12 30
De heer Van Rooijen: Graag. Ik ben inderdaad in
deze commissie werkzaam. In de loop der jaren is
misschien het systeem wat verbeterd, maar een feit
blijft, dat wij in Friesland, gezien het lage land of
het hoge water het is maar van welke kant men het
bekijkt ten eeuwigen dage zullen blijven zitten met
de moeilijkheid, dat grond en water vlak bij elkaar
liggen. In de overwegingen worden ook betrokken de
komende wetten op de afvalverwijdering en de bo
demverontreiniging. Zoals het er op het ogenblik uit
ziet, is het voor Friesland een zeer dubieuze zaak, dat
met de methode van vuil begraven onbeperkt kan
worden doorgegaan. Deze methode is meer weggelegd
voor gebieden die hoger liggen, zoals bijv. Twente, een
specifiek voorbeeld, hoewel daar regelmatig proeven
genomen moeten worden om te weten te komen of
toch, ondanks dat de grond daar hoog ligt, het grond
water niet vervuilt; daar komt men heus wel achter.
En dan moeten daar ook alle mogelijke dure maat
regelen genomen worden. Op aandrang van de opposi
tie begrijpelijk, als er een zo radicaal rapport op
tafel komt is er nog een nieuwe niet-provinciale,
maar intergemeentelijke commissie in het leven ge
roepen, waarvan ik ook de eer heb deel uit te maken.
Ook in die commissie is men in het algemeen tot de
conclusie gekomen, dat we or zeer ernstig rekening
mee moeten houden, dat het begraven van vuil van
voorbijgaande aard zal zijn. En U weet ook, dat we
in de laatste vergadering waarin de vuilverbranding
besproken is, teruggestapt zijn van drie naar twee
eenheden, wat dus voor Leeuwarden, Baarderadeel en
Menaldumadeel voldoende is, terwijl de installatie toch
nog enige uitbreidingsmogelijkheid heeft. Want we
moesten toch ook rekening houden met de toename
van de hoeveelheid vuil. Ik verwacht zeker, dat hier
over een jaar of vijf meer perspectieven komen en
daarom kan ik Uw pessimisme t.a.v. de vuilverbran
ding niet delen, te meer omdat we op grond van de
komende wet ook in Friesland wel tot vuilverbran
ding gedwongen zullen worden. Daar heeft men in het
algemeen ook wel begrip voor; men voelt het ook aan
komen. De uiteindelijke conclusie (die nog verder uit
gewerkt moet worden) van de intergemeentelijke
commissie was ook, dat moet worden begonnen met
een opzet, die uitbreiding mogelijk zal maken, want
U weet: Zou heel Friesland tot vuilverbranding over
gaan, dan zou er ook nog een installatie in Heerenveen
moeten komen. We hebben zelf gemerkt, dat er heel
wat tijd mee heen gaat, voordat zo'n installatie er
staat. En ais de genoemde wet ingevoerd wordt, zal
er ook nog een overgangsbepaling moeten komen. Men
kan maar niet één, twee, drie van het ene systeem op
het andere overstappen. Maar voorlopig zullen we ge
meenschappelijk de drie mogelijkheden die er in Fries
land zijn, nog gebruiken, t.w. de vuilverbranding in
Leeuwarden, de afvoer naar de VAM en het begraven
in Veenwouden. Deze stortplaats zal op den duur wel
licht moeten verdwijnen, al zijn er bepaalde stoffen,
die nog wel zouden kunnen worden begraven, bijv.
puin en stoffen die geen nadelige invloeden kunnen
hebben. Op den duur zullen wij echter toe groeien naar
het systeem dat wij in Leeuwarden gekozen hebben.
Er mogen onderzoekingen zijn gedaan waarbij proeven
genomen zijn die gunstig zijn uitgevallen, maar het
gaat hier om een proces dat jaren kan duren. En als
men merkt, dat het oppervlaktewater verontreinigd is,
dan is het veel en veel te laat, want dan is er geen
redden meer aan. Dat moeten we ook beslist onder
ogen zien.
