18 regeling voor. (De hear Singelsma: Provinsiale Wet- tersteat docht it.) Ja, dy sil de münsters ek wol nimme. D. Dierenbescherming. De heer Schaafsma: De Dierenbescherming functio neert momenteel, dacht ik, niet alleen ter bescherming van dieren. Ik meen dat men ook een zekere preven tieve taak heeft t.a.v. het verspreiden van ziekten door loslopend gedierte. Ik heb vraag 76 over de precaire situatie van het dierenasyl gesteld omdat ik meen dat, als deze zaak zo precair blijft als op het ogenblik het geval is aan het Kalverdijkje men kan niet tot uit bouw komen enz. wij in een situatie komen dat zwerfdieren noodgedwongen niet opgepikt kunnen wor den. Ik dacht dat de Dierenbescherming in Leeuwar den een grotere taak had dan alleen voor de gemeente Leeuwarden. Misschien kan er in ruimer verband ik heb zelf gedacht aan de regioraad iets aan ge daan worden i.v.m. het gezondheidsaspect dat hier aan zit. De Voorzitter: Ik heb de indruk dat op vrij korte termijn toch wel aanzienlijke verbeteringen plaats zul len hebben. Ik doel dan op twee dingen. In de eerste plaats komt er een voorstel in de raad om ik citeer nu uit het hoofd een gebouw dat men er graag bij wil hebben voor f 1,over te dragen aan het dieren asyl; in het voorstel zal worden aangegeven hoe dat geld geboekt zal moeten worden. B. en w. hebben al een besluit genomen. (De heer P.P. de Jong (secr.): Het komt waarschijnlijk in de eerstvolgende raadsver gadering.) Bovendien is het zo dat u hebt daar mis schien over gehoord de Lions van plan zijn op 30 april een spektakel te organiseren in de Frieslandhal; iedereen hoopt dat dat resultaat zal hebben opdat langs die weg het dierenasyl geholpen kan worden. Ik hoop dat door de twee door mij genoemde punten een aan zienlijke verbetering plaats kan hebben. Punt D. Bescherming Bevolking. De heer De Greef: Het is al haast traditie gewor den dat Axies de kwestie van de B.B. claimt voor de plenaire zitting; ik geloof dat het al 4 keer eerder gebeurd is en ik doe het nu weer. (De Voorzitter: Als u 4 jaar raadslid blijft dan hoeft u het, denk ik, aan het slot niet meer te doen.) Ik weet het niet; als ik het antwoord op de vragen lees ben ik daar niet zeker van. Wij hebben gewoon een andere mening dan u. Wij vinden de B.B. een instrument van de koude oor log. Wij betwijfelen de zin en het nut van de B.B. in deze opzet. Wij willen de raad in de plenaire zitting vragen of hij de zin en het nut nog wel ziet zitten. Ik zal graag door middel van een motie een uitspraak van de raad vragen. De Voorzitter: Wij zullen de motie afwachten; wij zullen dan wel zien of die meer dan 2 stemmen krijgt. Deze kwestie zal binnenkort voor de gemeenten af gelopen zijn. Dan zult u geen moties meer hoeven in te dienen. De B.B. gaat bij de gemeenten vandaan en wij kunnen die zaak dan rustig aan regering en parle ment overlaten, want dit wordt een rijksaangelegen heid. Ik weet niet hoelang wij nog zullen moeten be talen, maar ik dacht dat dat niet meer zo lang was. U krijgt waarschijnlijk nog één of twee keer de kans om een dergelijke motie in te dienen. (De heer De Greef: Het gaat ons niet alleen om de betaling, maar ook om de zin en het nut van deze organisatie in deze tijd.) Ja, dat weet ik wel. (De heer Ten Brug (weth.): Maar als wij geen geld meer hoeven te betalen dan valt er niets meer te praten.) Nee. (De heer De Greef: Ik wil in ieder geval de gelegenheid hebben er over te praten.) Wij zullen met genoegen naar u luisteren; dat staat vast. De Voorzitter: Wij zijn hiermee aan het einde van de eerste afdelingsvergadering gekomen. De Voorzitter sluit, om 23.00 uur, de vergadering. Verslag van de vergadering op woensdag 12 maart 1975 van de afdeling II van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1975. Aanwezig van de afdeling: mevrouw mr. E.N.J. Smit en de heren J. ten Brug (weth.), G. Buising, drs. M.H.G. de Greef, H. Meijerhof, N. Sterk en L. Visser. Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Bran- denburg-Sjoerdsma (tot de koffiepauze), G. Visscher- Bouwer (tot de koffiepauze) en M.M.Th. Visser-van den Bos en de heren G.F. Eijgelaar (weth.) (vanaf 19.40 uur), H. Jansma (tot de koffiepauze), J. de Jong (tot de koffiepauze), J. Knol (tot de koffiepauze), W.S.P.P. de Leeuw (tot de koffiepauze), dr. W.A. de Pree, A. Pronk, ir. C.L. Rijpma (weth.) (tot 22.05 uur), J. Schaafsma (tot 22.00 uur), K. Spoelstra en P. van der Veen (tot de koffiepauze). Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. de Boer, ambte naar van de afdeling Financiën en Belastingen, drs. A.J. Burger, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, P.P. de Jong, secretaris, P. Kingma, ambtenaar van de afdeling On derwijs, J.J. Oljans, hoofd van de afdeling Onderwijs, C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Financiën en Be lastingen, en drs. A.W. Zabel, ambtenaar van de af deling Onderwijs. Te behandelen: Par. 4. Beleidssector Onderwijs. De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij met onze werkzaamheden beginnen. Vanavond is de paragraaf betreffende het onderwijs aan de orde. Voor de goede orde wil ik nog even opmerken dat het de bedoeling is dat eerst de leden van de afdeling de gelegenheid krijgen het woord te voeren over een bepaald onderdeel en dan de andere leden van de raad; daarna antwoordt de wethouder. Er is maar één in stantie, maar als die geweest is hebben de leden van de raad gelegenheid die punten te formuleren, waarvan zij menen dat die opnieuw aan de orde moeten wor den gesteld in de plenaire zitting omdat zij een uit spraak van de raad wensen of omdat zij het antwoord onzerzijds dermate onbevredigend vinden dat zij daar nader op terug wensen te komen. PAR. 4. BELEIDSSECTOR ONDERWIJS. B. Gemeentelyk beleid m.b.t. het onderwijs in Leeuwarden. De heer De Greef: U verwijst bij punt 229 naar vraag en antwoord 16; dat betreft de Onderwijscom missie. Ik zou daar iets over willen zeggen n.a.v. het geen weth. Ten Brug in de afdelingsvergadering van gisteren heeft gezegd m.b.t. punt 16. Hij stelde toen dat de secretarie-afdeling Onderwijs alle medewerking verleent m.b.t. de ondersteuning van raadsleden en dat hij in de commissievergaderingen mededelingen doet die formeel niet in de commissie thuis horen. Ik heb dat gisteren niet ontkend; ik heb er alle waar dering voor dat dat gebeurt. Ik heb het ook als posi tief ervaren dat wij op excursie zijn geweest naar de Schooladviesdienst, dat u ons informatie hebt gezon den over het Euterpeplan en dat u ons een concept- scholennota hebt doen toekomen. De intentie van de vraag ging echter in een andere richting, t.w. de be hoefte die leden van de Commissie Onderwijs, m.n. de heren Buising, De Pree, Singelsma en ondergete kende, tijdens de commissievergadering van 11 decem ber j.l. hebben geuit wat betreft de positie van deze raadsadviescommissie. Daarbij is ook een stuk infor matievoorziening aan de orde gekomen. Uit uw ant woord blijkt dat de Commissie Onderwijs tevens kan fungeren als commissie van advies en bijstand van b. en w. Deze uitbreiding doet mij deugd. Ik denk dat hierdoor kan worden voldaan aan de behoefte van deze raadsleden om meer beleidsvoorbereidend en meer brainstormend zo is het in die commissievergadering gezegd bezig te zijn m.b.t. het onderwijs in Leeu warden. Dat betekent volgens mij echter niet dat zo maar moet worden aangenomen dat raadsleden hun in formatie zelf moeten verzamelen. Ik denk dat dat er gens mee gekoppeld kan worden. Ik sta op het ogen blik op het standpunt dat commissieleden in onderling overleg kunnen bepalen welke informatie zij ter on dersteuning van het raadswerk van de