkheid wordt gelaten een mannelijke commis saris te benoemen. De heer Visser heeft gelijk. Er staat: „de heeren als daar de heer J. de Jong ingevuld moet worden kan dat, maar als de Raad een vrouw wil benoemen moet daar niet „de heer" staan. Die woorden kunnen beter weggelaten worden. Ik dank de heer Visser voor zijn opmerking. (De Voorzitter: Zo flexibel zijn we wel.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Het besluit als zodanig is dus afge handeld, maar er is nog één ding overgebleven en daar over moeten we nog een besluit nemen. Er moet een commissaris worden aangewezen. Nu moet daarover schriftelijk worden gestemd, want dat moet als het gaat om personen. Maar als nu niemand een ander voorstel doet de heer Van der Veen heeft de heer J. de Jong voorgesteld dan zou het, dacht ik, niet zo erg zijn die naam in te vullen. Als iemand echter een ander voorstel doet, moeten we schriftelijk stem men. Doet niemand een ander voorstel? Nee? Dan is door de Raad besloten de heer J. de Jong voor te stel len als commissaris. Dat komt dus in het document te staan. Dan is hiermee dit punt afgehandeld. Punten 15, 16 en 17 (bijlagen nos. 184, 181 en 207). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 11