Ik wilde het hier eigenlijk maar bij laten.
De heat' Mïedema: Mei ik hjir efkes op yngien,
mynhear de Foarsitter? De hear Van Rooijen stelt,
dat der ündersikingen dien binne. Is it yndied wier,
sa't ik miende, dat dy ündersikingen dien binne op
plakken dêr't seis jier lyn de smoargens bigroeven
wie en dat grounwettermunsters ütwiisd hawwe, dat
it wetter like skjin wie as op plakken, dêr't nea hwat
bard is? Ik nim oan, dat hy as fakman dêrmei op de
hichte is. (Dy proeven hat men yn Feanwalden nom-
men.) Ik nim oan, dat, as it wetter nei seis jier noch
skjin is, wy der net to swier oan hoege to tillen. En
as der gjin forüntreiniging is, dan kinne jo de wet
ek net tapasse.
De heer Van Rooijen: Maar nu moet ik voor één
ding waarschuwen. De methode van begraven is veel
verbeterd; daar hebben wij indertijd ook onze eisen
aan gesteld. Terwijl er gestort wordt, is er geen wa
ter. Je kunt niet eeuwig blijven doorpompen. Als de
stortplaats vol is, dan houdt het pompen op en komt
het water weer omhoog. En dan is het vuil dat in de
grond zit, nog niet zo ver, dat het gecomposteerd is.
Iets wat hand over hand toeneemt en waar ook studie
van gemaakt moet worden, ook hier in Friesland, is
het storten van gevaarlijke afvalstoffen. Aan de
Greunsweg trachten wij achter die stortingen te ko
men, om hierdoor zoveel mogelijk vergiften te vermij
den. Soms lukt het, maar soms kan men het ook niet
vinden. Ik weet niet, of het U bekend is, maar er is
indertijd een hele rel over de stortplaats in Bochum
geweest, waar een hele lading gif terecht gekomen is.
Dat zijn ook verschrikkelijke nadelen van begraven
en zeker, als men met zo veel water te maken heeft.
De watermonsters kunnen op dit moment misschien
goed zijn, maar U moet niet vergeten, dat, als de stort
plaats vol is, het malen ophoudt en het grondwater
weer omhoog komt. Ik zei al, dat de vervuiling na
jaren pas aan het licht kan komen.
De heer J. de Jong: Mag ik een korte opmerking
maken? In het Buiten veld wordt niet gemaald; daar
wordt niet gepompt; daar wordt een dagkuil gegraven;
daarin wordt het vuil gestort; die kuil wordt 's avonds
afgedekt en er wordt de volgende dag verder gegraven.
Men heeft oorspronkelijk de moeilijkheid gehad, dat
er water in de kuil kwam wat de heer Van Rooijen
ook stelt dat er in het water werd gestort. Dat
kon niet, dat doet men al jaren niet meer. Ik ben er
kortgeleden verschillende keren geweest, ook met ex
cursies, en ik kan niet anders zeggen, dan dat dit een
buitengewoon belangrijke zaak is, zelfs zeer interes
sant om te gaan bekijken. (De heer Van Rooijen:
Maar daar wordt gemaald, hoor!)
De Voorzitter: Ik stel voor, dat wij niet verder
gaan met deze discussie. Die is voor ons op zich zelf
ook niet meer belangrijk, want wij gaan binnenkort
verbranden, wat er ook gebeurt. We gaan de instal
latie niet weer afbreken.
De heer J. de Jong: Ik zou willen weten, wat voor
deliger was.
De heer De Jong (weth.): Daar hebben wij des
tijds rapporten over gemaakt en bovendien wij mochten
niet meer storten. Er is zelfs een datum gesteld. U
moet goed in de gaten houden, dat wij niet zouden
zijn opgehouden met storten, maar G.S. hebben het
ons verboden. (De heer Miedema: Andere gemeen
ten hebben opnieuw vergunning gekregen.)
