0 li
heeft men zich toen nog even bezonnen op de zaak. In
de eerste hearing bleek, dat de bezwaren wel waren
weg te nemen, maar dan moesten er wel enkele maat
regelen worden getroffen. Men stelde bijv. als voor
waarde, dat de kramen niet vlak voor de winkels aan
het Ruiterskwartier zouden staan. Er moest een, straat
ruimte tussen blijven; dat betekent, dat de kramen dan
op het parkeerterrein komen, want er zouden wel drie
rijen kramen een plaats moeten vinden. De consequen
tie van het missen van een stuk parkeerterrein drong
in een latere fase van de onderhandelingen bij de bin
nenstadswinkeliers door. Nu hebben we al zo weinig
parkeerruimte, zei men, en wat we hebben, geven we
zaterdags zo maar prijs aan de marktkooplieden. Uit
eindelijk heeft dat zoveel bezwaren opgeleverd, dat het
advies van de Commissie Midden- en Kleinbedrijf dui
delijk afwijzend was. Toen vroegen B. en W. zich af:
Wat moeten we nu? Aan de ene kant het advies van
een groep, die er toch wel mee akkoord ging, aan de
andere kant een bepaald afwijzend advies. Toen men
dus niet tot een unaniem standpunt over deze kwestie
kwam en men zoveel bezwaren had, durfden B. en W.
het niet aan de verplaatsing door te laten gaan. Het
College heeft wel gezegd: Wanneer er verkeerstech
nische bezwaren zouden zijn om op de zaterdagmid-
dagmarkt te staan, dan zullen we proberen die weg te
nemen, want deze bezwaren behoorden tot de grieven
die de marktkooplieden hadden. We hebben het idee,
dat nu het probleem voorlopig even van de baan is.
Of het geheel en al is opgelost, hangt ook van de ont
wikkeling ter plaatse af. Volgens de marktkooplieden
zou de markt op de Nieuweburen ten dode opgeschre
ven zijn, maar het is best mogelijk, dat het nog iets
meevalt.
De heer Miedema heeft zijn waardering uitgesproken
over het terugbrengen van het tekort van de dienst
en daar ben ik hem dankbaar voor. Het is niet ge
makkelijk het tekort terug te dringen en dan is het
wel plezierig te constateren, dat de vermindering zich
voortzet. We hopen het tekort beneden de 3 ton te
krijgen door de verhoging van de rechten; ik geloof,
dat we dan toch wel de goede kant uit gaan.
De heer Van Haaren heeft bij vraag 4 opgemerkt,
dat de verlaging van de heffing eigenlijk een prikkel
moest zijn om het milieu schoon te houden. Ik ben
het wel met de heer Van Haaren eens, dat we aan het
probleem op zichzelf wel de nodige aandacht moeten
schenken, maar als hij deze maatregel ook wil uit
strekken tot andere bedrijven dan het Markt-, Haven
en Slachthuisbedrijf, dan moet ik toch opmerken, dat
het probleem bij die andere bedrijven niet zozeer speelt;
we hebben eigenlijk geen „vuile" bedrijven, althans
geen bedrijven, die zoveel vuil afwerpen als het onder
havige bedrijf. We hebben hier te maken met een
stukje voorzuivering door het bedrijf zelf en daardoor
wordt een lager inwonersequivalent in rekening ge
steld, zodat men ook met minder heffing toe kan (hoe
wel dit een bijkomende factor is).
WONINGBEDRIJF.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Op vraag 1: „Over
weegt het College om het gemeentelijk woningbezit
onder te brengen bij de plaatselijke woningbouwcor
poraties?" wilde ik niet ingaan dat heeft natuurlijk
zijn voor en tegen maar ik wilde opmerken, dat de
huurders van gemeentelijke woningen een beetje in het
nadeel zijn. Ik wil geen kritiek uitoefenen op de wo
ningbouwcorporaties, want ik weet, dat zij wel huur
ders overnemen van het gemeentelijk Woningbedrijf.
