8 hoefte aan uitdrukking te geven aan haar waardering voor de vrije-tijd-besteders. Vervolgens heeft zij een aantal kritische opmerkingen gemaakt en het lijkt mij goed, dat ik op deze opmerkingen wat nader inga, waarbij ik dan meteen een aantal elementen, door an dere sprekers gehanteerd, meeneem. Op die wijze kan ik de discussie wat comprimeren. Allereerst iets over het wandelpad langs het Van Ha- rinxmakanaal. Het woord afwisselend, dat in de toelich ting of de raadsbrief gebruikt is, slaat op de omstan digheid, dat het pad zo getraceerd kan worden, dat het hier en daar op verschillende wijze bij het water langs komt en hier en daar op verschillende wijze achter een woning langs kan komen te lopen. Dat wil zeggen, dat het dus niet een gestrekt tracé wordt langs het water, maar een wat slingerend tracé door het open baar groen, dat voor een deel bij het water komt te lopen en voor een deel achter de woningen langs kan lopen. Dat is de inhoud van het woord afwisselend en het lijkt mij, dat in het totale beeld van de wijk op die wijze dit pad een plezierig element wordt. Aan het verzoek van mevr. Brandenburg het pad lang het wa ter te laten lopen, wordt op deze manier royaal vol daan, dacht ik. Overigens ben ik best bereid bij ver dere detaillering van het plan hier nog eens met de ontwerpers over te spreken. Dit brengt mij even op de aard van dit plan; daar omtrent moet geen misverstand bestaan. Dit is een vlekkenplan en dat betekent, dat de uitwerking van dit plan door B. en W. geschiedt in goed overleg en en in goede samenwerking met de Commissie Ruimte lijke Ordening en de „belanghebbende" bouwers in het gebied (de woningbouwcorporaties, eventueel beleggers en misschien enkele particulieren). Ik meen, dat er op deze wijze een goed functionerend overleg kan zijn, dat hopelijk de kwaliteit van het plan alleen maar ten goede zal komen. Bij de uitwerking van het plan zul len nog een aantal elementen van de aard als mevr. Brandenburg noemde aan de orde kunnen komen. Maar in die situatie kan ik mij voorstellen, dat in het bij zonder de ontwerpers toch waarde hechten aan de mo gelijkheid om dit pad niet gestrekt langs het kanaal te laten lopen, maar het slingerend langs het kanaal en door de wijk te voeren. Ik dacht, dat de ontwerpers ook recht hebben op een eigen visie op deze zaak. Vervolgens vraagt mevr. Brandenburg of de aanleg van het pad wel verzekerd is. Als het pad in het plan is opgenomen, wordt het ook aangelegd; dat is buiten kijf. Dan vraagt mevr. Brandenburg bruggen aan te leg gen in plaats van duikers. Hierbij moet ik wel bij één ding de vinger leggen. Wij moeten er goed op letten, dat wij door allerhande op zichzelf misschien plezieri ge voorzieningen het voorzieningenniveau niet zo duur maken, dat we daarmee de grondkosten ongunstig gaan beïnvloeden. Ik dacht, dat ook het kostenniveau een belangrijke rol mee kan spelen. Maar het is tegelijker tijd zo, dat, als een bruggetje niet duurder is dan een dam met duiker, in die situatie een bruggetje kan wor den gekozen. Ik wil er daarbij wel op attenderen, dat in een aantal gevallen dat bruggetje ook bereden moet kun nen worden door een volgeladen „Hiep hiep hoeree- auto" van de S.R.V., door een ambulance, door een huisvuilauto, door personenauto's en wat dies meer zij. Daar waar zo'n bruggetje geen andere functie heeft dan wat licht verkeer dragen, zal het best kunnen; als we over een brug praten die het door mij genoemde verkeer moet dragen, zijn de kosten, dacht ik, oneven redig hoog t.o.v. de kosten van een dam met duiker. Dat moeten we ons terdege realiseren. Maar, nogmaals, het is de moeite waard om na te gaan of inderdaad zonder excessieve verhoging van kosten de suggestie kan worden gevolgd. Dan komt mevr. Brandenburg met een opmerking over de wijze waarop een bezwaarschrift is behandeld. Ik moet toegeven, dat ambtelijke stukken over het algemeen niet de eigenschap hebben, dat ze uitmunten door elegance; die functie hebben ze ook niet. Ik dacht, dat men in de bestuurlijke behandeling van dit soort zaken ook aan de belanghebbende duidelijkheid moet kunnen geven. Dat moet men dan maar zwart op wit