24 Ik zou nog even in willen gaan op de moties. De ver hoging die de heer Van Haaren voorstelt, gaat ons veel te ver. Dat blijkt ook wel uit de instemming die wij met het voorstel van B. en W. betuigen. Wat de motie van de heer Eijgelaar betreft, zou ik eigenlijk het antwoord van de Wethouder willen afwachten. Op zichzelf is er aan die 30 min. parkeertijd op de Brol wel behoefte, dacht ik. Juist voor het kort-parkeren is in die omgeving betrekkelijk weinig gelegenheid. Als ik daarnaast zie, dat we op het Klokplein en in de Korfmakersstraat een uur en op de Eewal en op de Tweebaksmarkt iy2 uur kunnen parkeren, dan dacht ik, dat juist voor dat wat langer parkeren toch wel voldoende gelegenheid was. Het pleintje naast het stad huis doet ook nog mee. De afstanden zijn niet zo groot. Ik dacht, dat zo'n plaats voor kort-parkeren, 30 min., op de Brol op zichzelf niet onjuist is. Nu en dan zie ik winkeljuffrouwen lopen met een kwartje in de hand om de parkeermeter te gaan verzetten ik weet niet of de behoefte bij de centrumwinkeliers nou direct zo groot is om hun klanten die parkeerplaats aan te bieden! Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Het parkeerprobleem in onze gemeente, vooral in de binnenstad, neemt steeds groter vormen aan door het voortdurend toenemen van het autoverkeer. Om dit op te vangen zullen zeer ze ker maatregelen moeten worden getroffen. Of dit probleem wordt opgelost door het plaatsen van meer parkeermeters Ik geloof het niet. De oplossing van het totale probleem is, dacht ik, nog altijd het realiseren van parkeergarages op de daarvoor juiste plaatsen. In dit verband zou ik willen herinneren aan het bezoek, dat o.a. de Commissie Ruimtelijke Ordening heeft gebracht aan Oldenburg. In die stad is de vol gens mij juiste oplossing gevonden. In verband met de belangen zowel van de winkeliers in de binnenstad als van het publiek, meen ik, dat er hier op korte termijn iets moet gebeuren. M.b.t. de door mij ontvangen brief van de Commissie Centrum Winkeliers over de parkeermeters op de Brol, merk ik op, dat een halfuur mij ook te kort lijkt. Het College wil vooral in de binnenstad een grotere een heid verkrijgen voor wat de parkeermeters betreft (30 en 60 min. parkeren), maar ik wil er wel op wijzen, dat de ervaring heeft geleerd, dat voor winkelend pu bliek een halfuur te kort is. Het komt er dus op neer, dat ik zou willen voorstellen tegemoet te komen aan het verzoek van de Commissie Centrum Winke liers en de 16 parkeermeters op de Brol in elk geval niet te vervangen. De heer Faber: Ik ben van mening, dat je in de binnenstad zo kort mogelijk moet parkeren en dat je voor parkeren in de binnenstad veel zult moeten be talen. Daarom zou ik de motie van Axies wel willen ondersteunen. Over de Brol dit. Als er kort-parkeren is, krijg jc een frequenter wisseling. Het is moeilijk te bepalen wat het meest verkeeraantrekkend is. Maar ik heb de neiging de motie van de heer Eijgelaaar c.s. niet te steunen. Wanneer de mensen boodschappen willen doen, waarvoor ze meer dan een halfuur nodig hebben, dan zetten ze hun wagen maar wat verder van het centrum. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat men ge voeglijk kan stellen, dat dit voorstel de strekking heeft een proces op gang te brengen waarbij het parkeren van auto's in de binnenstad steeds duurder wordt. Wij doen dit voorstel niet alleen om te proberen meer geld voor de gemeentekas te vangen misschien is het voor een deel van de Raad wel het belangrijkste uit gangspunt maar vooral ook om te bereiken, dat mag ik het zo zeggen de noodzaak om in de bin nenstad te parkeren toch zo krap mogelijk wordt ge houden. Getracht wordt op deze wijze een selectie aan te brengen tussen de „noodzakelijke" parkeerders en de parkeerders die echt wel een aantal honderden me ters verder kunnen lopen. Het is dus een fase in het proces en in die fase past, dacht ik, deze verhoging zeer reëel. Ik dacht niet, dat wij de binnenstad een dienst bewezen als we het voorstel van de heren Van Haaren en Van der Wal op dit ogenblik