De heer J. de Jong: Mag ik nog even een korte
vraag stellen? Hoe ligt het dan op het ogenblik? Wij
hebben er, dacht ik, op gerekend, dat de omliggende
gemeenten zich bij ons systeem zouden aansluiten. En
naar ik op dit ogenblik geïnformeerd ben, meen ik,
dat die zaak eigenlijk wel een beetje om ons heen af
brokkelt. Hoe komt het dan met de exploitatiekosten?
Ik dacht, dat we gerekend hadden op de mogelijkheid
van een derde oven. Of de omliggende gemeenten al
of niet meedoen, de exploitatiekosten van de installa
tie blijven vrijwel gelijk, maar de lasten voor Leeu
warden worden hoger, als genoemde gemeenten niet
meedoen. Welke visie heeft men daarop?
De heer De Jong (weth.): We hebben destijds de
zaak in eerste aanleg opgezet voor Leeuwarden sec.
En naderhand hebben we gevraagd: Zijn er ook ge
meenten die mee willen doen? Twee gemeenten heb
ben daar positief op gereageerd; Ferwerderadeel heeft
wel belangstelling, maar deze gemeente zit met finan
ciële moeilijkheden, waarom ze niet kan deelnemen.
Provinciaal is dit hele geval nog in onderzoek. De
Provincie heeft ons wel het vuilstorten verboden, maar
de andere gemeenten nog niet. Maar zij wil wel zoveel
mogelijk uitgaan van een planmatige opzet van vuil
verbranding voor de gehele provincie. Zo U weet, is
in het rapport van de eerste commissie gepland, dat
Leeuwarden na zijn eerste drie ovens nog drie ovens
zou krijgen, terwijl in Heerenveen daarnaast
vijf ovens zouden komen. Er was dus een capaciteit
voorzien van haast het viervoud van wat wij nu krij
gen. Dat is in de kring van de Friese gemeenten be
sproken. En daar waren de standpunten gevarieerd.
Een deel zei: Laat het alsjeblieft blijven zoals het nu
is het kost ons niet te veel en het gaat ons wel
naar de zin maar een ander deel zei: Wanneer we
toch moeten veranderen, dan kunnen we wel overstap
pen naar de VAM, en een derde deel zei: Als we moe
ten veranderen, dan zullen we ons oriënteren op vuil
verbranding. En die meningen heeft men nog. Deze zaak
is bepaald nog niet uitgegeten, ze is nog volop in discus
sie, het onderzoek is nog gaande, maar men moet hier
vandaag of morgen verder mee. Dat is ook het stand
punt van G.S. en eveneens van de tweede commissie,
waarin ook de heer Van Rooijen zitting heeft. Er wordt
aan gewerkt en ik ben er vast van overtuigd, dat de
vuilverbranding in de toekomst in een behoefte voor
ziet. In het systeem dat Leeuwarden gaat toepassen,
blijft geen vuil over, ook geen plastic, mijnheer Van
der Veen; ook dit verbrandt volledig. En met de vuil-
begraving is dat een groot probleem. Wat hier zal
overblijven, zijn slakken, die we kunnen verkopen voor
wegenaanleg. Het overblijvende ijzer kunnen we in
compacte vorm als oud ijzer doorverkopen. Dus er
blijft hier geen resedu over.
Ik stap nu over op de volgende vraag.