Het gaat echter hierom: Wij hebben in het gemeente
lijk Woningbedrijf eigenlijk maar één categorie wonin
gen, n.l. beneden zo'n f 120,huur. Er zijn wel iets
duurdere bij, maar dat aantal is niet noemenswaard.
Er bellen mij wel eens mensen op, die zeggen, dat het
zo moeilijk is om door te stromen. Woont men in een
woning van een corporatie dan lukt de doorstroming
beter. De huurders van gemeentewoningen die willen
doorstromen, moeten naar een corporatie: „Ver. v.
Volkshuisvesting", „Patrimonium" of „Beter Wonen"
en die nemen zoals gezegd, ook wel veel van deze
mensen over ik heb ernaar gevraagd maar ik
wilde graag eens weten, welke afspraken daarover be
staan.
De hear Miedema: Miskien moat ik it witte kinne,
mar ik wit it net. N.o.f. fraech 2 (bistudearring for-
aldering gemeentlik wenningbisit) soe ik graech for-
nimme, hoe't de amtlike wurkgroep gearstald is en
oft der ek hwat sicht op is, hwannear't dy groep mei
har wurk klear is.
De heer Van Haaren: Ter aanvulling op wat mevr.
Brandenburg naar voren bracht, wilde ik opmerken,
dat inderdaad een van de moeilijkheden is, dat, als je
een woning van het gemeentelijk Woningbedrijf wilt
verlaten, je je opnieuw moet laten inschrijven bij een
van de corporaties.
Wat vraag 1 betreft, hadden wij gehoopt, dat wij
het standpunt van de Wethouder of van het College
van B. en W. eens zouden vernemen. B. en W. willen
eerst het rapport van de werkgroep afwachten, maar
is het niet mogelijk U uit de tent te lokken en toch
eens even Uw eigen oordeel hierover te geven? De
corporaties zijn erg versnipperd, maar de traditionele
levensbeschouwelijke achtergronden, waaruit ze ge
groeid zijn, zijn al erg vervaagd. We leven nu in een
tijd, waarin iedereen spreekt over schaalvergroting en
fusering, waardoor het werken veel efficiënter wordt.
Aan de andere kant zien we de nadelen van onder
brenging bij de corporaties ook wel. We kunnen soms
een aantal dingen realiseren binnen ons eigen Wo
ningbedrijf we hebben dat nog in de laatste raads
vergadering meegemaakt die niet kunnen gebeu
ren, als de huizen eenmaal in corporaties zijn onder
gebracht. Maar hoe denken B. en W. hier nu over?
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb misschien wel
een merkwaardige vraag. Mij is gebleken, dat dienst
weigeraars zo her en der bij diensten van het Rijk
misschien ook bij gemeentediensten en dat zou ik
graag willen weten worden ondergebracht. Zo kan
het gebeuren, dat een bouwvakker, die dienstweige
raar is, te werk gesteld wordt bij het Rijksarchief.
En dat verbaast je dan natuurlijk een beetje en je
vraagt je af: Kan zo'n man geen nuttiger werk doen?
(De heer Heidinga: Het zijn knappe lui, die bouw
vakkers.) (De heer Van Haaren: Het zijn vaak de
beste.) Nu ben ik eens gaan onderzoeken, hoe dit in
zijn werk gaat. En ik heb begrepen, dat in Den Haag
door verschillende hoofden van rijksbureaus ervoor ge
pleit wordt die mensen te krijgen voor werk waar men
anders doodgewoon niet aan toe komt. (De Voorzit
ter: U komt toch wel weer bij het Woningbedrijf?)