durven zetten zwart op wit is altijd minder plezierig dan kleurendruk want de tekst moet ook de publiek rechtelijke verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan kunnen dekken; zo moet dit verstaan worden. Ambte lijke taal, bestuurlijke taal is meestal wat anders dan taal van de preekstoel e.d. (De hear Miedema: Mar it moat eins beide wol wier wêze!) (Laitsjen) (De Voor zitter: Dat is het hier beslist ook.) Dank U wel, mijn heer de Voorzitter, U hebt in ieder geval de heer Mie dema wel genoopt tot een precisering van zijn op merking. Ik heb er begrip voor, dat mevr. Brandenburg kijkt naar de uitwerking die de geprojecteerde bestemming van bijzondere doeleinden, i.e. waterherberg e.d., heeft m.b.t. de bestaande bebouwing van de Froskepölle zij verwacht risico's. Ik zou willen zeggen, dat de Ge meenteraad daar natuurlijk onder alle omstandigheden levensgroot zelf bij is. Het gaat om een stukje ge meentegrond en elke gemeenteraad moet de moed op kunnen brengen om eventueel nee te zeggen als men wil proberen hem tot een ja te brengen. Ik heb er op dit ogenblik wel enig bezwaar tegen om zonder nader overleg in de structurele opzet van dit plan te gaan schuiven door de bestemming van dit lapje grond het is, meen ik, maar 1600 m2 te schuiven naar een andere plaats in dit plan; die suggestie deden de heer Heidinga en mevr. Brandenburg. Ik heb er geen be zwaar tegen een andere suggestie van mevr. Branden burg te volgen, n.l. om de bestemming bijzondere doel einden te vervangen door woonbestemming, dus de op het gebied liggende woonbestemming door te trekken tot de oostgrens van de thans geldende bestemmingen; dat impliceert dan, dat op dit ogenblik deze bestem ming bijzondere doeleinden op die plaats van de kaart is. Dat kan, dacht ik, wel en het lijkt mij toe, dat dat op zichzelf mogelijkerwijs tegemoet komt aan de vrees van mevr. Brandenburg, dat er te avond of te morgen een of andere exploitant komt die gaat zeggen: Nu moet ik beslist bij dat water kunnen komen. Dan heeft mevr. Brandenburg enkele opmerkingen gemaakt over het advies van de Raad voor de Volks huisvesting. Ik vraag in de Raad zeer nadrukkelijk begrip voor de spanning, de druk waaronder de be stemmingsplannen op het ogenblik worden ontwor pen. Ik dacht, dat het de Raad niet onbekend was, dat met enorm veel moeite en met inzet van alle krach ten van interne en externe deskundigen getracht wordt zo snel mogelijk een woningbouwprogramma tot uit voering te krijgen zo ver zijn we nog niet, dat moet nog komen en daarvoor de gewenste juridische stukken in de vorm van bestemmingsplannen beschik baar te krijgen. Dat vereist een zeker tempo en dat tempo kan op een gegeven ogenblik een zekere vorm van overleg wel eens in de weg staan, of, laten we zeggen, aan dat overleg niet voldoende recht doen. Anderzijds, meen ik, dat het goed is, dat binnen het kader van het overleg in de Gemeenteraad andere ele menten meespelen dan in de advisering van de Raad voor de Volkshuisvesting hoeven mee te spelen. Ik heb dan in het bijzonder het oog op de bredere straat en duikers in plaats van bruggen. Op het punt hoog bouw kom ik nog wel even terug. Wat die bredere straat betreft, zou ik alleen deze opmerking willen plaatsen(De heer Vellenga: Het ging mevr. Brandenburg om een smalle weg.) Ik heb het over de bredere straat in het plan; mevr. Bran denburg bedoelt de smalle weg van de Raad voor de Volkshuisvesting. Dat is uiteraard een andere smalle weg dan waar wel eens over gesproken wordt. (De heer Vellenga: Dat is het verschil tussen Stadhuis en preek stoel.) Ja, zo ongeveer. Wij moeten ons terdege rea liseren, dat dit een punt is, dat de verkeerstechnische oplossingen binnen het plan raakt. In die situatie, ge loof ik, dat het verstandiger is, dat wij de resultaten van de ons toegezegde studie afwachten dan weten we wat we verkeerstechnisch binnen zo'n plan kunnen dan dat we te voren straatbreedten gaan versmal len omdat we vaak ten onrechte veronderstellen, dat dat kosten bespaart. T.a.v. het kostenaspect maakt het niet zo bar veel uit. Dan de opmerking over hoogbouw. In het bestem mingsplan Westeinde is hoogbouw