De heer Miedema heeft het gehad over de privaat-
tonnen, welk probleem hij heeft gecombineerd met dat
van de amovatiepanden. Dy problemen hingje yndied
meielkoar gear. De hear Miedema freget, oft it ek
mooglik is, dat de Ried in tiidskema krijt. Wy witte
der nou sa'n bytsje fan, seit hy. Hwat bart earst en
hwat letter? Wy hawwe eartiids it ündersyk hawn fan
de Nationale Woningraad en dat omfette in tal wen
ningen fan 2279. Dêrfan soene wy binnen fiif jier 913
amovearje. En dan soene wy 136 noch tsien jier yn
stan hélde en 260 renovearje foar 15 jier en 970 foar
25 jier. Dat wie doe it skema, hwer't trije tsjokke rap
porten en ek forkoarte rapporten fan de Nationale
Woningraad oer biskikber wiene. Doe is dit probleem
bisprutsen mei de wenningboukorporaesjes yn de Com
missie Vooroorlogs Woningbezit, hwant it gyng oer
allegearre foaroarlochske wenningen. En dêrüt die
bliken, dat hwat langer wy hjir mei dwaende wiene,
hwat near der bihoefte by de wenningboukorporaes
jes üntstie om it amovearjen in bytsje üt to stellen
en om, as it in bytsje koe, dochs noch to probearjen
de wenningen dy't op it amovaesjelistke stiene,
oer to heveljen nei it renovaesjeskema. De earste dy't
oerstapte, wie de wenningbouforiening „Leeuwarden"
mei de Hollanderstrjitte. Wy hawwe noch goedkard,
dat de wenningen dêrre forbettere wurde soene troch
it oanbringen fan klosets. Dat wiene yn totael 177
wenningen. De twadde groep, dy't weifoel, wiene alle
wenningen yn de buert fan it Cambuersterpaed. Op
in bipaeld momint sei ien fan de wenningboukorpo
raesjes: Wy prakkisearje der eigentlik oer om dy
wenningen foarlopich noch net óf to brekken; dy wol-
Ie wy minstens noch in jier as tsien stean hawwe;
dan knappe wy der foar sa'n f 2.000,per wénning
oan op, sadat se sa lang noch mei kinne. Dêrmei wie
eigentlik foar dy 531 fan dy hiele groep de basis foar
amovaesje weifallen, hwant üs probleem wie: As men
amovearret yn de buert fan it Cambuersterpaed, dan
moasten wy eigentlik as it ek mar efkes mooglik is
de hear Heidinga hat it eartiids alris ütsteld
tagelyk de plannen klear hawwe om daelks nei de
amovaesje wer op 'e nij de wyk op to bouwen. As
Iepenbiere Wurken nou wit, hwannear't dy amovaesje
barre sil, dan kin dy tuskentiids in plantsje meitsje
dat der daelks efteroan kin. Mar doe't it safier wie,
dat men data stelle moast, is dat dus oergien. En
dértroch hat Iepenbiere Wurken it plan foar in nije
wyk foarlopich op in leech pitsje set. Mar as nei for-
rin fan in oantal jierren de datum fan amovaesje
wol fêststiet, dan moat de hiele groep dy't wy pland
hiene foar 1965-1968, amovearre wurde en as it
kin moat dêr daelks efteroan in nij plantsje komme
foar in wyk dy't dêr meiiens foar yn it plak komme
kin, sadat der net foar jierren en jierren gatten ünt-
steane. Us plan is dus yn dit gefal mislearre. Yntus-
/f3/
ken hat it Gemeentlik Wenningbidriuw al hwat amo
vearre: Yn de Wijnhornsterstrjitte, de Van Loonstrjitte
en de. Van Blomstrjitte steane noch sa'n seis of sawn
wenninkjes, mar fierders is it al dien dêrre. It greate
gebou oan it Mariahöf hawwe wy al amovearre en
de wenninkjes dy't dêr steane, komme ek op it listke
foar öfbraek foar. Trochdat wy de léste twa jier mei
üs hiele wenningbouproduksje in bytsje efter kamen,
hawwe wy sein: Minsken, skou astebleaft it amovear
jen fan de wenningen in lyts bytsje op; wy sitte om-
mers sa krap mei de guodkeape wenningen. Mar nou't
de produksje hwat los komt, sil aenst de amovaesje
fan it Mariahöf wol wer oan de oarder komme. En
hwat der dan noch foar amovaesje oerbliuwt, is net
safolle mear. Us amovaesjeskema is dus in lyts bytsje
yn it wetter fallen en miskien is it it béste
en dat wol ik wol tasizze dat wy yn elts ge
fal, as it in bytsje kin, yn 1973 hjir ris efkes
de holle oer büge om to sjen hokker oantallen to
amovearjen wenningen der noch oerbliuwe en dat de
Ried der ek oer ynformearre wurdt. Mar dit is dus
net in kwestje dy't op koarte termyn spilet. De bi-
doeling fan de hear Miedema wie om in tiidskema to
hawwen, mar troch de üntjowing op it mêd fan op
knappen fan de bisteande wenten is oan üs tiidskema
de basis üntfallen. (De hear Miedema: Ik siz: Wy
moatte de moed hawwe dy wenningen, dy't net mear
sadanich renovearre wurde kinne, dat der in kloset yn
komt, op in amovearringsskema to setten en dan
tocht ik, dat it nuttich wie, dêr ris yn de Ried oer
prate to kinnen, sadat wy witte hwer't wy oan ta
binne, dat de Tsjinst Iepenbiere Wurken wit, hwat
der fan him forwachte wurdt en dat ek de biwen-
ners witte, hwer't se oan ta binne, hwant der binne
buerten, hwerfan jo sizze kinne: hjir bart neat. Dat
giet net goed. De boarger hat rjocht to witten hwat
der bart.) Wy hawwe neist dizze plannen ek foar
trije jier it skema hawn fan Bou- en Wenningtasicht.
