14 Het lijkt mij het beste toe, dat de heer Van Rooijen daar even op ingaat. Die zit meer in de dagelijkse problematiek. De heer Van Rooijen: Natuurlijk hebben we ons ge oriënteerd, wat het experiment in Groningen betreft, maar U zult ook in de pers gelezen hebben, dat de bedoelde kartonnen dozen aanmerkelijk duurder zijn dan de plastic zakken. De plastics vormen voor ons geen enkel probleem de Wethouder heeft het al gezegd want bij verbranding komen slechts water damp en C02 (dus volkomen onschuldige gassen) vrij. Bovendien zit er meer plastic in de zak en dat plas tic zit ook in de kartonnen doos dan het plastic van het omhulsel zelf. Het is natuurlijk plezierig de kartonagefabrieken aan werk te helpen, maar heeft U zich al eens ingedacht en dat publiceert men er- natuurlijk niet bij wat een vervuiling van het milieu de vervaardiging van die kartonnen dozen geeft, en hoeveel bos - als de dozen op grote schaal zouden wor den ingevoerd - daarvoor zal moeten worden gekapt? De heer De Jong (weth.): De heer Van der Wal heeft gevraagd naar de derde trap, de z.g. fosfor-trap. Ik zou graag willen, dat de heer Van Rooijen de be antwoording van die vraag ook overneemt; het is zo'n echt technisch vraagje. De heer Van Rooijen: Het antwoord is misschien wat gecomprimeerd weergegeven, maar de ruimte laat het in zo'n verslag nu eenmaal niet toe om het uitge breid te doen. Ik zal nu trachten in het kort de tech nische achtergrond toe te lichten. Wat de Wethouder al gesignaleerd heeft, bestuur lijk althans wat de overdracht betreft zijn we er nog niet uit. We hebben, alsof er niets aan de hand is, de gehele installatie nog in beheer, het draait geheel onder onze dienst, maar het zuiveringsbeheer is toch in ieder geval in handen van de Provincie. De Provincie doet ook metingen in de Friese boezem. En wij hebben op dit punt ook contact met de Provincie gehad, uiteraard, want doordat het beheer in haar handen is, is er nu regelmatig contact. De Provinciale Waterstaat heeft een heel spuiprogramma in de pro vincie en daardoor is op dit moment het fosforgehalte in de Friese boezem beslist zodanig, dat men voors hands geen maatregelen behoeft te nemen om die der de trap in te voegen. Daar komt dan bij, dat er nog zoveel zuiveringsinstallaties in Friesland moeten ver rijzen om de eigenlijke vervuiling (doordat de riolering- zomaar op het openbare water loost), tegen te gaan, dat ik me kan indenken (maar nogmaals: dat is niet onze zaak, maar provinciale zaak), dat men daar eerst aandacht aan schenkt. De heer De Jong (weth.): Tenslotte een vraag van de heer Heidinga, die ik heel kort kan beantwoorden. Deze vraag: Betaalt de Provincie ook voor de diep- riolering? De Provincie betaalt alleen voor de afval waterzuiveringsinstallatie en het diepriool valt daar niet onder. En wat de tweede opmerking van de heer Heidinga i.z. het teruglopen van het aantal tonnen betreft, in derdaad is de teruggang van 8500 naar 850 (van 100% naar 10%) heel belangrijk. Wij zijn blij, dat we de gang erin hebben en we hopen, dat we nog even kunnen doorgaan. ENERGIEBEDRIJVEN. De heer Van der Wal: Graag een vraag over 2, 3, 4. Tussen de Harmonie en het Paleis van Justitie is een heel andere lichtsoort dan op de Groeneweg. Ik heb gehoord, dat dat een combinatie is van natrium en kwik. Zou een dergelijke lichtsoort op de Groeneweg, Noorderweg, Westerplantage en andere plaatsen ook niet aan te bevelen zijn? Of kost die ontzettend veel meer? De Voorzitter: ïs de heer Van Ardenne niet de meest aangewezen man om deze vraag te beantwoor den? De heer Van Ardenne: We hebben inderdaad bij de Harmonie een wat ander type verlichting aangebracht. Dat is geen combinatie van natrium en kwik. Dat heb ben we vroeger wel eens geprobeerd. Daar is meer op pleinen een proef mee genomen. Die verlichting had echter het nadeel, dat, als een van de lampen stuk ging, je