16
Ik heb er bijzonder weinig moeite mee om te zeggen:
Laten we dat in de Commissie voor het Woningbedrijf
ook nog eens bekijken in het kader van de verfijning.
Moeten dan bepaalde onderdelen gecorrigeerd worden,
dan zou ik niet weten welke bezwaren daar tegen zou
den zijn. Het komt er juist op aan, dat we vanuit de
giobaie opzet van de eerste jaren moeten zien te komen
tot een duidelijke en concrete opstelling.
Dan kom ik nu op de verhouding tussen eengezins
woningen en flats. De heer Knol vindt, dat we niet alles
op een hoop moeten gooien; t.a.v. eengezinswoningen
neoben we andere problemen dan t.a.v. flats. Hij wijst
er op dat wij bij fiats tot een hogere huurwaarde per
100 punten komen dan bij eengezmswoningen. Ik zou
er ait van willen zeggen: Daten we er voorzichtig mee
zijn de Raad op dit moment over dit punt een uitspraak
te laten doen. Wij hebben zeer bewust destijds gezegd:
Daten we die zaaK mixen; flats en eengezmswoningen.
ais we dit ontKoppeien, komen we, als we deze zaak
voor een langere reeks van jaren moeten regelen, voor
net risico te staan, dat de fiats in verhouding meer huur-
vernoging toebedeeld krijgen dan de eengezinswonin
gen. ik vrees daar voor. Het zou mij niet verwonderen,
uat het dan met het verhuren van fiats in de komende
jaren moeilijker gaat worden. Door het puntenstelsel
uat we nu hebben, worden de eengezinswoningen mis-
scmen iets zwaarder belast, maar dat kan in het kader
van vraag en aanbod in de stad op zichzelf niet zo'n
groot bezwaar opleveren.
Daten we dit punt ook nog eens bekijken; ik wil niet
graag, dat nu wordt vastgesteld, dat dit moet veran
deren. Als U zegt, dat dit punt bij het nader overleg
met de woningbouwverenigingen dient te worden be
sproken, dan heb ik daar helemaal geen bezwaar tegen,
maar nogmaals ik heb er wel bezwaar tegen,
dat gesteld wordt: op dit punt is het puntenstelsel fout
en er moet op dit punt een correctie komen. (De heer
Knol: Ik heb niet gezegd, dat het puntenstelsel fout
is. Het gaat er mij alleen maar om, dat de wegings
factoren verkeerd zijn gekozen.) Dat zegt U wel, maar
dat is voor mij nog maar de vraag. (De heer Knol:
Van die 2777 woningen zijn plm. 1800 flats en plm. 900
eengezinswoningen.) Dit lijkt mij nu het adres van
de bewoners van de Valeriusstraat aan de orde is
niet het goede moment om incidenteel te beslissen, dat
de huurnarmonisatie op dit punt gewijzigd dient te
worden; wij hebben hierover geen overleg gehad met
de woningbouwverenigingen. Als de heer Knol zijn
motie zo wil wijzigen, dat hij vraagt de drie door hem
in de motie genoemde punten in nader overleg met de
woningbouwverenigingen te bespreken, waarbij dan nog
eens onder ogen gezien wordt of en in hoeverre met
de eerste twee punten heb ik niet zo veel moeite
dat derde punt dient gewijzigd te worden, dan komt
de zaak anders te liggen. Ik zou m.n. ten aanzien van
dat derde punt niet graag vanavond een categorische
uitspraak van de Raad hebben die een veroordeling
inhoudt van het systeem dat we nu hebben. Deze motie
gaat mij iets te ver. Ik ben het met de heer Knol eens,
dat het een moeilijke zaak is en juist omdat die zo
moeilijk is, is het de moeite waard die nog eens gron
dig te bekijken. De vrees die hij heeft, kan ik mij echt
wel voorstellen. Als hij tegemoet kan komen aan mijn
bezwaren tegen zijn motie dan heb ik ik hoop, dat
ik ook namens het College kan spreken bijzonder
weinig moeite met die motie. Wanneer hij aan de toe
zegging van mijn kant voldoende heeft, kan de motie
zelfs wel achterwege blijven. Dat zou ik bijzonder ple
zierig vinden. Het is uiteindelijk een kwestie en
dan kom ik ook in het straatje van de heer Eijgelaar
dat we moeten oppassen, dat we een gezamenlijk
beleid voeren in dit opzicht. Dat gezamenlijk beleid
heeft er toe geleid, dat wij een vorige huurverhoging
gecorrigeerd hebben omdat we toen met twee soorten
huurverhogingen te maken hadden, die van de Ge
meente en die van de woningbouwverenigingen. Dat
verschil in beleid van toen acht ik nog altijd een min
der gelukkig voorbeeld van de gang van zaken toen
tertijd. We moeten dat in de toekomst zien te voor
komen. Daarom vraag ik de heer Knol de motie niet
in te dienen en genoegen te nemen met de toezeggingen
die ik heb gedaan.