Ja, stellig, want ik heb zo het idee, dat er bij het Wo
ningbedrijf nogal wat dingen te doen zijn, waar de
Gemeente doodgewoon geen geld voor heeft. Dat zal
dan waarschijnlijk werk moeten zijn, waarmee men aan
bedrijven, die daar recht op hebben, geen concurrentie
aandoet en dat misschien beter door militaire dienst-
weigerende bouwvakkers zou kunnen worden opge
knapt. Het is misschien een wonderlijke gedachte,
maar het moet U toch ook wel gek voorkomen, dat je
een dienstweigerende bouwvakarbeider bij het Rijks
archief aantreft. Onderzoekt U het eens.
De heer De Jong (weth.): Mevr. Brandenburg heeft
het probleem van het Woningbedrijf aan de orde ge
steld in die zin, dat ze de indruk heeft, dat de huurders
van woningen van het Woningbedrijf wel eens iets in
het nadeel zijn in vergelijking met de huurders van
woningen van woningbouwcorporaties, omdat men niet
binnen het bezit van het eigen bedrijf kan doorstro
men, en omdat dit naar het woningbezit van de corpo
raties moet geschieden. Zij vraagt: Bestaan er ook af
spraken? Er is destijds ik dacht februari 1971
deze afspraak gemaakt, dat Gemeente en corporaties
woningen beneden een bepaald huurniveau (ik meende,
dat dat toen f 137,50 was; het zal nu ongeveer f145,—
zijn) niet meer zelf mogen verhuren. Dat moet in de
commissie die wekelijks bijelkaar komt, gebeuren.
Want wie zou beter kunnen bepalen wie een vrij ko
mende woning kan krijgen? Vroeger heeft de Gemeen
te haast alle urgente en moeilijk plaatsbare „gevallen"
opgenomen en die opname is, sinds de betreffende rege
ling van kracht werd, wel wat meer gespreid gewor
den. Het dragen van een stuk mede-verantwoordelijk
heid voor dit soort gevallen door de woningbouwcorpo
raties is niet zonder resultaat gebleven.
Zijn de huurders van gemeentewoningen in het na
deel t.o.v. huurders van woningen van woningbouw
corporaties? Ik weet het niet. Ik heb dat nooit ge-
jnerkt. (Mevr. Brandenburg-S joerdsma: Ik bedoel die
huurders, die uit een goedkope gemeentewoning naar
een woning van zo'n f200,willen doorstromen.) Dus
U bedoelt niet naar die woningen waarop de Gemeente
een claim heeft? (Mevr. Brandenbur g-S joerdsma
Nee.) Dat huurders van gemeentewoningen die deze
willen verlaten, minder vlot door de woningbouwcor
poraties aanvaard zouden worden dan degenen die bij
de woningbouwverenigingen zelf ingeschreven staan,
betwijfel ik. Ik krijg ook bijzonder weinig van dit soort
gevallen op mijn spreekuur. Als U met die gevallen
bekend is, zou ik de mensen wel eens bij mij willen
hebben. Ik zou dan wel graag willen bemiddelen. De
huurders van gemeentewoningen mogen niet gedu
peerd worden, doordat de Gemeente zelf niet de door
hen gewenste woningen bouwt. De doorstroming mag
hierdoor niet minder gemakkelijk gaan. Elk geval dat
zich voordoet, heeft stellig mijn aandacht en de ge
wenste doorstroming wil ik wel proberen te bevorde
ren. (Mevr. Brandenburg-S joerdsma: Ik zal het door
geven.) (De Voorzitter: Maar die gevallen worden
toch, neem ik aan, wel in de commissie besproken
De commissie kan niet dwingend optreden, maar
spreekt zoiets toch wel door?) Ja, alle gevallen komen
in de commissie. (De heer Miedema: Niet allemaal.)
(De heer Van Haaren: Niet als het om woningen gaat,
die een hogere huur doen dan f145,De gevallen
waarin het gaat om woningen boven de f 145,per
maand, komen ook in de commissie, maar de woning
bouwcorporaties zijn er t.a.v. die woningen uiteindelijk
zelf baas over, wie ze erin willen plaatsen. Dat is niet
meer een kwestie van toewijzen, maar wel van overleg.