secretarie-af deling Onderwijs mogen verwachten. De heer Schaaf sma heeft gisteravond gevraagd waar ik op doelde. Nu, ik doel op onderwerpen die in het beleidsplan met name worden genoemd als beleidsdoeleinden die de gemeente wil realiseren. Ik zal kort zeggen welke on derwerpen dat b.v. zijn: de ontwikkelingen m.b.t. de middenschool, de integratie kleuter- en basisonderwijs het blijkt dat de S.A.D. daar projectmatig mee aan het werk is en de ouderparticipatie. In het antwoord op vraag 230 zegt u dat er bijzonder weinig inzicht is in de opbouw van de rijksvergoedings- tarieven wat betreft de stichtings- en exploitatiekos ten. Uit de ingekomen mededelingen van de voorlaatste raadsvergadering is gebleken dat andere gemeentebe sturen er bij de V^N.G. en de minister van Onderwijs op aandringen om die ongelijkheid in het vergoedings stelsel op te heffen; u hebt daar op geantwoord. Ik meen begrepen te hebben dat de gemeente Leeuwarden al eerder het ministerie op deze zaak heeft geatten deerd. Mijn vraag is nu of wij de solidariteit die wij betrachten b.v. bij een gemeenschappelijke regeling voor schoolbegeleidingsdiensten hier ook niet moeten betrachten en of wij, als gemeente die toch wel pre tendeert een centrumpositie in te nemen in de provin cie, niet meer in de bres zouden moeten springen m.n. voor het onderwijs in Friesland. Ik zou ten aanzien hiervan willen vragen in hoeverre de gemeente in sa menwerking met de provincie en andere gemeenten in Friesland meer politieke druk zou kunnen uitoefenen op Den Haag om wat meer rechtsgelijkheid te krijgen voor minder dichtbevolkte gebieden als de provincie Friesland. De heer Ten Brug (weth.): Ik geloof dat nu door de opmerkingen van de heer De Greef, die een beetje een andere teneur hebben dan de opmerkingen die hij gisteravond maakte dat kan uiteraard wel want wij zijn nu bezig met de afdeling voor onderwijszaken een heel aantal van zijn vragen van gisteravond door hem zelf zijn beantwoord. Ik dacht n.l. dat wij met het antwoord dat wij op vraag 16 hebben gegeven een heel eind tegemoet waren gekomen aan de vragen die in de Commissie Onderwijs zijn gesteld. Men weet uit de praktijk wel dat ik nooit geschroomd heb om over allerlei zaken die ons door het hoofd spelen en die nog niet tot concrete resultaten hebben geleid te spreken met de Commissie Onderwijs. Dat is ook een stuk brainstorming. Gisteravond werd echter gezegd dat de secretarie-afdeling Onderwijs uit eigen bewe ging allerlei informatie zou moeten doorgeven. De heer De Greef maakt dat nu allemaal veel duidelijker door een aantal onderwerpen te noemen. Als hij zegt dat er in de commissie nog eens verder zou moeten worden gesproken over het punt van de aansluiting kleuter- en basisonderwijs en over nog een aantal an dere punten dan is dat op zichzelf geen enkel probleem; dat kan. Als wij gegevens hebben dan willen wij die wel doorsturen, maar ik moet wel zeggen dat wij over de kwestie van de aansluiting kleuter- en basisonder wijs nog weinig gegevens hebben, want wij zijn nog bezig daarvoor een project op te zetten; dat moet nog zijn beslag krijgen. Er zijn wel wat aanloop-gegevens door het werk van de S.A.D. en ik ben graag bereid daarover te praten, maar misschien is het veel eenvou diger om op gezette tijden een bezoek te brengen aan de S.A.D. om dit soort dingen te horen. Hetgeen ik gezegd heb geldt eveneens voor de onderwerpen waar de S.A.D. niet bij betrokken is; in zoverre zijn wij het, dacht ik, roerend eens. Dan iets over punt 230. Eén ding is zeker en dat is dat het met de rijksvergoeding voor het kleuter- en basisonderwijs niet goed zit; dat weten wij. Wij hebben een behoorlijk tekort op de doeluitkeringen en het ligt voor het kleuteronderwijs nog moeilijker dan voor het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 1