schande bekennen dat ik niet in deze materie ben
gedoken, maar ik ben het volkomen met de heer Vis
ser eens dat je, als je in het besluit leest „zulks met
uitzondering van het huishoudelijk elektriciteitsver
bruik", de indruk krijgt dat wij vandaag besluiten dat
de netverzwaring die aan bepaalde bedrijven moet wor
den gegeven betaald moet worden volgens een bepaal
de regeling, maar dat(De Voorzitter: Onder I
van het besluit staat: „zoals in het rapport van de
Commissie Netverzwaring Agrarische Bedrijven in prin
cipe is omschreven en zoals dit nader is of wordt uit
gewerkt in het overleg met het provinciaal bestuur
en de Stichting Landbouwelektrifikatiefonds Fries
land". Daarmee is voldaan aan wat de heer Klomp
net opmerkte. Als daar overeenstemming wordt be
reikt op dit punt gaan wij mee. Dat is het officiële
besluit dat de raad zal nemen als hij het collegevoor
stel volgt.) Ik was nog niet helemaal uitgesproken.
Ik wil nog dit zeggen, ik wil de laatste zin ook nog
kwijt. Ik vind het uit een oogpunt van rechtsgevoel
heel logisch dat die mensen het huishoudelijk verbruik
niet belast krijgen voor de netverzwaring. Daar heb
ben zij n.l. de netverzwaring niet voor nodig. Daar een
toeslag op te leggen is gewoon oneerlijk. Als deze raad
daar iets aan kan doen en in die richting kan werken
dan moet hij dat altijd doen. Het is gewoon de stand
punten zuiver houden en dus de zaken scheiden. Wat
de vrouw gebruikt, wel, daar is de netverzwaring niet
voor nodig. Voor wat de man gebruikt is die wel no
dig. De lasten moeten dan naar dat gedeelte waar de
lasten behoren te drukken. (De heer Ten Brug
(weth.): Ik zie die scheiding tussen man en vrouw niet,
hoor.)
De heer Ejjgelaar (weth.)De heer Visser had in
eerste instantie al een vraag gesteld over de verkabe-
ling. Er is in de Commissie voor het overleg met het
agrarisch bedrijfsleven ook over deze zaak gesproken.
Wat het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf betreft zal
per geval nagegaan worden, in overleg met de be
treffende ondernemer, wat in deze mogelijk is. Het
G.E.B. zal een kostenopgave geven aan het L.E.F en
dat zal per geval beoordelen of die acceptabel is, waar
bij uitgegaan wordt van de goedkoopste aansluitmo-
gelijkheid. Per geval zal nagegaan worden wat even
tueel de meerkosten zullen zijn by een verkabeling.
In overleg met de ondernemer wordt dan nagegaan
wat in zijn situatie, misschien met medewerking van
hem door het graven van sleuven enz., mogelijk is.
Dit is ook een punt dat in de Commissie voor het
Electriciteitsbedrijf nog een keer aan de orde gesteld
kan worden en nader bekeken kan worden. (De heer
Visser Deelt het P.E.B. deze opvatting ook Die
vraag had ik in verband hiermee ook nog gesteld.) Ik
weet niet hoe het P.E.B. het doet, maar ik dacht het
wel. Het zal kostenverhogend werken. Het zal per ge
val worden bekeken. Bij aansluitingen waar het mo
gelijk is zal er natuurlijk ook uit kostenoverwegingen
bekeken worden wat het voordeligste is voor de aan
sluiting. Men gaat bij het Landbouw Elektrifikatie-
fonds Friesland uit althans als mijn informaties
juist zijn en daar twijfel ik eigenlijk niet aan -van
de goedkoopste aansluiting per geval.
Wat het plaatsen van maximaalmeters betreft, ik
heb gezegd dat in twijfelgevallen dergelijke meters zul
len worden geplaatst. Dat betekent dat dat niet in
rekening gesteld wordt aan het betreffende bedrijf,
maar dat deze meters tijdelijk geplaatst worden om
een indruk te krijgen wat de maximale belasting is
daarna worden ze weggehaald en ergens anders ge
bruikt. Dit is dus een tijdelijke aangelegenheid waarbij
men gaat bekijken wat de belasting is en hoe hoog het
vastrecht moet zijn.
Dan het huishoudelijk verbruik. De heren Visser en
Heidinga hebben gezegd dat dat verbruik eigenlijk
helemaal buiten de 25%-heffing zou moeten vallen.