Het is dus voor mij best mogelijk, als ik van de door
mevr. Brandenburg bedoelde gevallen kennis neem,
deze naar de commissie door te spelen en te vra
gen daar aandacht aan te besteden. En ik heb meer
dan eens meegemaakt, dat de gang van zaken in ge
vallen, waarop ik de commissie had geattendeerd, bij
zonder vlot was. (Mevr. Brandenburg-Sjoerds ma: Ik
ken een paar gevallen en die zal ik U wel even door
geven. Ik maak de woningbouwcorporaties echter geen
verwijt; ze hebben natuurlijk genoeg aan zichzelf.
Maar het is voor huurders van gemeentewoningen wel
sneu, als ze er bij doorstroming nooit of veel moeilijker
tussen komen dan huurders van woningen van woning
bouwcorporaties.) De heer Heid-nga: Ik geloof, dat
deze kwestie een andere oorzaak heeft. Ik heb er ook
wel eens iets mee te maken. Soms komen er ook men
sen in zo'n geval bij mij. Het zijn veelal huurders van
een woning van het gemeentelijk Woningbedrijf, die
menen, dat het Woningbedrijf hen aan een woning
van een woningbouwcorporatie kan helpen. Maar dan
zeg ik hun: Jullie moeten je bij een woningbouwcor
poratie laten inschrijven. En dan is men heel verbaasd.
Maar men moet zich zelf melden bij de „huisbaas", van
wie men graag een huis wil hebben. En daar moeten
de mensen gewoon op attent gemaakt worden.) Moch
ten er problemen zijn, ik wil me graag beschikbaar
stellen om daarbij te helpen. En misschien is het wel
zaak, dat het gemeentelijk Woningbedrijf en de wo
ningbouwcorporaties gezamenlijk nog eens een stukje
voorlichting weggeven. Als zich het manco voordoet,
dat de heer Heidinga schetste, dan is de enige oplos
sing, in dezen voor publiciteit te zorgen. De regelingen
zijn duidelijk omschreven en de verhouding tussen Wo
ningbedrijf en corporaties is uiterst plezierig; er zijn
dus te dien aanzien geen moeilijkheden. We moeten
zien te voorkomen, dat mensen gedupeerd worden.
De heer Miedema heeft gevraagd naar de samen
stelling van de werkgroep, bedoeld onder de vragen 1
en 2. Daarin zitten: de heer Braaksma, adj.-Hoofd van
de afd. Bedrijven en Controle, de heer Van der Veen,
directeur van het Woningbedrijf, en de heren Van der
Knoop en Zwart van de afd. V.O.W. Die commissie van
vier is al verschillende keren bij elkaar geweest; het
is een kwestie van inventariseren enz. en van nagaan
in hoeverre meer efficiency en besparing kunnen wor
den bewerkstelligd, als men tot een integratie van het
woningbezit van Woningbedrijf en corporaties over
zou gaan. Ook de financiële positie van de woning
bouwcorporaties en de consolidering van de eventuele
nieuwe situatie behoren tot de problemen waar deze
commissie zich mee bezig houdt. Het lijkt mij verstan
diger de heer Van Haaren moet het mij maar niet
kwalijk nemen om, zolang de commissie niet ge
rapporteerd heeft, niet te veel over deze aangelegen
heid te zeggen. Deze problematiek zal m.i. in de toe
komst wel op ons af komen. Dat is er ook eigenlijk
een van de oorzaken van geweest, dat het College des
tijds gezegd heeft: Met een bedrijf, dat niet groeit,
maar wel lastenverzwarend werkt, krijgen wij het
moeilijk. De punten die daarbij in het geding zijn, moet
je in ieder geval eens op een rijtje zetten, zodat je met
de toestand op de hoogte bent. Ik wil U wel zeggen,
dat ik het direct niet zo zie, dat wij in de eerstkomende
jaren met een voorstel tot een eventuele overdracht
zullen komen. Dat moet U althans in deze zittings
periode van de Raad niet verwachten. Maar we moe
ten wel de lijnen, die ik heb aangegeven, in de gaten
houden. Mocht het rapport t.z.t. uitgebracht worden,
dan worden we vanzelf wel met de neus op deze pro
blematiek gedrukt. (De hear Miedema: Kinne Jo net
sizze, hwannear't dat rapport forskine sil?) Ik weet
het niet. Misschien dat de heer Braaksma het weet.