geprojecteerd, ook in dit plan is hoogbouw geprojecteerd en mevr. Bran denburg heeft gelijk als zij er op wijst, dat wij zoëven hebben aanvaard, dat in Aldlan-west ook hoogbouw is geprojecteerd en zelfs wordt uitgevoerd. Ik wil er met nadruk op wijzen, dat een aandeel hoogbouw in geen 9 bestemmingsplan kan ontbreken, dat ook de hoogbouw wat betreft de woningbehoefte niet kan ontbreken. Een aandeel hoogbouw is nodig als gevolg van de omstan digheid, dat je met een zekere capaciteit het plan fi nancieel rond moet krijgen en als ik zeg financieel, dan heb ik het uitsluitend over het bestemmingsplan en de uitkomsten van dat plan in de grondprijzen en niet over de bouwprijzen van de flats, hoewel ik mevr. Branden burg onmiddellijk toegeef, dat de uitkomst van de to taal-som in de huur wordt neergelegd. (De heer Vellen ga: En het verzadigingspunt op de woningmarkt na tuurlijk. De vraag naar flatsDaar was ik net aan toe. Overigens kan niet gezegd worden, dat op dit ogenblik de bezetting van de flats te traag gaat. Onze ervaringen zijn nog steeds, dat die bezetting redelijk goed tot stand komt. En ik dacht, dat er in die zin ook altijd een categorie woningbehoevenden blijft die duidelijk de voorkeur geeft aan de flat (uit een oog punt van bijzondere woonbehoefte) boven de eenge zinswoning. Ik dacht, dat dat ook echt wel betrekking heeft op de differentiatie die in een woningbouwpro gramma moet zitten. De hear Singelsma swaeit my lof ta en dan wriuwt hy my dochs efkes ünder de noas: En heite, hwat hast nou krekt sein doest mei dy lju fan de Froskepölle oan it praten wiest? (Dat is in hwat frije oersetting fan syn wurden.) Ik siz mei klam oan it adres fan de hear Singelsma: It oerliz mei de minsken is fan dizze yn- hald west, dat ik sein haw: De Gemeente hat der op dit stuit gjin inkeld bilang by jimme wenningen to keapjen. Jimme sitte de Gemeente net yn 'e wei. Dêrom sil der fan de Gemeente üt gjin aksje komme om de wenningen to keapjen. Mar hwat oars is en dat is de Ried bikend dat de provinsiale foroardering seit: „21 meter uit de oever". Op dit punt hat dy 21 m ek in funksje. Wy witte dat: it is in düdlike saek. It soe, leau ik, de minsken foar de gek halden wêze, hwan- near't men bisiket harren in posysje to jaen wylst men wit, dat dy posysje net jown wurde kin. Immers en dan kom ik bij de heer Heidinga in het oorspronke lijke plan Aldlan zoals het destijds door de Raad is vastgesteld, liepen de plangrenzen al door deze zelfde waters heen, zij het dan, dat in dat oorspronkelijke plan enkelen Uwer zullen zich dat nog herinneren aan de oostelijke zijde sportvelden waren geprogrammeerd. Toen speelde dit dus geen enkele rol; wel uiteraard de overgangssituatie. Het lijkt mij toe, dat wij terecht ko men in de situatie die de heer Heidinga zo kleurig schilderde toen hij zei: Wij moeten de mensen niet ,,yn it sipelsop helpe". Wanneer de Raad zou besluiten de plangrenzen anders te laten lopen zou dat geen goed uitgangspunt zijn voor de besluitvorming in deze Raad omdat deze Raad zich daarbij onmiddellijk dient te realiseren, dat, wat de Raad niet doet, door G.S. wel wordt gedaan. (De heer Heidinga: Dat is niet waar. Dat is onzindelijk gepraat.) Dat is geen onzindelijk gepraat, maar dat is een zeer zinnige opmerking. Deze Raad weet van het bestaan van die verordening; deze Raad heeft in verschillende gevallen meegewerkt aan de reservering van een strook van 21 m. Welnu, deze Raad kan met het bezit van deze kennis niet deze ken nis verwaarlozen bij het vaststellen van dit plan. Dat kan en mag deze Raad niet doen. Daarmee zou deze Raad aan betrokkenen stenen voor brood geven. En daar voel ik niets voor. Een andere zaak is de rechtspositie van betrokke nen. Betrokkenen zitten daar uiteraard op basis van overgangsbepalingen. Een sterkere positie kan de Raad deze mensen niet bieden. De positie van betrokkenen hangt terdege af van de vraag in hoeverre de Raad, het Gemeentebestuur geneigd is om actief op te tre den dan wel deze situatie passief te beoordelen en dus gewoon te zeggen: Wij zullen geen aankopen doen, be trokkenen zitten goed volgens de overgangsbepalingen. De