7
6
niet al te eng moet zien. Het overplaatsen van mensen
uit het Verpleeghuis naar het Verzorgingshuis betekent
een openvallen van bedden in het Verpleeghuis, het over
plaatsen van mensen uit het Verpleeghuis naar andere
bejaardentehuizen betekent misschien niet voor de
zelfde tehuizen een mogelijkheid van overplaatsen van
mensen uit bejaardentehuizen naar het Verpleeghuis.
Dat kan allemaal lopen via de contacten die samenko
men bij de Centrale Opnamecommissie. Het is geenszins
onze bedoeling ons daarvan te distanciëren. Dat zou ook
wel vreemd zijn voor de Gemeente die zelf toch het
initiatief heeft genomen tot het tot stand brengen van
de Centrale Opnamecommissie.
Dan heb ik nog de vraag van de heer Jansma over
de medezeggenschapscommissie van Triotel. Die com
missie zal op korte termijn worden ingesteld. U zult
zich misschien afvragen waarom het zo lang heeft ge
duurd. Er is aanvankelijk bekeken of het niet op een bre
dere schaal zou kunnener is bezien in hoeverre een vol
ledige personeelsraad in strijd zou zijn met een medezeg
genschapscommissie. Een van de bonden had bezwaar
tegen het instellen van een personeelsraad omdat dan
ook niet bij een vakbond aangesloten personeelsleden
actief en passief kiesrecht zouden hebben. Er is daar
om besloten, dat een medezeggenschapscommissie zal
worden ingesteld. Dat wil niet zeggen, dat de demo
cratisering en de ontmoeting met het totale personeel
nu helemaal buiten schot worden gezet; dan zouden
we niet bereiken wat we willen bereiken. U kent nu
in ieder geval de reden van de vertraging.
De heer Schaafsma: Ik had nog iets gevraagd
over de samenwerking met de andere ziekenhuizen.
Wat is er in concreto gebeurd ten aanzien van de op
meting van het terrein?
De heer Ten Brug (weth.)Die vraag heb ik in
derdaad overgeslagen. U hebt naar aanleiding van
de vraag over het Bonifatius Hospitaal gevraagd naai
de relaties met het Diakonessenhuis. Het is de Raad
bekend, dat er een stuurgroep is ingesteld; een aantal
werkgroepen is bezig met het inventariseren, het pei
len van de behoeften. Ondertussen hebben de zieken
huizen via bemiddeling van de Geneeskundig Inspec
teur van de Volksgezondheid nog een andere indicatie
gekregen om te bekijken hoe de drie ziekenhuizen sa
men de ziekenhuisvoorzieningen in het rayon Leeu
warden kunnen runnen. Dat gebeurt eigenlijk ook in
het kader van dit werk. Maar concrete resultaten met
betrekking tot oppervlakte en inhoud e.d. zijn er nog
niet.
ALGEMENE DIENST.
Hoofdstuk IV, Volksgezondheid.
Algemeen.
De hear Jansma: Fraech 1 giet oer de Kommisje
foar de Milieuhygiëne. Ik kin my foarstelle, dat it
Kolleezje by de start bigoun is mei in bitreklik lytse
kommisje; der binne 5 leden en in skriuwer. Mar hat
dizze kommisje ek bihoefte oan ütwreiding of miene
de leden fan de kommisje, dat hja de Ljouwerter pro
blemen op dit mêd wol oankinne?
De hear Singelsma: Ik hie deselde fraech stelle
wollen. Is dizze kommisje net hwat to amtlik gear-
stald? Yn de Steaten fan Fryslan hawwe wy ek in
Kommisje Milieuhygiëne; dy bistiet foaral üt steaten-
leden en fierders sitte der fansels ek amtners yn. Der
is in klachtenümer. Hokker gearwurking bistiet der
tusken Provinsje en Gemeente op dit gebiet?