(De heer Braaksma: Het zal nog geruime tijd duren.)
(De Voorzitter: Er zijn wel dringender dingen te doen
dan het opmaken van dit rapport.) Mag het voor de
volgende begroting verwacht worden, mijnheer Braak
sma (De heer Braaksma: Waarschijnlijk wel een voor
lopig rapport.)
De Voorzitter: Laten we het zo stellen: Het is du
bieus, of het College inderdaad het volgend jaar met
een nota of een voorstel in de Raad komt. Maar als
de Raad het volgend jaar vragen stelt, dan zullen we
hem, dacht ik, niet ons standpunt onthouden. Als U
begrijpt wat ik bedoel, mijnheer Miedema?) (De hear
Miedema: Jawol, dat is maklik genöch.)
De heer De Jong (weth.): Mevr. Visser heeft nog
de moeilijkste vraag gesteld. (Mevr. Visser-van den
Bos: Ik wil nog even iets ter toelichting zeggen.
De werkzaamheden in de Willem Sprengerstraat
bijv., waarmee men niet helemaal klaar kon komen,
lijken me toch niet in de sfeer te liggen, dat je moei
lijkheden met de bouwvakpatroons krijgt, als je daar
een dienstweigeraar voor zou aanstellen. Zijn salaris
komt niet ten laste van de Gemeente. Hij krijgt ge
woon soldij.) Ja, dat dacht U maar. (Mevr. Visser-van
den Bos: Dat werd mij op het Rijksarchief verteld,
hoor!) Nu, dat lijkt mij wel heel wonderlijk. Er is ten
slotte sprake van lasten. Bij rijksdiensten is het een
kwestie van „vestzak-broekzak". Van Defensie naar
Rijksarchief betekent uiteindelijk een overboeking.
Maar als de Gemeente eraan te pas komt, dan zullen
de kosten haar wel in rekening gebracht worden. Met
leerlingenkosten, stages e.d., is dat ook het geval.
(Mevr. Visser-van den Bos: De dienstweigerende mi
litair is een apart probleem.) (De Voorzitter: Laten
wij er hier geen probleem van maken. Wij zullen in
formeren. Want ik kan U de verzekering geven, dat
wij, als wij waar dan ook gratis werkkrachten kunnen
krijgen, i.v.m. onze begrotingspositie daarvoor „in"
zijn.) Bedankt, Voorzitter.
De Voorzitter: Ik stel het wel op prijs nog even iets
te zeggen n.a.v. de vraag die de heer Van Haaren stel
de ik vond die vraag heel interessant of de wo
ningbouwcorporaties niet te veel versnipperd zijn. In
zijn algemeenheid kun je zeggen, dat er inderdaad in
onze samenleving een tendens naar concentratie is;
dat heeft hij terecht opgemerkt. Ik heb kortgeleden bij
een bepaalde gelegenheid het volgende gezegd: „Wij
moeten bijzonder content zijn, dat wij in Leeuwarden
de Federatie van Woningbouwcorporaties hebben." En
naar mijn mening werkt die ook heel goed. En juist
nu wij die federatie hebben, kunnen die problemen, die
anders ertoe zouden kunnen noodzaken tot een groter
geheel te komen, in het kader van de federatie heel
duidelijk worden opgelost. De woningbouwcorporaties
bepalen in de federatie, voor wat de belangrijke pro
blemen betreft, ook een duidelijke koers. Ik stel het
voorts bijzonder op prijs, dat er een heel goed contact
is tussen de Gemeente en de woningbouwcorporaties;