12 zakelijke meningsverschillen, uitrijst het feit, dat wij gezamenlijk in een directe confrontatie met de pro blematiek zoals die hier bestaat, staan voor één zaak, n.l. het grote belang van de Leeuwarder gemeenschap die U en ik naar beste weten proberen te dienen. Naar beste weten; meer kan niet en meer wordt, hoop ik, ook niet verwacht. Ik heb eerder al gezegd, dat ik dit werk met grote ambitie heb gedaan; ik hoop het nog een spanne tijds met diezelfde ambitie vol te houden. Ik wil wel stil staan bij de vraag of het eigenlijk wel zo'n goede zaak is, dat 20 jaar lang en het wordt bij leven en gezondheid, hoop ik, bijna 22 jaar éénzelfde man voortdurend op deze intense wijze bij het Gemeentebestuur betrokken is. Ik propageer ech ter niet een continu wisselingsproces in deze bestuurs colleges. Ik meen, dat sterk moet worden aanbevolen, dat men de mutaties beperkt. Wij hebben in het jong ste verleden duidelijk ervaren welke risico's disconti nuïteit in het beleid voor de gemeenschapsbelangen die wij hebben te dienen, kan opleveren. En voor die risico's moeten we oog hebben. Er moet, dacht ik, een goed evenwicht zijn tussen de wisseling en de continu ïteit in de personen die het bestuur vormen. Ik zou vervolgens willen zeggen, dat ik het grote voorrecht heb gehad, dat ik binnen het College telkens opnieuw andere werkzaamheden kon vinden. U hebt in het artikel, dat werd aangehaald door de Burge meester, ook kunnen vinden wat mijn grote liefde in feite is geweest; merkwaardigerwijs maar ik denk, dat K. J. de Jong het begrijpt was dat de porte feuille van Financiën. Desondanks heb ik, telkens als op een of andere wijze een beroep op mij werd gedaan om toch mee te doen aan een wisseling van porte feuilles, het graag gedaan. Ik meen ook, dat het voor de ontwikkeling van een bestuurder goed is, dat hij niet te lang vastgeklemd zit op één portefeuille; het is ook voor het bestuurscollege niet goed, dat een en dezelfde man zo lange tijd bij voortduring aan een en dezelfde tak van dienst of secretarie-afdeling vast geklemd zit. Voor mij is in al die jaren, Burgemees ter ik zeg het ook aan mijn collega's-wethouders en ik betrek daarin ook mijn oud-collega's-wethouders van bijzonder groot belang geweest en ik dacht, dat het in de huidige bestuursorganisatie van de Ge meente nog steeds van belang is dat het beleid zoals het tot stand komt in het College van B. en W. cottegebeleid is. Het is niet goed als in een college van B. en W. bestuurders opereren die proberen een solitair beleid te voeren resp. trachten de primus inter pares in dat college te zijn. Ik meen, stellig zolang de Gemeentewet het niet anders bedoelt, dat het beleid van het college van B. en W. ook inderdaad een una niem beleid zou behoren te zijn, uiteraard onder voor behoud van de spaarzame gelegenheden dat inder daad een politiek meningsverschil ook binnen het col lege zijn rol kan spelen; maar de huidige collega's weten, dat dat kan gebeuren zonder dat het de per soonlijke verhoudingen ook maar raakt. Ik zal hier op deze plaats niet lang meer de aan dacht vasthouden vanavond. Ik ben U zeer erkentelijk voor het pronkstuk dat mij vanavond is uitgereikt. Burgemeester, ik verklap U niets als ik zeg, dat ik uiteraard oogjes voor en achter heb; dan zie je wel eens een wat vreemd gemodelleerd pakje en dan denk je: Gut, wat zou dat nu weer wezen? Ik wil U in alle openhartigheid eerlijk zeggen: Ik dacht een ogenblik: Jonge ja, daar hebben ze toch nog een exemplaar van die bokaal die ik zelf heb uitgezocht, kunnen produ ceren. Ik heb aan deze vaas zelf wel op een bepaald moment meegewerkt, maar blijkbaar mocht ik er toen niet meer bij zijn en ben ik dus in het proces uitge schakeld; dat overkomt je wel eens. Ik moet U eerlijk zeggen, dat ik bijzonder blij ben met dit fraaie sieraad van Makkumer aardewerk en het zal stellig een goede plaats krijgen. Ik wil sluiten met de opmerking, dat het wethouder schap van Leeuwarden deze Drachtster, met alle ups en downs die er aan vast zaten, toch bijzonder veel voldoening heeft gegeven. Hij zou, ook met die ups en downs, echt niet anders hebben gewild. Een mens heeft in zijn leven een moment, dat hij zijn levenstaak vindt. Als hij daarin volledige voldoening kan vinden, dan is die mens een gelukkig mens. Ik moet er aan toevoegen, dames en heren, en dat treft U ook ik heb dat op een andere plaats misschien wat meer on parlementair gezegd dat dé prijs voor het