Maar het is toch zo dat de voorzitter heeft het voor
gelezen het echt de bedoeling is een normbedrag
aan te houden ter compensatie van het huishoudelijk
verbruik. Er staat ook in het besluit dat telkenjare
daarvoor een bedrag zal worden vastgesteld. Dat be
tekent niet dat daarmee het volledig huishoudelijk ver
bruik buiten de heffing gehouden wordt, maar dat
dit bewust een normbedrag is dat telkenjare wordt
vastgesteld. (De hear Miedema: Allinne dat bidrach
wurdt fêststeld, mar it oantal kWh bliuwt stean. Dat
is it punt dêr't oer striden wurdt. Dan moatte jo net
oer it bidrach prate. Wy prate oer it oantal kWh en
jo oer in priis en dat is hwat oars.) Als de heer
Miedema dat wil dan wil ik wel over het aantal kWh
praten. Met die 1.500 kWh is, dacht ik, ook bewezen dat
het om een normbedrag gaat. Het aantal kWh is dui
delijk vastgesteld op 1.500. Als men het huishoudelijk
verbruik in zijn totaliteit buiten beschouwing had wil
len laten dan had men niet 1.500 kWh genomen, maar
2.500 of 3.000 kWh, want toen dit vastgesteld werd
wist men wel dat het gemiddelde huishoudelijk ver
bruik hoger lag dan 1.500 kWh.
De Voorzitter: Ik dacht dat wij wel goed zitten.
In de raadsbrief staat ook: „De provincie houdt voors
hands rekening met een bedrag van f 210,per jaar.
Wij stellen u voor de provincie hierin te volgen."
Als u dan het besluit ziet dan impliceert dat dat, als uit
het overleg tussen de provincie en de landbouworgani
saties, ook in het kader van het L.E.F., andere normen
komen, wij u voorstellen die te volgen. Daarmee is één
lijn getrokken. De discussie gaat er even over of wjj
op voorhand achter het standpunt moeten gaan staan
dat die norm hoger moet worden. Het kan best reëel
zijn dat die norm hoger moet, maar ik dacht dat wjj
toch eigenlijk niet competent zijn om dat zonder meer
te stellen. Laten wij dat maar aan de landbouworgani
saties overlaten, want die zijn echt mans genoeg om
hun belangen te verdedigen. Laten zij maar doorpraten
met het provinciaal bestuur. Wat daar uit komt zien
wij wel. Het provinciaal bestuur heeft vaak de handen
vol aan de landbouworganisaties; dat weet de heer
Miedema ook wel en ik herinner mij dat ook heel goed
uit het verleden.
Handhaven de heren Visser en Jansma de motie?
(De heer Visser: Ja.) Dan gaan wij daar nu over
stemmen.
De motie van de heren Visser en Jansma wordt ver
worpen met 28 tegen 7 stemmen. Voor stemmen de
dames M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma
de Jong en de heren O. Heidinga, H. Jansma, W.S.P.P.
de Leeuw, W. Miedema en L. Visser.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 16 (bijlage no. 108).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 17 (bijlage no. 95).
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Wij gaan akkoord
met uw voorstel de vrijheid die de Drank- en Horeca-
wet biedt enigszins in te perken. Ik schat dat wij ruim
twee jaar geleden voor het eerst daarop hebben aan
gedrongen.
Met de grenzen die u noemt voor de gebieden buiten
de binnenstad gaan wij akkoord. In de binnenstad had
den wij het gebied graag wat groter gezien, n.l. de
grens vlak achter de bebouwing van de Voorstreek tot
de Wortelhaven, dan langs de Eewal dus niet daar
achter langs dan Gouverneursplein, Hofplein, Raad
huisplein en Bagijnestraat, Kleine Kerkstraat, stukje
Grote Kerkstraat, Groeneweg. U merkt in de raads
brief op dat het gebied zo klein mogelijk moet worden
gehouden om te voorkomen dat ged. staten goedkeu
ring zouden onthouden aan dit besluit. Mijn vraag is
nu: Is er overleg geweest met g.s. over de grenzen van
het gebied en weet u dat zij een groter gebied niet zul
len accepteren?
Dan wilde ik graag nog een opmerking maken over
het besluit op zich, n.l. over artikel 10.1, onder 5. Het
gaat daar over de mogelijkheden van beroep bfl in
trekking of wijziging van een ontheffing. Zoals ik het
lees kan de gemeente een besluit tot wijziging of in
trekking onmiddellijk laten ingaan en heeft het instel
len van beroep door de gedupeerde niet altijd een schor
sende werking. Ik vind dat nogal ver gaan. Het betreft
toch altijd het inkomen van een aantal mensen.
Als laatste zou ik u willen vragen of u kunt zeggen
wanneer de goedkeuring van g.s. ongeveer zal komen.
Hoe lang kan dat duren En hoe lang lopen maximaal
de beroepsprocedures die verhinderen dat dit besluit
van kracht wordt?
De heer Heidinga: Ook mijn fractie is wel inge
nomen met dit voorstel op zich. Hoe wil het zo tref
fen, bij ons kwam dezelfde vraag naar voren als mevr.