toch weer die omstreden kleur had. Het gaat bij de Harmonie om super-hoge-druk-natrium-lampen, dus een ander type natriumlamp dan de gewone; deze geeft een ander spectrum en daardoor een andere kleur licht. Waarom is die nu voor bepaalde pleinen enz. gekozen? Omdat bij het gewone kwiklicht de mensen er een beetje lijkachtig uitzien. Daarom dach ten we, dat we op zon plein bij de Harmonie, waar men een beetje feestelijk heen gaat, beter een ver lichting konden hebben, waarin de mensen er wat aar dig uit zien. Dat is de reden, dat daar die verlichting gekozen is, maar misschien wordt ze op den duur wat goedkoper en kan ze wat meer toepassing vinden. U vindt die verlichting o.a. ook op de toegangswegen naar Schiphol en op de startbanen; daar is ze voor het eerst op vrij grote schaal aangebracht. De Voorzitter: Die rijke fantasie had de heer Van der Wal bij het Gemeentebestuur niet verwacht. (De heer Van der Wal: Ik zag het als een zuiver tech nisch probleem, hoor!) Als we iets goed doen, dan is het een „zuiver technisch probleem". Dat is ook weer mooi! (De heer Van der Wal: Ik had dit soort ver lichting ook graag gezien in de binnenstadsgebieden, die ook erg gevoelig zijn. Nu zijn huizen wel dode dingen, maar je kunt toch wel zeggen, dat de huizen op de Westerplantage er wat lijkachtig uitzien. Het wordt plotseling keihard, betonnig, terwijl de struc tuur toch vrij warm is. Het is baksteen.) U zoudt de verlichting, zoals die bij de Harmonie is, op uitgebrei der schaal willen zien toegepast; dat is Uw concrete opmerking. (De heer Van der Wal: Ja.) Kan de heer Van Ardenne daar nog iets van zeggen? De heer Van Ardenne: Ten aanzien van de binnen stad zou ik willen opmerken, dat we inderdaad pro beren hier en daar wat aangepaste verlichting te krij gen. We zijn bijv. op het ogenblik aan het bestuderen, welke verlichting er om de Grote Kerk moet komen, als die gerestaureerd zal zijn, zodat daar niet de tra ditionele verlichting komt. We hebben al een paar al ternatieven in de Commissie Energiebedrijven bespro ken en ook de Commissie voor de Monumentenzorg zal hierbij ingeschakeld worden, zodat we in die his torische omgeving (je kan er natuurlijk geen histori sche verlichting maken) een wat aangepaste verlich ting krijgen. ALGEMENE DIENST. Hoofdstuk II, Personeelsaangelegenheden. De heer Van Haaren: Op vraag 1 (inspraak be noemingsprocedure) antwoorden B. en W.: „Wij zijn bereid in het kader van een nadere bezinning op een aantal facetten" enz. Welke facetten? Kunt U daar iets van zeggen? Ten aanzien van vraag 2 (systematische bevorde ring van de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de gemeente-ambtenaren bij de uitoefening van hun werk) alleen maar een opmerking. Ik geloof, dat er toch meer aandacht zal moeten zijn voor de medezeg genschapscommissies. En dat is duidelijk geïllustreerd bij de bespreking, die we laatst hebben gehad over het rapport Twijnstra en Gudde. Mevr. Visser-van den Bos: Ten aanzien van punt 3 (woonplaats gemeente-personeel) deze vraag: Krij gen de gemeente-ambtenaren reiskostenvergoeding, als ze buiten de stad wonen? De heer De Jong (weth.)Welke facetten worden bedoeld in het antwoord op vraag 1 Ik zou dit willen stellen: Er is pas een commissie ingesteld die gestalte zal geven aan het personeelsbeleid, meer in liet kader van de moderne ontwikkeling. En daar zullen o.a. de 15 volgende punten besproken worden: personeelsorgani satie, organisatieschema's, dienst-, afdelings- en functie beschrijvingen, functie-waarderingssysteem, perso neelsplanning. Wat de personeelsvoorziening betreft, het tweede punt, wordt dan gesproken over werkselec- tie, introductie, vorming en opleiding, promotie- en mutatiebeleid, personeelsbeoordeling, belangstellings registratie, loopbaanplanning. Het derde punt is de rechtspositie en de personeelsadministratie, het vierde punt het