werk voor een groot deel betaald wordt door de hui selijke kring. Wij zijn uithuizige vrouwen en mannen, altijd bezig met de zaken van anderen en weinig bezig met de zaken van het gezin. Wij pogen daar zo goed mogelijk recht aan te doen, maai1 wij slagen in die pogingen meestal slecht. Het gezin betaalt de prijs en ik dacht, dat het nuttig was, dat in het bijzonder de buitenwacht eens begrijpt wat het bekleden van een openbare functie ais die van raadslid met zich mee brengt en dat er ook bij die buitenwacht eens waar dering ontstaat voor de prijs die wordt betaald voor deze publieke arbeid. Ik sluit hiermee maar af, Burgemeester, dames en heren, omdat ik op dit moment hier sta in de weten schap, dat, hoe je het ook wendt of keert, bij deze plaatselijke democratie er toch altijd nog weer jonge generaties van bestuurders zullen zijn die graag de zak op de nek nemen om hem verder te torsen. Als dan inderdaad deze jeugd in deze samenleving zo kritisch functioneert, dan zal zij op het ogenblik waar op anderen zeggen: „En nu is het gebeurd.", rijp moe ten zijn ook verantwoordelijkheden op zich te nemen. Ik hoop, dat ik niet teleurgesteld wordt in de aspira ties die jongere generaties voor dit werk hebben tot heil van de gemeenschap die Leeuwarden heet, de stad die een klimmende leeuw in haar wapen heeft. (Applaus) De Voorzitter: Hiermede zijn wij gekomen aan het einde van deze vergadering. Ik stel voor, dat wij met elkaar nog iets gaan drinken op het Blanke Ruim; de uitnodiging geldt zowel voor de raadsleden als voor de pers. De Voorzitter sluit, om 21.45 uur, de vergadering. Verslag van de vergadering op dinsdag 14 november 1972 van de afdeling I van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1973. Aanwezig van deze afdeling: de heren W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, J. T. Vellenga en J. Wiersma. Afwezig: de heer Mr. B. P. van der Veen. Aanwezige overige raadsleden: mevr. E. Branden- burg-Sjoerdsma en de heren T. H. van Haaren, O. Hei- dinga, S. Hiemstra, H. Jansma, J. F. Janssen, J. de Jong, A. Klomp (vanaf 19.50 uur), J. B. Singelsma, K. Spoelstra en N. Sterk. Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. P. de Jong, Se cretaris, Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secretaris, H. L. de Haan, ambtenaar van de afd. Kabinet en Algemene Zaken, Mr. H. J. Winkelman, Hoofd van de afd. Kabinet en Algemene Zaken, en C. IJsbrandij, Hoofd van de afd. Financiën en Belastingen. Te behandelen punten: Algemeen. Algemene Dienst: Hoofdstuk II, Algemeen Beheer. Hoofdstuk III, Openbare Orde. Hoofdstuk VIII, par. 7, Internationale samenwerking. De Voorzitter: Ik heet U hartelijk welkom op de eerste afdelingsvergadering. Wij hadden Minister Lang- man op bezoek; die arriveerde pas om half 7 uit Brus sel en daarom ben ik enkele minuten te laat. Ik neem aan, dat U mij dat, gezien het excuus, niet al te kwalijk zult nemen. De heer Van der Veen is er nog niet; misschien komt hij nog. Ik stel voor, dat we met onze werkzaamheden beginnen. De procedure kennen we zo langzamerhand wel. Ik stel dus direct aan de orde de algemene punten die eigenlijk bij geen enkel hoofdstuk thuishoren, alge mene opmerkingen, die in het vraag- en antwoordspel naar voren zijn gekomen. De heer Vellenga: Ik vraag mij even af, of het zin zou kunnen hebben eerst de eerste 6 punten te bespreken anders zouden we onderling niet zo veel met elkaar verband houdende onderwerpen tegelijk aan de orde hebben. De eerste 6 punten kun je heel duidelijk onder één noemer brengen. (De heer Van Haaren: De eerste 5.) Als de heer Van Haaren zegt: de eerste 5 punten, vind ik dat ook uitstekend; dan kunnen we later naar de gevangenis gaan. (De heer Van Haaren: Ik weet niet of de gevangenis zoveel te maken heeft met het Noorden des lands.) Omdat in het antwoord op vraag 6 (betr. de gang van zaken aangaande de bouw van een nieuw huis van bewaring) ook even wordt gespro ken over de ,,Nota Noorden des lands 1972", kwam ik tot. de eerste 6 punten. De Voorzitter: Ik ben het wel met de heer Vellenga -ens. Als we alle 9 punten tegelijk aan de orde krijgen, springen we misschien wat van de hak op de tak. ALGEMEEN. Punten 1 t.e.m. 6. De heer Vellenga: De eerste 2 punten laat ik even 'iggen; dat ligt ook wel voor de hand. Ik zal me op dit moment in de eerste plaats beperken tot het ant woord van het College op de vragen 3, 4 en 5, om daarna nog een enkele vraag te stellen over