De heer Eijgelaar heeft zeer nadrukkelijk gewezen
op het overleg tussen de Gemeente en de woningbouw
verenigingen. Dat we naar een beter systeem moeten,
dat in de loop van de komende jaren steeds meer ge
perfectioneerd moet worden, ben ik met hem eens. Dat
de Raad hierop eventueel bij de begrotingsbehandeling
nader terug komt, daar heb ik niets op tegen. Dit is
een zaak die beslist wel in de belangstelling mag blij
ven het treft een heleboel mensen. Wij voelen toch
allemaal wel, dat er aan het huursysteem iets ver
anderd diende te worden het verschil tussen huren
van oude en nieuwe woningen moet eigenlijk niet
groter worden. Met dit probleem zitten we allemaal.
De huurharmonisatie moet hier verandering in brengen.
We moeten de bezwaren daartegen niet zo overtrekken,
dat we het goede aan dit systeem niet meer zien.
Mevr. Dijkstra heeft er op gewezen, dat er achter de
schermen al weer wordt gewerkt aan een huurverho
ging van 20%. Ik breng mevr. Dijkstra in herinnering,
dat in het laatste nummer van de Woningraad gesteld
is, dat het nog maar de vraag is of die 20% wel voor
alle compexen zou moeten gelden. Vooral t.a.v. nieuwe
complexen zal toch wel bekeken moeten worden of
dat wel reëel is en of dat niet veel meer gedifferen
tieerd moet worden; niet zonder meer 20% huurver
hoging, maar vooral nagaan voor zover men die
20% al heeft in het kader van het harmonisatiestelsel
of wel zonder meer aan die 20%-norm moet worden
vastgehouden. Dat is een van de punten die nader be
keken moeten worden, ook al omdat de Directeur van
de Nationale Woningraad gesteld heeft dat die kwestie
in het kader van de V.N.G. nog eens goed bekeken
moet worden. Want er kunnen onbillijkheden bestaan.
Ik ben het volkomen met mevr. Dijkstra eens, dat er
landelijk aan een opmerking van dit niveau aandacht
zal moeten worden besteed.
Mevr. Dijkstra heeft gesteld, dat de huurverhoging
een stijging van de kosten van het levensonderhoud
betekent. Dat is inderdaad waar. Maar de huurver
hoging treft vooral de mensen die te goedkoop wonen.
Het is niet een integrale stijging die iedereen treft.
Het gaat om een verhoging voor de mensen die in ver
houding tot het woongenot te weinig huur betalen.
(Mevr. Dijkstra-BethlehemHet treft de mensen met
de laagste inkomens.) Dat is nog- de vraag. Als dat het
geval is, dan kunnen de mensen met de laagste inko
mens via het individuele huursubsidie altijd nog gehol
pen worden. Een beduidend aantal mensen (procentueel
gezien) maakt hier gebruik van.