Dat wiene faek ek de wenningen, hwer't de privaet-
tontsjes noch steane. En dat wie Jou fraech: Hwer
steane dizze wenningen? Dy list fan it Bou- en Wen
ningtasicht bifette, as ik it goed haw, sa'n 250 wen
ningen, en miskien bliuwe fan üs oare list sa'n 200
oer. Dat binne dus meielkoar sa'n 400 a 500. It ein-
saldo fan 1973 is sa'n 850 wenningen mei in privaet-
tonne. Der bliuwe dus noch 350 oer, hwerfoar wy yn
1974 in oplossing fine moatte. Sa sjoch ik it ünge-
fear. (De hear Miedema: Mar ik soe graech ris in
bisprekking ha wolle yn 'e fraksjes en yn de Ried.
Wy kinne nou wol oer de bitrutsen wenningkom-
pleksen prate, mar ik haw nota nommen fan de ta-
sizzing fan de Wethalder oer ynformaesje yn dizzen.)
Ja, dat komt klear.
Mevr. Visser heeft gevraagd naar het tijdstip van de
overdracht van de afvalwaterzuiveringsinstallatie. We
hebben daarvan gezegd, dat we dat nog niet precies
weten. Een geval als dit is niet zo gemakkelijk over te
dragen, juist omdat het een provinciale zaak geworden
is. De Provincie heeft de afvalwaterzuivering aan zich
getrokken, maar dat wil niet zeggen, dat men zo'n
hele dienst met alles wat er aan vast zit, maar direct
over kan nemen. Bovendien is het ook nog de vraag,
wat voor ons het beste is. Is het het beste om het hele
bedrijf over te dragen in eigendom of is het beter het
maar in eigendom te houden en de jaarlijkse lasten in
rekening te brengen bij de Provincie? De Provincie
heeft aan het verificatiebureau van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten opdracht gegeven eens te on
derzoeken wat het beste is, om daarna een standpunt
te bepalen. En het verificatiebureau is nog niet bij ons
geweest. Wij wachten dus af tot de Provincie een
standpunt ingenomen heeft en wij na het onderzoek
van de V.N.G. ook ons standpunt hebben bepaald.
Want het is voor ons nog de vraag, of eigendomsover
dracht of exploitatie ten laste van de Provincie het
beste is. Over die kwestie willen we ons nog wel even
bezinnen, het een tegen het ander afwegen enz. De
zaak komt dus wel weer aan de orde.
De hear Van der Veen hat in fraech steld oer it öf-
fieren fan plastics en ik haw him dêr ek al op ant-
wurde. Foar it forneatigjen fan plastics bitsjut it
forbaernen dus in foardiel yn forgeliking mei oare
methoaden. Hy hat üs ek frege, hoe't wy tinke oer it
eksperimint yn Grins, oft wy dêr wol attint op binne.