punt 6. Ik kan mij voorstellen, dat op het moment, dat het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 (ontwikkeling van Leeuwarden in het kader van de ontwikkeling van het Noorden des lands) werd geschreven, U kwam tot dc formulering zoals die staat in het Verslag van de Com missie van Rapporteurs: „Wat de realisatie van onze verwachtingen betreft, mogen wij verwijzen naar de inmiddels verschenen „Nota Noorden des lands 1972" en de nota over de spreiding van de rijksdiensten." Ik weet niet of het College op dat moment al grondig ken nis had genomen van die nota's. Mocht dat toen niet het geval zijn geweest, dan zou dat nu wel het geval kunnen zijn. In de aanhef van Uw antwoord op de vragen 3, 4 en 5 kunnen wij een aantal punten lezen die verband houden zowel met die „Nota Noorden des lands 1972", als met onze gemeentepolitiek. Het eerste punt is de wegverbindingen. Ik dacht, dat er in de betreffende nota een paar weggedeelten wor den genoemd waarbij Leeuwarden inderdaad een be paald belang kan hebben, hoewel het aan de andere kant ook zo is, dat die in zekere zin al onderweg wa ren en dus ook al betrokken zijn geweest in beschou wingen van Uw kant n.a.v. het punt: verbindingen van Leeuwarden, m.n. in westelijke richting. Interessanter is waarschijnlijk het punt van de in frastructuur-verbeterende werken. Als ik het goed heb begrepen, dan was daar tot en met 1972 een bepaalde pot voor waar ook Leeuwarden van tijd tot tijd wel eens uit geput heeft, maar het bijzondere van de laat ste Nota Noorden des lands zou zijn, dat er nu bij Eco nomische Zaken een extra pot voor het Noorden is van f200.000.000,Mijn eerste vraag is: Is het inderdaad een extra pot of zit er ook nog een stuk overloop in? Is het zo, dat wij van onze kant al een claim gedaan hadden op de bestaande pot of de toekomstige pot? Is het zo, dat U na het verschijnen van die nota nieuwe claims op tafel hebt kunnen leggen en zo ja, voor welke objecten? (dus m.n. dan in die infrastructuur- verbeterende-werken-sfeer) Het volgende punt is de onderwijsvoorzieningen. Wij hebben na het laatste bezoek van Staatssecretaris Schelfhout een deel van de oogst binnen kunnen halen; ik dacht, dat we met instemming kunnen constateren, dat wij behoudens de h.e.a.o.-school voorlopig een deel van ons wensenlijstje hebben kunnen verwerkelijken. De h.e.a.o.-school is eigenlijk een zaak die bij een an dere afdeling zou horen, maar misschien is daar op dit moment ook al iets over te zeggen. Het laatste punt in dit rijtje dan is de sprei ding van de rijksdiensten. In de hele opzet van de spreiding van de rijksdiensten is het zo, dat Leeuwar den voor de eerste 4 a 5 jaar zou kunnen rekenen op 400 arbeidsplaatsen en in de komende 10 a 12 jaar op 1000. Als wij ons nu beperken tot die eerste periode, dan weet ik niet of het College op dit moment ook over hardere gegevens beschikt dan waarover wij in het algemeen kunnen beschikken. Temeer omdat er vanavond op de radio, waar ik om half 7 met een half oor even naar heb zitten luisteren, berichten waren over het verplaatsen van een aantal onderdelen van Defensie, waarbij ook het magische ge tal 400 viel, zonder dat men kon aanduiden waarheen die onderdelen van Defensie zouden gaan. Ik weet dus niet, of U op dit moment, mede n.a.v. Uw laatste ge sprek wat dan de reden was van Uw ietwat verlate komst hier daarover iets meer zou kunnen zeggen. En wanneer ik dan overwip naar een punt dat ook verband houdt met punt 6 (nieuw huis van bewaring) dan is het zo, dat in de „Nota Noorden des lands" ook gesproken wordt over een bedrag van 60 miljoen voor stedelijke verkeersvoorzieningen. U duidt daarop in Uw antwoord. Alleen, ik heb het antwoord niet helemaal begrepen. Dat ligt natuurlijk aan mij. Maar ik wilde er daarom toch nog even op in vragen. Ik lees in het ant woord op vraag 6 n.l. dit: „Aangezien een nieuw huis van bewaring in Leeuwarden in het normale bouwpro gramma van het Ministerie van Justitie voor de eerst komende jaren niet kon worden opgenomen, bleek de enige mogelijkheid om op korte termijn tot afbraak en nieuwbouw te komen" dus hier is niet alleen sprake van het afbreken van het oude kavalje dat er staat maar ook van nieuwbouw„te zijn, hiervoor een extra bedrag uit te trekken in het kader van de ste delijke verkeersvoorzieningen. Dit zou dan moeten ge beuren bij het beschikbaar stellen van gelden in het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 1