Als mevr. Dijkstra zegt, dat zij de huurharmonisatie
afwijst, dan verwondert mij dat niet. Maar wij moeten
proberen voor zover er fouten aan dit systeem kle
ven het systeem te verbeteren.
Over de inspraak nog dit: Bij het Woningbedrijf zijn
collectieve bezwaren binnen gekomen. De Directeur
van het Woningbedrijf is gevraagd met vertegenwoor
digers van de groepen die bezwaren hadden inge
diend een gesprek te voeren om te kijken wat er
aan gedaan kan worden. In de regel is het zo, dat men
niet zoveel bezwaren heeft tegen de huurverhoging op
zich, mits er maar wat meer aan het onderhoud van
de woningen gebeurt. Wanneer we deze mensen dui
delijk kunnen maken, dat we ons m.b.t. dat onderhoud
eigenlijk uitsloven om datgene wat wettelijk toegestaan
is en mogelijk is te doen, dan is er, dacht ik, al een
heleboel bereikt. Er wordt geprobeerd een zo goed
mogelijk overleg met zo'n groep tot stand te brengen.
Dat wordt telkens weer geprobeerd. Ik kan U wel toe
zeggen, dat wij dat blijven doen.
Mevr. Dijkstra heeft gezegd, dat het mogelijk moet
zijn, dat de mensen zelf het tuinonderhoud verzorgen
of laten verzorgen. Dat is op zichzelf wel juist, maar
het is niet voor alle complexen mogelijk. Als dat zou
gebeuren, dat zou iedere bewoner van dat complex er
aan mee moeten doen en we zouden er zeker van moe
ten zijn dat het geen rommel wordt; wij halen ons wel
wat op de hals als we te gemakkelijk van het huidige
systeem afstappen. Ik ben wel bereid die problema
tiek van het tuinonderhoud nog eens in de Commissie
voor het Woningbedrijf te bespreken. Wij moeten daar
wel een bevredigende oplossing voor zien te vinden.
De heer Knol: Nog een paar opmerkingen. In de
eerste plaats blijkt, dat de Wethouder het niet eens is
met mijn idee over de hoogte van de vergoedingen die
moeten worden betaald voor verrichte diensten door
bewoners van gemeente woningen. Ik wilde daarom de
volgende motie indienen:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 26 juni 1972; besluit: dat aan bewoners van
gemeentewoningen in het algemeen geen hogere ver
goedingen voor bewezen diensten in rekening mogen
worden gebracht dan de vergoedingen die door woning
bouwcorporaties in Leeuwarden worden gehanteerd
voor dezelfde diensten."
Deze motie is mede-ondertekend door mevr. Bran
denburg.
Dan wil ik nu nog even ingaan op de huurharmoni
satie in haar geheel. Ik ben blij te horen, dat de Wet
houder het op bijna alle punten met mij eens is. Hij
heeft, dacht ik, alleen niet begrepen wat ik bedoelde
met mijn opmerking over de wegingsfactoren die het
harmonisatiepeil beïnvloeden. Ik heb gesteld, dat in het
basis-materiaal van de 2777 woningen verwerkt zitten
1855 flats en 955 eengezinswoningen. Door dit feit
wordt het gemiddelde onnodig te hoog opgetrokken en
is het dus in strijd met de verhoudingen in de hele
stad. Dat heeft dus helemaal niets te maken met het
feit, dat de huren van de flats hoger zijn; het heeft
alleen maar tot gevolg, dat het harmonisatiepeil op
zich verlaagd kan worden als we rekening houden
met andere wegingsfactoren. Het heeft dus helemaal
geen zin te stellen, dat we dit angstvallig buiten be
schouwing moeten laten. Ik wil dan ook mijn motie
wel handhaven, want die motie is voor het College
geen bindende opdracht, het is slechts een rekening
houden met. In dit verband wil ik ook de heer Eijge
laar wel zeggen, dat zo'n motie alleen maar het lan
delijk beleid misschien een beetje kan beïnvloeden; be
reikt wordt, dat het gemeentelijk inzicht op deze wijze
ook eens van onderen op komt, en dat niet alles wordt
verordonneerd door Den Haag. De motie is dan ook
bedoeld voor de Commissie voor het Woningbedrijf als
een soort richtsnoerdie commissie weet dan tenminste
waar ze aan toe is en hoe de Gemeenteraad over deze
problemen denkt. In de motie worden de mogelijkheden
tot verbetering aangegeven en daarbij kan dan even
tueel ook nog rekening gehouden worden met wensen
van de bewoners; mevr. Dijkstra heeft al op de wense
lijkheid van inspraak gewezen. Ik zie helemaal niet
waarom ik de motie op dit moment zou moeten in
trekken.
Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik heb gevraagd om
hoorzittingen te houden, maar de Wethouder heeft
geen toezegging gedaan. Ik dacht, dat bij zeer velen
in deze Raad wel de mening heerste, dat ook de bewo
ners inspraak moeten hebben. Vandaar dat ik kom met
een voorstel waarin het College wordt opgedragen de
door mij genoemde hoorzittingen te organiseren. Ik
zou hierover graag een uitspraak van de Raad willen
hebben. De motie luidt als volgt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; bijeen op 26
juni 1972; besluit: in verband met de vele bezwaren
tegen de huurverhogingen door de huurders ingediend,
de betreffende huurders in hoorzittingen zo mogelijk
per complex bijeen te halen, waarbij zowel het College
als de Commissie voor het Woningbedrijf en de fractie
voorzitters aanwezig kunnen zijn."
De motie is ondertekend door de heer Van Haaren en
mijzelf.
De hear Miedema: De hear Knol hat in moasje yn-
tsjinne, dy't ynhaldt, dat de forgoedingen oan de Ge
meente net heger wêze meije as de forgoedingen dy't de
wenningboukorporaesjes freegje. Dat sprekt my wol
oan, mar ik liket my net sa maklik ta üt to meitsjen,
dat de forgoedingen dy't de Gemeente freget heger
binne. ït giet der üteinliks net allinne om hoe heech
it bidrach is, mar ek om de ütfiering fan it wurk. Ik
soe my bést yntinke kinne, dat, as by gemeentewen-
ningen it tününderhald dien wurdt troch de Plantsoene-
tsjinst, de Gemeente dêrfoar in heger bidrach yn rek-
kening bringt as in wenningboukorporaesje yn rek-
kening bringt foar it tününderhald fan in kompleks
wenningen fan dy korporaesje. Dat haldt faeks ek yn,
dat it tününderhald troch de wenningboukorporaesjes
oars en miskien minder goed dien wurdt. En dan kinne
Jo wol sizze, dat dat dy minsken goed genóch is, mar
dat is in hiel oar punt. As de hear Knol yn syn moasje
stelt, dat de forgoeding net heger wêze mei, dan moat
hy der ek yn fordiskontearje de kwaliteit fan it wurk.
(De heer Eijgelaar: De heer Knol heeft gezegd: ,,voor
dezelfde werkzaamheden".) Ja, mar dat is net sa mak
lik fêst to stellen. Wy hawwe dér seis ek wol hwat
ünclerfinings mei by üs korporaesje. Der binne bipaelde
bidriuwen yn 'e stêd dy't it tününderhald foar de kor-
poraesjes dogge, mar Jo sjogge faek, dat, as de Plant-
soenetsjinst trije kear meant, hja twa kear meane. It
einbidrach, dat yn rekkening brocht wurdt, is dan le
ger, mar dan kinne Jo it net forgelykje. Dêrom liket
my dizze moasje, as dy oannaem wurdt, net maklik üt
to fieren. It is net in kwestje fan it forgelykjen fan
bidragen; der sit folie mear oan fêst. Wy moatte net in
moasje oannimme dy't yn de praktyk net üt to fieren
is. (De heer Knol: We vragen gewoon een offerte aan.