arbeidsklimaat, waarbij medezeggenschap, werkoverleg, werktijdregeling, bedrijfsgeneeskundige zorg, bedrijfsmaatschappelijk werk en indeeënbus een plaats krijgen. Dus het hele schema zal in het kader van de moderne ontwikkeling bekeken worden. Het is net deze week in de Commissie voor Georganiseerd Overleg besproken; het G.O. zag die commissie graag ingesteld. Er zullen leden voor aangewezen worden, ook uit de kring van de vakorganisaties. We zullen proberen dit moderne personeelsbeleid in ieder geval voorwerp van studie te doen zijn. Hebben de medezeggenschapscommissies wel vol doende aandacht? Wij als College zijn daar althans dat is mijn ervaring ten zeerste attent op geweest. Dat durf ik in alle duidelijkheid te stellen. In 1966 hebben wij de eerste vergadering in groot verband ge had, met alle bedrijven, alle leden van de medezeggen schapscommissies en vakbondbestuurders, om geza menlijk na te gaan, hoe die commissies beter kunnen functioneren dan tot nu toe het geval was. Er is toen een forum geweest, er waren instructies ter tafel. En toen hebben wij ook van onze kant gezegd: Schiet nu op, wij willen graag, dat dit voorelkaar komt; wij hebben er belang bij. Die bedrijven, die geen m.z.c. hadden, hebben we gevraagd er een in te stellen en het gevolg is inderdaad geweest, dat het aantal mede zeggenschapscommissies drastisch is uitgebreid. Er zijn weinig diensten, die nog niet een dergelijke com missie hebben. Nu twee jaar geleden hebben we een tweede bijeenkomst gehad, een repetitie van de eerste, alle mensen weer bij elkaar in de Fenix, weer zo'n 80 mensen. We hebben ons toen afgevraagd: Wat doen we hier nu eigenlijk aan? We zouden een model moe ten stellen: zó zou het eigenlijk moeten functioneren. Een der directeuren, de heer Van Rooijen, was voor zitter van de proef-medezeggenschapscommissie en er waren een aantal leden van medezeggenschapscom missies van andere bedrijven bij. We hebben als het ware een scene in elkaar gezet, om te laten zien, hoe het zou kunnen, wat van een m.z.c. terecht te brengen is, als je het goed aanpakt. Het was bijzonder instruc tief en men heeft het ook ten zeerste op prijs gesteld. DezTweek heeft men van de kant van de m.z.c.'s ge vraagd om een derde bijeenkomst. We hebben dat van onze kant toegezegd en we hopen die in de loop van 1973 te doen houden, waarin dan het rapport, dat uit het commissiewerk naar voren zal komen, onderwerp van de discussie zal zijn, zodat men dus ook voelt, dat er van de kant van de Gemeente stimulerend wordt gewerkt. Wij willen van onze kant inderdaad alles doen om de zaak ook in de praktijk zo goed mogelijk te doen functioneren. Tenslotte deze opmerking: Wij willen dit wel graag, maar uiteindelijk moet het per soneel het zelf ook willen. Wij kunnen dit niet op leggen, maar we hebben wel zoveel mogelijk aandrang uitgeoefend. Deze zaak heeft duidelijk onze positieve belangstelling. Mevr. Visser-van den Bos heeft gevraagd, of het personeel dat buiten Leeuwarden woont, ook een reis kostenvergoeding krijgt. Personeel, buiten Leeuwar den wonend, krijgt, voor zover ongehuwd, reiskosten vergoeding. Gehuwde personeelsleden, die, na dat zelf te hebben verzocht, buiten de gemeente zijn gaan wonen, krijgen die vergoeding niet. Dat is een vrij normale regeling. Vroeger moesten getrouwde personeelsleden per se in de gemeente wonen; een jaar of vier, vijf geleden hebben we die krasse stelregel afgeschaft. We hebben gezegd: Wil men per se buiten de ge meente wonen, dan mag dat wel(De Voorzitter: Maar dan geen reiskostenvergoeding.) Nee, dan moet men de consequenties ook accepteren. Hoofdstuk V, Volkshuisvesting. Algemeen. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: ïk wil eerst graag iets zeggen over de punten 1, 5 en 12 (er is een soort verband tussen deze punten). Onder 1 wordt gevraagd, waarop de stellige indruk berust, dat Leeuwarden de gelegenheid krijgt de achterstand in de woningbouw in te lopen. Onder 5 wordt gevraagd, of er ook overleg is geweest met de omliggende gemeenten over de pro grammering van de woningbouw in de komende jaren en vraag 12 gaat over de leegstand van woningen. B. en W. antwoorden onder 5, dat er geen overleg is geweest met de gemeenten om ons heen en nu dacht ik, dat dit iets is, wat we ons niet kunnen permitteren. Wij vormen met de gemeenten om ons heen één woon- en werkgebied. Ik meen dus, dat wij onze bouwpro gramma's in ieder geval met elkaar moeten bespreken en eigenlijk ook wel wat op elkaar af moeten stemmen, willen we niet terecht komen bij de leegstand, genoemd onder punt 12. Ik dacht, dat het voor Leeuwarden bij zonder belangrijk was een initiatief in deze te nemen, omdat wij, als het op concurrentie met onze buren aan komt, vaak in de hoek terecht komen, waar de klap pen vallen. En dat zal dan in dit geval leegstand kun nen betekenen. Ik zou het wel op prijs stellen, wanneer onze Gemeente het initiatief nam om te komen tot overleg met de ons omringende gemeenten. En daarbij denk ik speciaal aan Leeuwarderadeel en Tietjerkste- radeel. Over de huurharmonisatie, die ook door dit hele hoofdstuk heen ter sprake komt, wil ik maar niet meer beginnen. Daar hebben we pas een interpellatie over gehad en U kent dus ons standpunt. De hear Miedema: Yn it earste diel fan fraech 7 wurdt oer de hierliberalisaesje praet en ik wol yn dizzen it stanpunt fan mefr. Brandenburg folgje, dus dér praet ik net oer, mar yn it twadde diel wurdt frege: „Acht het College het sociaal verdedigbaar, dat minderdraagkrachtigen niet meer in aanmerking ko men voor nieuwe woningwetwoningen, omdat deze fi nancieel niet meer binnen hun bereik liggen?" Dat is natuerlik net sa'n maklike saek en dêr kinne wy as Gemeente net sa folie oan dwaen, alhoewol ik tocht, dat der in lyts ljochtpuntsje wie. Ik miende, dat yn de bigreating foar Folkshüsfêsting fan dit jier oan- kundige wie, dat it Regear fan doel is in proef to nimmen mei de bou fan in 800 nije huzen mei in hier- priis fan maksimael f 150,Dêr sit dus in ekstra subsydzje op, hwat as ik it goed haw finan- siere wurdt ut de blokkearring fan in diel fan de „kinderbijslag". Nou is it foar üs minder bilangryk, hwer't it jild wei komt. It is foar üs allinnich bilang ryk, dat de mooglikheit jown wurdt, ekstra subsidi- earre wenningen, sij it in lyts kwantum, to bouwen. Myn fraech is: Is it Kolleezje bikend mei de biting- sten yn dizzen? Hat it Kolleezje ek stappen dien, dat de gemeente Ljouwert in diel fan dizze wenningen réalisearje kin yn dizze gemeente en hwat is it rissel- taet dêrfan? Hat it Kolleezje net stappen yn dizzen dien, is it dan ré dit binnen de koartst mooglike tiid to dwaen Hwant ik achtsje it bisünder bilangryk, dat de Gemeente probearret in diel fan dizze 800 wen- ningwetwenningen mei in hier ünder de f 150,yn dizze gemeente to réalisearjen. Fierders noch graech in ynformaesje; in riedslid kin ek net alles witte. Fraech 11 giet oer de hier- byslach. Nou hawwe wy wolris heard, dat, as minsken op jierren, dy't faek üt in aid wenninkje komme, nei in nije wenning mei mear komfort ta wolle, dit wolris in probleem foarmet. Der wurdt dan sein: Jimme hoege net sa'n djüre wenning; der is noch wol in oare wenning foar Jimme. Neffens Jimme draechkrêft hoege Jimme net sa'n djüre wenning. Mar as men harren forfarre litte kin nei in wenning foar minsken op jierren, dan is dat probleem der net; dan kin men makliker hier- subsydzje jaen. As dat yndied sa is, dan freegje ik my öf: Is it ek reéel, dat wy mear wenningen foar minsken op jierren bouwe? Der stiet dus nou wol in frij great kwantum flats mei twa sliepkeammerkes op steapel, dy't dus yn wêzen wenningen foar minsken op jierren binne, mar dy't neffens de Wenningwet net

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 17