De heer Van Haaren: Wij zijn in ieder geval blij,
dat er nu een Commissie voor de Milieuhygiëne ge
komen is, doch de samenstelling van deze commissie
achten wij zeer teleurstellend. Het is een ambtelijke
commissie geworden van mensen die zo aan hun dien
sten vastzitten, dat wij een zekere bedrijfsblindheid
van deze mensen vrezen. Waarom zijn er geen echte
milieudeskundigen aangezocht? Je ziet hoe het nu
bijv. gaat met de behandeling van de gifspuitingen
door de Plantsoenendienst. Deze zaak moet worden
geregeld door de Directeur van de G.G.D. en het hoofd
van de Plantsoenendienst. Waarom worden er geen
deskundigen aangetrokken bijv. uit de kringen van
ik noem maar wat Milieubeheer Noord-Nederland,
Friese Bond Vogelwachten en Fryske Gea? Wij vinden
de hele milieuproblematiek zo belangrijk, dat wij ge
woon het gevoel hebben, dat deze commissie al zijn
we blij, dat er tenminste een begin is niet goed is
samengesteld. De heer Jansma vroeg om uitbreiding
en ik doe dat ook en wel naar de kant van deskundi
gen op het gebied van het milieu: biologen, ecologen,
mensen die inderdaad op dit gebied hun specialisatie
hebben en die als zodanig een andere bijdrage kunnen
leveren dan de ambtelijke deskundigen. Ik vind de
kwestie zo belangrijk, dat ik veel liever had gezien,
dat er bijv. een raadsadviescommissie zou zijn geko
men voor het milieu. Ik zou veel meer gewicht willen
geven en waarde willen hechten aan deze commissie.
De heer Ten Brug (weth.): Ik kan mij voorstellen,
dat er vragen zijn gerezen over de samenstelling van
de betreffende commissie. De heer Jansma heeft ge
vraagd of de commissie niet moet worden uitgebreid,
de heer Singelsma vindt de commissie te ambtelijk en
de heer Van Haaren vraagt zich zelfs af of we niet
moeten komen tot een raadsadviescommissie. Ik ge
loof niet, dat het de bedoeling is van B. en W. deze
commissie te laten zoals ze is. Deze commissie moet
zich oriënteren ten aanzien van de taken van het Ge
meentebestuur op het terrein van de milieuhygiëne.
Die taken zijn vrij beperkt. Bij het onderzoeken van
de gevolgen van de gifbespuitingen gaat het er om te
bekijken in hoeverre de giffen die gebruikt worden,
nadelige invloed hebben op het milieu. Voor dit soort
kleine zaken hoef je geen commissie; die kan je zon
der een commissie wel oplossen. (De heer Van Haa
ren: Wij vinden dat geen kleine zaken, hoor!) U
kunt niet ontkennen, dat je voor de kwestie van de
gifbespuiting geen commissie in het leven hoeft te
roepen. Eén van de taken van deze commissie is, dacht
ik dat is ook met de leden besproken te bekijken
wat de taken van de Gemeente zijn en of wij ons beter
moeten uitrusten om die taken aan te pakken, afge
zien van de vraag of de Gemeente maar dat geldt
ook voor elke particulier bepaalde dingen die zij
doet, niet beter in het geheel van het milieu zou kun
nen doen. Ik heb het idee, dat de taak van de Gemeen
te zeer beperkt is. De heer Singelsma heeft zopas ver
teld, hoe men het bij de Provincie heeft aangepakt. De
Provincie heeft duidelijk een vrij actieve taak t.o.v.
deze affaire. Ik wil er wel eens met de betreffende
Gedeputeerde over praten of wij niet zouden moeten
bekijken hoe wij de zaak in elkaar kunnen sluiten.
Het is natuurlijk onzin dubbel werk te doen. Zij heeft
een actieve taak en wij zouden moeten bezien waartoe
wij ons, gezien haar taak, het beste kunnen beperken.
Niet beperken in de zin, dat we zo weinig mogelijk
moeten doen, maar zodanig, dat er zo efficiënt moge
lijk wordt gewerkt. Ik kwam tot mijn standpunt toen
ik ontdekte, dat men in de Zaanstreek aanvankelijk
deze zaak ook gemeentelijk heeft aangepakt, maar
uiteindelijk tot een gewestelijke aanpak is gekomen
omdat het werkterrein daar voor een gemeentelijke
aanpak te klein werd geacht. Wij hebben in
Friesland nog geen gewesten en de enige mo
gelijkheid is daarom, dat wij met het gewest in
andere zin, de Provincie, hierover een gesprek
hebben. In dit kader moet U ook onze commissie zien.
Komen wij via de besprekingen in de commissie de
resultaten daarvan komen in B. en W. tot de con
clusie, dat er iets actiefs moet komen bijv. in de vorm
van het aantrekken van een milieudeskundige, dan
moeten wij ons nader beraden. Ten aanzien van be
paalde vraagstukken kun je dergelijke deskundigen na
tuurlijk altijd inschakelen, maar daar hoef je geen
commissie voor. (De heer Van Haaren: Ad hoe.) Ja.
Je kunt natuurlijk altijd advies vragen over een be
paalde zaak. Daartoe zijn wij ook zeker wel bereid.