overgangsbepalingen betekenen zelfs, dat de opper vlakte van de bestaande bebouwing nog met 10% kan worden uitgebreid en zo lang de Gemeenteraad niet bereid is om tot actief beleid over te gaan, zullen be trokkenen daar stellig nog kunnen blijven zitten. Ik ben op een wat wonderlijke manier door alle op merkingen heen gehobbeld. Ik heb min of meer impli ciet de heer Van der Wal een antwoord gegeven voor wat betreft het moment van inschakeling van de Raad voor de Volkshuisvesting. Hij zegt, dat dat te laat gebeurt. Ik geloof, dat de heer Van der Wal ten prin cipale gelijk heeft, maar ten principale gelijk hebben, betekent nog niet, dat het in de praktijk zo toe gaat en daarvoor heb ik zeer nadrukkelijk verwe zen naar de situatie waaronder de gemeente Leeuwar den op dit moment een aantal bestemmingsplannen tot ontwikkeling moet brengen, wil zij er voor zorgen, dat er ook snel een bevredigend woningbouwprogram ma tot ontwikkeling kan worden gebracht. En dat moet uiterlijk dit najaar het geval zijn; daarvoor hebben we deze stukken nodig en daardoor kan het wel eens zijn, dat inderdaad dat overleg niet zo functioneert als het zou moeten. Ik meen ook stellig te weten, dat bij de behandeling van het plan Camminghaburen het pro gramma zoals het in de stukken was neergelegd de voorlopige stukken heel uitvoerig is besproken en dat daarbij van het overleg met de Raad voor de Volkshuisvesting meer terecht is gekomen. Wat er van de adviezen van die raad m.b.t. het plan terecht komt, is een heel andere zaak, want los van de inhoud van de adviezen van de adviserende organen, hebben, dacht ik, ook Gemeenteraad en B. en W. recht op een eigen standpunt t.a.v. de inhoud van de bestem mingsplannen. Of het mogelijk is een open verbinding met het bui tenwater tot stand te brengen, weet ik niet. De heer Van der Wal heeft er terecht op gewezen, dat daar voor de medewerking van het Provinciaal Bestuur nodig is. Als men niet van plan is die medewerking te geven dan komt die open verbinding er niet. Ik ben overigens best bereid na te gaan omdat een gelijk soortige opmerking van provinciale zijde is gemaakt m.b.t. het plan Camminghaburen of het reëel is om nog eens over zo'n element te praten. Dat is de moeite van het proberen waard. Ik weet niet of het waterhuishoudkundig mogelijk is, want dat steekt ook nogal nauw. Dan heb ik nog genoteerd, dat de heer Van der Wal iets gezegd heeft over openbaar groen, maar wat hij precies heeft gezegd, kan ik uit mijn notities niet op maken. Misschien kan hij van de tweede instantie ge bruik maken om op dit punt nog even terug te komen. De Voorzitter: In aansluiting op hetgeen de Wethou der gezegd heeft over de inschakeling van de Raad voor de Volkshuisvesting, zou ik nog willen meedelen, dat wij ons uiterste best doen de raden en dus ook de Raad voor de Volkshuisvesting zo volledig als maar mogelijk is in te schakelen en de taak te laten uitoefe nen waarvoor die raden zijn bedoeld. De heer Vellenga: Met Uw goedvinden, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog graag een vraag stellen. Mevr. Brandenburg heeft een suggestie gedaan; die is door een paar mensen gesteund. Zij stelde voor om dat stuk vlak achter de huizen van de Froskepölle, waar nu bijzondere doeleinden in staat (op de tekening), de bestemming woningbouw te geven. De heer Tiekstra heeft gezegd: Ik ben bereid die suggestie over te ne men. Nu is mijn vraag: Verwacht U in de tweede ronde op dit punt nog een motie van de Raad, een uitspraak van de Raad? Of is, mocht het zo zijn, dat bij peiling blijkt dat een groot deel van de Raad hier automatisch mee akkoord is, de uitlating van de heer Tiekstra gel dend? In dat laatste geval hoeft er geen motie te ko men. Op dat punt wil ik graag klaarheid. De Voorzitter: Ik stel mij voor, dat Weth. Tiekstra, voordat we straks met de tweede instantie beginnen, duidelijk maakt wat hierover het standpunt van B. en W. is. Dan kan de Raad daar zijn conclusies uit trek ken en bepalen of het al dan niet nodig is met een motie te komen. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade ring.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 5