Brandenburg stelde: Is de begrenzing juist? Zou die
niet beter een beetje ruimer kunnen? Mevr. Branden
burg heeft het allemaal al zo keurig gebracht dat ik
het niet zal herhalen. Wjj achten een groter gebied
zeer wenselijk; wij denken daarbij b.v. aan de Ba-
gijnestraat, die zit er precies buiten.
De heer Schaafsma: Het is met genoegen dat wij
de inperking zoals die wordt voorgesteld hebben be
keken. Wat de grenzen m.b.t. de binnenstad betreft
zijn wij voorshands van mening dat de grenzen die u
getrokken hebt eerst maar eens in realiteit iets moe
ten gaan voorstellen t.a.v. het woongebied zoals wij
het op voorhand al noemen. Het is voorlopig nog niet
zo'n daverend woongebied. Als dit binnen 10 jaar in
derdaad als woongebied aangemerkt kan worden dan
hebben wij in de loop van die periode tijd genoeg om
de grenzen nog eens wat uit te breiden. Als deze
grenzen getrokken zijn om hier een woongebied van
te maken, akkoord, maar laat het zich dan eerst eens
in deze richting ontwikkelen; het lijkt mij beter niet
te ver vooruit te hollen op dingen die misschien wel
gaan gebeuren, maar waarvan wij op het ogenblik niet
zeggen dat ze binnenkort zullen gebeuren. Ik dacht
dat wij deze verordening op het moment dat dat nodig
is altijd nog kunnen uitbreiden. Ik dacht dat het vol
doende was dat wij het nu eerst met de voorgestelde
gebieden proberen.
De Voorzitter: Ik geloof dat ik in de eerste plaats
wel kan constateren dat de raad instemt met het feit
dat wij een verordening in deze zin aan hem hebben
voorgelegd; daar hoeven wij dus niet over te praten.
Het belangrijkste punt dat aan de orde is gesteld
betreft de kwestie van de grenzen van het gebied
dat wjj in de binnenstad hebben aangegeven. Daar
hebben wij ook in het college uitvoerig over van ge
dachten gewisseld. Het is ook een punt van uitvoerige
discussie geweest in de commissie die u hebt inge
steld om over dit soort verordeningen advies te geven.
Ik zou met nadruk willen stellen dat is ook het
punt waar wij tegenaan zijn gelopen dat deze ver
ordening niet het karakter mag hebben van het plegen
van een stukje ruimtelijke ordening. Zodra het dat
stempel krijgt opgedrukt, zodra het in die geest wordt
ingezonden ter goedkeuring u zult in de stukken
wel hebben gelezen dat nogal wat instanties hun goed
keuring moeten geven komt er een afwijzing. Het
is n.l. zo dat deze verordening die gebaseerd is op de
Drank- en Horecawet het is een wijziging van onze
Drank- en Horecaverordening alleen maar iets mag
regelen als het hebben van dit soort etablissementen
strijdig is met de aspecten die wij in de raadsbrief
hebben genoemd; dat betreft leefmilieu, volksgezond
heid e.d. Dit soort dingen moeten in het geding komen.
Daarom hebben wij gezocht naar een argument waar
van wij menen dat wij het sterk kunnen maken. Wij
hebben aansluiting gezocht bij ons binnenstadsplan.
Wij hebben m.n. die gebieden genomen waar de raad
duidelijk het stempel „wonen" op heeft gedrukt, uit
sluitend of overwegend wonen. Wij hebben gesteld dat,
als je daar dit soort bedrijven hebt, het woon- en leef
milieu wordt aangetast. Wat betreft de straten die
mevr. Brandenburg heeft genoemd is dat zeer dubieus.
Natuurlijk kan de raad het gebied wijzigen, maar dan
zullen wjj terug moeten naar de instanties die wij hier
over moeten raadplegen. Dat zal echt een handicap
vormen bij het verkrijgen van de nodige goedkeurin
gen; dan kan het ook nog wel even duren voor de goed
keuringen er zijn. Daarom zou ik u met klem willen
vragen op dit moment de verordening zo vast te stel
len. Dat neemt m.i. niet weg dat wij nog wel eens in
dringend met elkaar kunnen praten over de vraag of
dat gebied misschien toch niet uitgebreid kan worden.