zouden volgen, omdat dit een schokeffect te weeg zou brengen, dat niet ten gunste van de functie, in het bijzonder de middenstandsfunctie, van onze binnenstad is. Merkwaardig is ook ik leg er de vinger even bij de vlotheid waarmee dan toch vanuit de fractie van Axies adhesie wordt betuigd met het voorstel van de Commissie Centrum Winkeliers, n.l. om de parkeer- duur op de Brol een zeer sterke binnenstadssituatie langer te maken dan strikt nodig is. Ik gebruik deze formulering welbewust omdat dergelijke plaatsen in het hartje van de binnenstad juist plaatsen zijn waai de doorstroming bijzonder belangrijk is en ik dacht ook de ervaring wijst het ook uit dat deze plaat sen deze functie hebben. En dat betekent, dat wij er naar moeten streven, dat wij juist deze plaatsen hou den voor de kortst mogelijke parkeerduur, i.e. een half uur. Dat moet, dacht ik, ook de filosofie zijn die onder de voorstellen van het betaalde parkeren schuilt. Naar mate de capaciteit van de parkeerruimte groter wordt en dat geldt voor het Wilhelminaplein en ook voor het Oldehoofsterkerkhof kan met langere tijden wor den gewerkt, uiteraard ook met hogere prijzen Wat de motie van de heer Eijgelaar betreft, ik dacht, dat die stoelt op de gedachtengang, dat straks op het terrein van De Nieuwe Doelen onder ons gezegd en gezwegen, de aanbesteding van de inrichting van het terrein heeft plaats gevonden; zeer binnenkort gaat men met de werkzaamheden beginnen ook tijd schema's zullen worden gebruikt; ik voel op dit mo ment meer voor de veronderstelling het is nog niet onderzocht dat ook daar 30 min. zal kunnen wor den gehanteerd. De heer Eijgelaar schudt met zijn hoofd. Dezerzijds is de wijze van parkeren op dat ter rein nog helemaal niet onderzocht en de veronderstel ling van de heer Eijgelaar heeft dus alleen maar grond in zijn eigen overwegingen, zoals mijn veronderstelling uiteraard ook alleen maar grond heeft in mijn visie op dit geval. Ik moet in verband met de doorstroming op de Brol de motie ontraden. Ik meen, dat het duidelijk voorkeur heeft in deze situatie, dat in het hartje van de binnenstad de doorstroming van de beschikbare par keerruimte zo groot mogelijk wordt, vooral ook omdat nu eenmaal de menselijke ondeugden laat ik het zo zeggen nog altijd bestaan in deze samenleving; in derdaad valt het misbruik van de plaatselijke winke liers met betrekking tot deze parkeervoorzieningen niet te ontkennen. De heer Van Haaren: De heer Tiekstra begrijpt het standpunt van Axies niet helemaal; dat gebeurt hem wel meer. (De heer Tiekstra (weth.): Ik begrijp het wel, maar ik ben het er niet mee eens.) Wij zagen ook liever geen auto's op de Brol. Maar nu ze er toch staan, hebben wij het gevoel, dat het beter is iets langer par keren toe te staan. Dat is in het belang van de be trokken winkeliers die uit ervaring hebben geleerd, dat een parkeertijd van een halfuur te kort is. De Voorzitter: Handhaven de heren Van Haaren en Van der Wal hun motie? (De heer Van Haaren: Ja. We kunnen wel bij handopsteken stemmen als dat een voudiger is.) Goed, dat doen we. De motie van de heren Van Haaren en Van der Wal wordt verworpen met 32 tegen 3 stemmen. Voor stem men de heren Drs. D. Faber, T. H. van Haaren en P. D. van der Wal. De Voorzitter: Handhaven de heren Eijgelaar en Wiersma hun motie? Ja? Dan gaan we daar nu over stemmen. Ik zal de motie eerst nog even voorlezen. De motie luidt aldus: De Raad enz., besluit: de op de Brol aanwezige par keermeters niet te vervangen door parkeermeters met een parkeerduur van ten hoogste 30 min., maar dit opnieuw te beoordelen nadat het parkeerterrein De Nieuwe Doelen is gerealiseerd." De motie van de heren Eijgelaar en Wiersma wordt aangenomen met 22 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen de heren S. Bouma, J. ten Brug (weth.), Drs. D. Faber. J. F. Janssen, K. J. de Jong (weth.), J. Knol, H. Meijerhof, J. Schaafsma, J. B. Singelsma, P. Snel. J. Tiekstra (weth.), J. T. Vellenga en K. Weide (weth.). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter schorst, om 0.15 uur, de vergadering tot 27 juni 1972, 19.30 uur. RAADSVERGADERING van dinsdag 27 juni 1972. (Voortzetting van de vergadering van 26 juni Aanwezig 32 leden: de dames E. Brandenburg- Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethlehem, G. Visscher-Bouwer en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren S. Bouma, j. ten Brug (weth.), G. Buising, G. F. Eijgelaar, Drs. D. Faber, T. H. van Haaren, O. Heidinga, H. Jansma, j F. Janssen, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, Ir. C. L. Rijpma, J. Schaafsma, J. B. Singelsma, P. Snel, K. Spoelstra (tot de koffiepauze), N. Sterk, J. Tiekstra I weth.), Mr. B. P. van der Veen, J. T. Vellenga, L. Visser. G. de Vries, P. D. van der Wal, K. Weide (weth.) en J. Wiersma. Afwezig de heren J. Heetla (weth.), W. Hemstra, J. Knol, W. Miedema en P. van der Veen. I Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Secretaris de heer Mr. W. J. G. Reumer, loco- Secretaris. De Voorzitter: Ik heropen onze discussies. Ik heet i U ook op deze vergadering hartelijk welkom. De heer Van Haaren: Ik zou een voorstel van orde willen doen. In de krant van vanavond hebben we ge lezen, dat voor deze vergadering opnieuw presentiegeld dient te worden uitgekeerd a raison van f 45,per aanwezig raadslid. Gezien het feit, dat we het aan ons zelf te wijten hebben, dat we gisteren na 12 uur niet wilden doorvergaderen, stel ik voor, dat de Raad eventueel bij handopsteken besluit deze vergadering geen presentiegeld te doen uitkeren. (De Voorzitter: Heeft dit betrekking op de orde?) Dat dacht ik wel. (De Voorzitter: Nee, dat heeft geen betrekking op de orde. U kunt vragen over deze aangelegenheid stellen.) Kan ik dan nu vragen stellen? (De Voorzitter: Nee, dat kunt U alleen maar schriftelijk doen.) Het is wel een bijzonder vreemde werking van de democratie, dat je niet een voorstel kan doen staande de vergadering. (De Voorzitter: Het Reglement van Orde is demo cratisch vastgesteld, mijnheer Van Haaren, maar U weet misschien nog niet helemaal wat democratie is.) De Voorzitter: Ik stel punt 23 aan de orde. Punt 23 (bijlage no. 199). De hear Singelsma: Op 13 april 1971 hat de Ried it bislüt nommen om diel to nimmen oan in regionael wenweinkamp yn Smellingerlan. Ik kin derby sizze, dat ik nea foar sa'n ghetto field haw en ik haw my der doe ek tsjin ütsprutsen. Fansels, der wurdt wol nei jin harke by tiden ik sjoch hjirby in bipaelde kant ut mar men kin düdlik oan de gesichten fan de öffurdigen sjen, dat se tinke: Frjemd, de man bi- grypt it net. Der wurdt yn Den Haech in nije Wenwein- wet ütdoktere; alles moat konsintrearre wurde en hwat sjogge wy? G.S. en B. en W.'s forkundigje dit as de heechste wiisheit. Nou mei dat hinnebruije fansels; men kin as oerheitsorgaen ek net dwaen en litte hwat men wol, mar dat de fraksjes sa mar meigeane, dat fyn ik eins it toppunt. Niis is hjir by ien fan 'e ütstellen sein: Der moat dekking yn 'e rêch wêze. Ik fyn, dat dy dekking yn 'e rêch fan de fraksjes faek hwat to sterk is. Nou bigjint der in oare wyn to waeijen üt Den Haech. Us demokraten hawwe forgetten, dat de lju dêr't it om giet, ynspraek hawwe moatte. Dat is fan- seis in minne set yn in tiid, dat men to pas en to ünpas oer ynspraek praet. Krityk yn 'e parse en krityk yn it Opbouorgaen hawwe dêrfan it gefolch west. Ik nim oan, dat de fraksjes mei dit mislearre oerheitsbilied ek wol hwat muoite hawwe. Yn de leste alinea fan it rieds- brief stiet, dat yn 'e oare gemeenten meiinoar noch mear plakken frij binne, as op it regionale wenwein kamp makke wurde soene en dan tink ik: Dit hiele wenweinkamp giet nou de mist yn. Ik bin der fansels bliid om, dat it sa giet, mar ik kin my yntinke, dat it dochs by alderhanne fraksjes wol in wrange neismaek jowt. De heer Van Haaren: We hebben in verschillende vergaderingen al heel goed duidelijk gemaakt, dacht ik, dat we helemaal niet tevreden, niet gelukkig zijn met de aanwijzing van regionale kampen. Regionale kampen dat weten we uit persoonlijke ervaring doen ons gewoon veel te veel denken aan