Maar komen wij tot de conclusie, dat er in Leeuwar
den meer zal kunnen en moeten gebeuren voor de
milieuhygiëne, dan zullen wij inderdaad tot een an
dere samenstelling van de commissie moeten komen,
(De heer Van Haaren: Krijgen wij als Raad dan be
richt over de conclusies van de commissie? Als U
dat toezegt, hoef ik het punt niet te claimen.) Ja, de
Raad wordt ingelicht.
De hear Singelsma: Ik woe, as ik mei, graech
noch ien lyts puntsje oan de oarder stelle. Fan 'e wike
hawwe wy it yn de Steaten hawn oer de forsmoarging
fan de rioelen troch öfwurke motoroalje, byg. troch-
dat de lju dy't seis har auto-oalje forfarskje, de öf
wurke oalje yn it rioel rinne litte. Dat nimt han oer
han ta. En dêr is to min taforsjoch op. Dat is, tocht
ik, in nochal aktueel probleem.
De heer Ten Brug (weth.): Dan zit je weer met
de actieve taak van de Provincie. Het gaat er dan
maar om in hoeverre wij daar iets aan moeten doen.
(De hear Singelsma: Hjir is nou ien reinigingspo-
lysje.) (De Foarsitter: Der steane nou twa op 'e
bigreating. Dat is al wer in stap yn de goede rjoch-
ting, tocht ik.) (De hear Singelsma: Ja, it giet der-
om yn hoefier hjir in taek foar de Gemeente leit.)
Ja, dat moeten we bekijken.
Volgno. 130.
De heer De Vries: De vraag gesteld bij dit volg
nummer betreft het betalen van de kosten van de
schooltandverzorging. Ik zou graag geïnformeerd wil
len worden over de orde van grootte van de bedragen.
De heer Ten Brug (weth.): Het staat, dacht ik, in
de begroting. (De heer De Vries: Ik kon het niet
vinden.) Ik meen, dat het op het moment zit in de
buurt van de f 33,Maar U moet mij aan f 1,niet
ophangen. De 25 pet. van de kosten die voor rekening
van de deelnemende gemeenten komen, beloopt dan
ongeveer f 8,Als de heer IJsbrandij ontdekt, dat
het belangrijk afwijkt, dan hoort U het nog. (De heer
De Vries: Ik kan me volledig achter het antwoord
van B. en W. stellen.)
Volgno. 138.
De hear Jansma: De fraech giet oer it subsydzje
foar de Stichting Revalidatie Friesland. Deputearre
Steaten fan Fryslan hawwe dizzer dagen in nije sub-
sydzje-nota it ljocht sjen litten. Ik kin hielendal ef-
ter it wurk fan de neamde stifting stean. Ik soe net
graech wolle, dat it wurkjen de stifting foar in part
ünmooglik makke wurdt. Kin it nou wêze, dat de nije
nota fan Dep. Steaten op it antwurd fan B. en W.
dochs noch hwat in oar ljocht skine lit? It is in hiel
yngewikkelde matearje hwat nou krekt de Provinsje
en hwat nou krekt de gemeenten oan subsydzje jaen
moatte. De gemeente Ljouwert jowt f 0,01 per yn-
wenner. Trochelkoar nommen jowe de oare gemeen
ten f 0,02 per ynwenner. Ljouwert komt yn dizzen
dus hwat efteroan. Uteinliks is dizze stifting ek noch
yn Ljouwert fêstige. Alles byelkoar nommen, siz ik:
Soe dit net in bytsje oars kinne? Ik haw de nota
fan Dep. Steaten net bistudearje kinnen; dêrfoar wie
de tiid to koart. It kin wêze, dat op dit punt de saek
nou hwat oars is kommen to lizzen. Dêrom dizze
fraech.
De Foarsitter: Wy hawwe yn B. en W. de nota
fan Dep. Steaten noch net bihannele. Hiel yn it alge-
mien steld, kin ik wol sizze, dat wy ek nochal mei
bilangstefllipg ütsjoen hawwe nei it forskinen fa,n
dizze nota. Der hat in gearwurking west tusken it
Provinsiael Bistjür en de öfd. Fryslan fan de V.N.G.
Wy sille nou under eagen sjen moatte hokker konse-
kwinsjes dizze nota foar üs hat. Mar wy binne dêr
noch net oan ta kommen, hwant de nota is noch mar
twa dagen üt.
De heer Ten Brug (weth.): Ik ken de nota niet,
want ik heb ze nog niet gezien. Ik heb ook niet
gemerkt, dat ze uitgekomen is. Dat komt waarschijn
lijk doordat ik er een paar dagen uit geweest ben.
(De Voorzitter: Wij hebben de nota ook nog niet
ontvangen; er heeft iets over in de kranten gestaan.
Wij zullen de nota een dezer dagen wel krijgen.)