Daar zouden wij dan opnieuw advies over moeten vra
gen; de machine wordt dan opnieuw in werking ge
steld. Zo kunnen wij bereiken dat er ondertussen vast
een regeling is; de handicap die wjj op het ogenblik
hebben is dat wij nu niets hebben. Als er morgen in
het gebied dat hier is aangegeven iemand een dergelijk
bedrijf begint en voldoet aan de objectieve criteria die
in de wet zijn gesteld dan hebben wij geen been om op
te staan, dam zullen wij het moeten tolereren. Op het
moment dat deze verordening van kracht wordt kun
nen wij bij vestiging van nieuwe bedrijven de zaak van
geval tot geval bekijken. Er is duidelijk in de verorde
ning aangegeven dat wjj in de aangegeven gebieden
-dat kunnen wij voor die gebieden dan ook volhouden
alleen toestemming tot vestiging geven wanneer het
een bedrijf betreft dat specifiek in het betreffende ge
bied past wij hebben als voorbeeld een buurtcafé
genoemd en ten aanzien waarvan wij ook kunnen
stellen dat het het woon- en leefmilieu niet aantast.
Als dat niet het geval is zuilen wij geen vergunning
geven. Bovendien is/ het zo dat de vergunning voor de
oedrijven die er al zijn gebonden is aan de persoon.
Dat betekent dat wij ten aanzien daarvan, zonder zelf
in moeilijkheden te komen, naar een soort uitsterf
systeem kunnen gaan streven. Als de persoon waaraan
de vergunning gebonden is uit het bedrijf gaat of met
het bedrijf ophoudt zullen wij opnieuw bekijken of de
eventuele opvolger wel weer een vergunning kan krij
gen. Ik kan u wel zeggen dat het in ons voornemen
ligt niet weer een vergunning af te geven, want wij
zullen t.a.v. het betreffende gebied dat kan als wij
duidelijk het woongebied aanwijzen zoals dat bij het
binnenstadsplan is vastgesteld volhouden, ook tegen
beroepen in, dat het woon- en leefmilieu wordt ver
stoord door dit soort zaken. Dat moeten wij keihard
overeind kunnen houden. Daarom zou ik u willen vra
gen om hiermee zo te starten. Als het zo zou zijn dat
met het vaststellen van deze verordening te eeuwigen
dage wijzigingen onmogelijk zouden worden dan zou ik
mij kunnen voorstellen dat u zegt: Dit is voor eens en
altijd en daarom willen wij dit uitgepraat hebben tot
en met. Maar wij hebben er echt geen bezwaar tegen
om nog eens rustig te bekijken of dit t.z.t. nog eens
aangepast kan worden; wij moeten dan echter wel goe
de argumenten hebben. Ik wil u ook nog wel zeggen
dat het gebied vergeleken met onze eerste plannen al
uitgebreid is. Wij hebben ons aanvankelijk consequent
gehouden aan het binnenstadsplan en ons beperkt tot
de gebieden die praktisch uitsluitend voor wonen be
stemd zfln. Later hebben wij dat uitgebreid met een
aantal randgebiedjes die overwegend voor wonen be
stemd zijn en waarvan wij het verantwoord vinden dat
die er bij getrokken worden; wij menen dat wij dat wel
halen; dat weten wij echter niet zeker, maar wij me
nen dat wij daarmee niet op grote problemen zullen
stuiten. Het probleem is: hoe groter wij het gebied
maken hoe moeilijker het is goedkeuring te verkrijgen;
dat is geen dreigement, dat is de realiteit.
Mevr. Brandenburg heeft gevraagd of wij overleg
hebben gepleegd met g.s. Dat hebben wij niet gedaan.
Dat zou bestuurlijk gezien ook onjuist zijn. Wij moeten
hier beslissingen nemen en g.s. moeten die al dan niet
goedkeuren. Ik dacht ook niet dat g.s., als zij hun taak
goed uitoefenen, ons op voorhand een antwoord zou
den geven. Dit is geen probleem m.b.t. de ruimtelijke
ordening. Wij moeten met argumenten komen, wij moe
ten het besluit ter goedkeuring voorleggen en wij kun
nen niet op voorhand vragen of g.s. het, als wij het zo
en zo doen, zullen goedkeuren. Het is aan de rand om
een beslissing te nemen en daarom zou het bestuurlijk
onjuist zijn op voorhand naar g.s. te gaan. Wij weten
aan welke criteria wij ons hebben te houden want die
staan in de wet.
De kwestie van de schorsende werking die mevr.
Brandenburg aansneed heb ik niet zo goed begrepen.
Schorsende werking kan alleen maar t.a.v. een nieuwe
vergunning en daar wordt nooit iemand de dupe van.
Wij kunnen niets intrekken als dat het geval was
had mevr. Brandenburg gelijk. (Mevr. Brandenburg-
Sjoerdsma: Ik kom hier in tweede instantie wel even
op terug.) Goed, misschien heb ik het niet helemaal
goed begrepen.
Op de vraag wanneer de goedkeuring er zal zijn
kan ik geen antwoord geven. Als er bezwaren worden
ingediend dan kan het een vrij lange tijd duren. Wij
hopen echter dat het niet lang duurt. Als er geen
bezwaren zouden komen dan hoeft het m.i. niet zo