concentratiekampen. De inspraak van de woonwagenbewoners bij de tot standkoming van de regeling is beslist onvoldoende ge weest. De aanwijzing van Drachtster Compagnie als plaats voor het regionale kamp berust op een natte- vinger-onderzoekje, dat werkelijk nergens naar lijkt. Daarom zijn wij bijzonder verheugd, dat het landelijk beleid zich thans wijzigt en dat van Drachtster Com pagnie als regionaal kamp voorlopig geen sprake zal zijn. Met B. en W. ben ik het eens, dat, gezien dc ge wijzigde situatie, er voorzieningen moeten worden ge troffen om ongewenste toestanden te voorkomen. Wij gaan dan ook akkoord met het vaststelen van 16 plaat sen voor het huidige woonwagenkamp, waar nadere voorzieningen nodig moeten worden getroffen. Dit be tekent echter wel een einde van het tot nu toe gevoerde beleid, dat ik bij vorige gelegenheden heb gekenschetst als het beleid van het uitstervingskamp Leeuwarden. Er zullen, bij vertrek van de huidige bewoners, nieuwe bewoners moeten worden toegelaten bij een totaal van 16 woonwagens. Ik zou er bij B. en W. op willen aan dringen, dat, als er nu plaatsen vrij komen en als er dus weer mogelijkheden zijn om (een) nieuwe woon wagen (s)' toe te laten en dat kan volgens deze nieu we regeling er voorkeur wordt gegeven aan toela ting van de naaste familieleden van de huidige bewo ners. Met de oude regeling was het niet mogelijk, als bijv. een jongen en een meisje uit het kamp verliefd op elkaar werden en samen in een woonwagen wilden gaan wonen, zich daar te gaan vestigen. Dat was voor goed uitgesloten. Nu is de mogelijkheid weer geopend, dat er bij vertrek van een bestaande wagen een plaats komt voor een nieuwe wagen. Ik zou graag aan B. en W. willen verzoeken, dat bij eventuele toelating van nieuwe woonwagens op dit kamp de toelating vooral wordt gericht op naaste verwanten van de huidige be woners. De heer Vellenga: Wij waren eigenlijk niet van plan over dit punt te spreken, te meer, omdat het geen ver band houdt met het woonwagenbeleid en ook in een zeer ver verwijderd verband staat met het z.g. regio naal woonwagencentrum in de gemeente Smallinger- land. En ik dacht dus, dat er bij de collega's die zopas hebben gesproken, een misverstand in het spel kan zijn. Ik zou n.l. hierop willen wijzen, dat wij tot nog toe als Raad ten aanzien van dat centrale woonwagenkamp in Smallingerland geen beslissing hebben genomen. De heer Singelsma heeft met iets uitdagends in zijn blik naar deze kant het regionale kamp Smallinger land een paar keer genoemd. Maar op grond van het feit, dat er onder de woonwagenbevolking het een en ander gaande was, en men landelijk bezig is zich op nieuw te oriënteren op een ander, mogelijk beter, woon wagenbeleid, hebben wij een beslissing bewust willen aanhouden. Los van de hele zaak van Smallingerland echter staat het feit, dat er op dit moment niet een aangewezen kamp is in deze gemeente. Daar wordt ook terecht in deze raadsbrief naar verwezen. Dat kan bepaalde moeilijkheden, bepaalde perikelen, met zich meebrengen, als het gaat om de toepassing van de Algemene Bijstandswet. Een aantal gemeenten, die hun ervaringen op dit punt hebben, leren ons die les heel duidelijk. En ik vind het dus een wijs besluit, dat het College zegt: Op dit moment, nu wij nog niet weten, wat deze gemeente zal gaan doen t.a.v. het regionale kamp in Smallingerland, vinden wij toch, dat er bepaal de voorzieningen moeten worden getroffen, voorname lijk ook ten bate en ter beschutting van de mensen, die nu of straks als we het in ontwerp voor ons liggende besluit genomen hebben op het aangewezen woonwagenkamp in Leeuwarden staan, zodat ik het gevoel heb, dat de beschouwingen van de heren Sin gelsma en Van Haaren langs het raadsvoorstel, zoals dat hier nu voor ons ligt, heen gaan, zonder dat ik de waarde van bepaalde uitlatingen van de heer Van Haaren zou willen ontkennen. Die zat daar ook zeker in. Maar ik geloof, dat datgene wat de heer Singelsma over deze zaak meende te moeten zeggen, heel sterk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 13