Maar het zal, dacht ik, niets veranderen aan de juist
heid van het principe, dat de Gemeente hier hanteert.
Het is een in de eerste plaats provinciaal werkende
stichting die, naar mijn gevoelen dan, ook in de eerste
plaats voor provinciaal subsidie in aanmerking moet
komen. De Provincie aarzelde nog wat zij zou doen en
het zou vreemd zijn geweest, als wij ten eigen na
dele overigens dat zouden frusteren door een zelf
standig besluit te dien aanzien te nemen. Aan de an
dere kant moet er niet de misvatting bestaan, dat
Leeuwarden weinig aan de revalidatie doet. Ik dacht
juist, dat we in verhouding veel doen, gezien de heel
goed geoutilleerde afdeling Revalidatie van Triotel. Er
is ook een heel goed contact tussen de revalidatie-arts
van Triotel en de betreffende stichting.
De hear Jansma: Ik wol net graech, dat dizze
stifting aenst yn 'e knoei komt. Dêrom wol ik der
graech foar pleitsje.
Hoofdstuk VIII, Onderwijs.
Algemeen.
Punten 1 t/m 5.
De heer Snel: Mijn fractie is het wel eens met het
antwoord op vraag 1; het is nog maar ruim een half
jaar geleden, dat wij hier tot diep in de nacht bezig
zijn geweest met het bespreken van onderwijszaken en
een uitgebreide bespreking van het beleid met be
trekking tot het onderwijs in de aanbiedingsbrief zou
stellig tot herhalingen hebben geleid. Wij hebben ons
daarom beperkt tot het controleren of de toezeggingen
die toen zijn gedaan, zijn nagekomen en tot het toetsen
van de voortgang van het onderwijs aan hetgeen wij
graag willen.
Dan iets over vraag 2 (Kan de Gemeente niet meer
als stimulator optreden ten aanzien van het meer
flexibel maken van het onderwijs?) In het antwoord
legt U vrij sterk de nadruk op de taak van de School
adviesdienst. Ik dacht, dat het, om het onderwijs meer
flexibel te maken in ruime zin, van het grootste be
lang was ook de bijscholing en herscholing van de
leerkrachten goed ter hand te nemen. Ik zou graag
willen weten wat U daar aan doet; en als er iets aan
gedaan wordt, kunt U dan zeggen hoe dat loopt?
Vraag 5 handelt over de aansluiting tussen kleuter
en basisonderwijs. Hoe ziet U de integratie van deze
twee vormen van onderwijs? Zijn daartoe mogelijkhe
den? Het voorontwerp van de wet op het basisonder
wijs is door de Staatssecretaris teruggenomen, maar
ik dacht, dat er op voorhand toch wel bepaalde moge
lijkheden zouden zijn. Hoe ziet U dat?
De heer Schaafsma: In vraag 1 ontdek ik een
merkwaardige logica, n.l. deze: Als het veel kost,
moet er ook veel gepraat worden. De zin van die
logica ontgaat mij eigenlijk. Ik kan mij voorstellen,
dat de vragensteller in de aanbiedingsbrief kreten als
invalshoek, optiek enz. gemist heeft, maar er stond
ook niet zoveel nieuws op het programma sinds we
een halfjaar geleden hier tot halftwee in de nacht
hebben gezeten; eigenlijk was er toen ook niet zoveel
nieuws aan de orde. De zin van deze vraag ontgaat mij
een beetje. Misschien kan de vragensteller die zelf
nog eens toelichten.
In vraag 2 zit m.i. een gevaarlijke teneur. Er wordt
gesuggereerd, dat de Gemeente of de overheid in
het algemeen stimulator moet zijn van onderwijs.
Dat is een gevaarlijk samengaan van twee dingen. On
derwijs is een vrij goed en dat behoort de overheid
organisatorisch te regelen, maar het onderwijs zelf
dient daar buiten te staan. Onderwijs kun je vanuit
de overheid niet stimuleren. Het wordt door de hele
maatschappij gestimuleerd en de overheid kan als be
stuur daar organisatorisch iets aan doen, maar het
is niet de overheid die het onderwijs maakt. Dat dat
wel zo zou zijn, is een gevaarlijke gedachtengang;
die zit volgens mij ook achter vraag 4.
In vraag 4 wordt gezegd, dat het hele onderwijsbe
leid van het openbaar onderwijs in Leeuwarden via
een klein kanaal loopt, n.l. de Wethouder. Maar naast
die Wethouder zijn er een heleboel deskundigen die
het onderwijs, dacht ik, toch zeer goed organisatorisch
dienen. Als je naast een kundig team allerlei com-