Dat en dat werk moet gebeuren. Dan blijven de werk
zaamheden gelijk.)
De heer Eijgelaar: Wij hebben deze kwestie in de
Commissie voor het Woningbedrijf, dacht ik, uitvoerig
besproken. Wij hebben daar ook gesteld, dat we dit
zouden bekijken, ook aan de hand van prijsopgaven van
particuliere bedrijven. Ik heb op dit moment echt geen
behoefte aan deze motie. Als gesteld wordt, dat we
dit toch moeten doenIk zie het niet zitten.
De heer De Jong (weth.)Wanneer de heer Knol
zijn motie zo bedoeld heeft, dat het College verzocht
wordt rekening te houden met de door hem genoemde
punten(De heer Knol: Dat staat in de motie.)
Ja, inderdaad. Met andere woorden, wij kunnen dus
deze motie ook naast ons neerleggen als wij denken
dat die niet nodig is. Dan zegt zo'n motie weinig. (De
heer Vellenga: Dat was niet de intentie van Uw be
antwoording in eerste instantie.) Ik vraag mij af,
waarom deze motie nog in stemming moet komen. Ik
heb, dacht ik, duidelijk gezegd, dat ik bereid ben nader
overleg te plegen over de verfijning van het punten
stelsel. Ook over het alleen gaan rekenen met definitief
vastgestelde huren wil ik wel gaan praten. Alleen de
verhouding hoogbouwlaagbouw in de gehele stad als
wegingsfactor aan te houden bij de berekening van de
basishuren van het harmonisatieplan is even een moei
lijk punt. Ik heb er geen bezwaar tegen die kwestie op
nieuw te bekijken. Maar ik wil duidelijk stellen, dat
wij, ook in overleg met de woningbouwverenigingen,
dit bewust zo gedaan hebben; wij hebben bewust ge-
mixed. En om nu via zo'n motie dit te veranderen omdat
de Raad dit zo wil, terwijl de Raad naar mijn mening
niet voldoende door heeft wat hier allemaal achter
zit(De heer Vellenga: Dat mag U niet veronder
stellen.) Dat veronderstel ik wel. (De heer Vellenga:
Oh! Dan hebt U de motie heel hard nodig.) Nou, dan
moet de Raad het maar weten. (De heer Vellenga: Ja,
dat dacht ik ook.) Het College heeft dus geen behoefte
aan deze motie. Na de toezeggingen die ik heb gedaan,
achten we de motie niet nodig.
De kwestie van het tuinonderhoud zit niet in deze
motie. (De heer Knol: Die motie is onderweg.) Die
motie wordt dus ook ingediend. Het lijkt mij bijzonder
moeilijk die motie uit te voeren. (De Voorzitter: Het
kan ook niet.) Het lijkt me niet goed over zoiets zo
maar even te beslissen in de Raad. Wij hebben deze
kwestie tot en met besproken in de Commissie voor
het Woningbedrijf en wij zijn daar, dacht ik, duidelijk
tot overeenstemming gekomen over het te voeren be
leid. Men mag natuurlijk buiten de commissie om in
de Raad ook wel over deze kwestie praten. Maar de
commissie is er mee bezig en B. en W. zijn het eens
met het standpunt van de commissie; dan moeten we
toch niet op deze manier gaan werken. We moeten het
niet onmogelijk maken. Het College heeft beslist geen
behoefte aan deze motie. Men moet maar doen wat
men niet laten kan, maar ik raad deze motie af, juist
omdat deze zaak goed in discussie is en er alle ruimte
is de zaak nog eens goed te bekijken.
De heer Knol: Dan wil ik de motie over het tuin
onderhoud wel intrekken; de Wethouder wil op deze
kwestie in de Commissie voor het Woningbedrijf dus
wel terug komen. De eerste motie wil ik wel hand
haven.