5
Sub G, H en
De verzoeken en de brief worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub J.
De heer Schaafsma: De brief van de Nationale Christen Geheel-Onthouders Vereniging krijgt
terecht een antwoord zoals u gegeven hebt, tenminste tot het gedeelte waar u begint over recepties.
Ik vind de rest van uw antwoord duidelijk en sympathiek, maar wat u in dat gedeelte uitspreekt,
vind ik eerlijk gezegd wat halfslachtig. U zegt daar namelijk dat u zult proberen dat het gebruik
van alcoholhoudende drank verder wordt beperkt. Ik kan mij niet voorstellen wat u zich daarbij
voorstelt, want hoe zou u dat willen doen? U zet of wel of niet alcoholhoudende drank op het dien
blad. U zou hoogstens glazen met daarop een doodshoofd in kunnen voeren of de heer Feikens, de
hoofdbode, met een vermanend woord rond kunnen laten gaan. Voor de rest zie ik geen creatieve
mogelijkheden. U zegt dat alcoholvrije dranken in ruime mate voorhanden zijn. Ik ben er ook van
overtuigd dat na afloop van de receptie het assortiment ternauwernood enige schade heeft geleden.
(Gelach) Als u een goed argument hebt om deze tekst in de brief op te nemen, ben ik het ermee eens
en anders zou ik u willen voorstellen om de brief, zoals u die wenst te schrijven, in ieder geval van
deze alinea te verlichten.
De Voorzitter: Ik zie het toch niet zo als de heer Schaafsma. Wij zijn bij voortduring attent op
dit probleem. Ik wil met nadruk stellen dat het hele college van mening is dat drankmisbruik zo veel
mogelijk moet worden bestreden. Er zijn bepaalde bijeenkomsten - vooral in de achternamiddag -
waarbij in het verleden wel sterke drank werd geschonken, maar dat gebeurt nu niet meer. Een an
der punt is dat wij in toenemende mate ervoor zorgen dat er een zo groot mogelijk assortiment fris
drank wordt geserveerd. De ervaring heeft geleerd dat dit een belangrijker rem op het gebruik van
alcohol is dan wanneer men met dienbladen zou rondlopen met alleen maar drank erop. Wij stellen
ons voor attent te blijven op deze zaak en duidelijk verdere beperkingen aan te leggen. Daarom
ben ik van mening dat de door de heer Schaafsma bedoelde passage terecht in het antwoord is opge-
nnmpn
De heer Schaafsma: Ik maak er geen halszaak van. U hebt duidelijk gesteld waar ik het ook mee
eens ben, namelijk dat het drankgebruik een ontstellende vorm gaat aannemen. Ik ben het met u eens
als u zegt het drankgebruik in jeugdsociëteiten en sportkantines te willen beperken. Ook uit anderen
hoofde is dat een goede zaak, want in feite is er ook nog sprake van een oneerlijke concurrentie met
het horeca-wezenAls u zegt dat u het gebruik van drank tijdens recepties wilt beperken en dat er
overdag geen alcohol meer wordt geschonken, dan lijkt mij dat sowieso terecht. Als overdag een bij
eenkomst wordt gehouden, waarbij wel drank wordt geschonken, dan betekent dat dat men de rest
van de dag in ieder geval in een situatie geraakt waarin men niet zo helder meer denkt, ook al heeft
men maar twee glaasje gedronken. Meestal moeten de mensen nog met de auto terug en dan is het
duidelijk dat er geen alcohol geschonken moet worden. Als u echter zegt dat u het alcoholgebruik
bij recepties kunt beperken, dan vind ik eerlijk gezegd dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid
moet dragen. Op dat moment kunt u het gebruik van alcohol dus niet meer beperken. Ik ben het
ermee eens dat u ernaar streeft om het daar waar het mogelijk is te gaan beperken, maar ik zie niet
in hoe u het gebruik van alcohol bij een receptie als bij voorbeeld de nieuwjaarsreceptie kunt be
perken
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub K.
De heer Schagen: Een aantal zaken in de kwestie van de uniforme meldingsformulieren lijken mij
essentieel. Ik wil er enkele gaan noemen. Allereerst wil ik opmerken dat niet ter discussie staat of
de politie objectieve gegevens mag registreren. Met "objectief" bedoel ik duidelijk waarneembare
gegevens. Wat naar mijn mening wel ter discussie staat, is dat er subjectieve, emotionele gegevens
worden geregistreerd. Aanduidingen als "homofiel", "lesbisch" etc., zijn volgens mij voorbeelden
van subjectieve en emotionele gegevens. Deze aanduidingen kunnen mijns inziens een gevaar voor
de betrokkenen betekenen. Men kan nooit exact aangeven in hoeverre deze aanduidingen een eigen
leven gaan leiden in de beoordeling van opsporingsambtenaren en andere mensen van het politieappa
raat. Bovendien wil ik erop wijzen dat er in Nederland nog steeds geen wet is op de bescherming
van de privacy. Tevens vraag ik mij af welk belang de politie erbij kan hebben om de sexuele geaard
heid van mensen te registreren. Welk belang heeft de politie erbij in verband met het opsporen van
eventuele onjuistheden, nog afgezien van de vraag hoe men dat denkt vast te stellen? Gaat men
misschien de schedel meten?
Ik vind opening van zaken in deze kwestie van groot belang. Het is niet voor niets dat een orga
nisatie als het C.O.C. ontzettend verontrust is over deze kwestie en dat ook op diverse manieren
kenbaar heeft gemaakt, middels brieven in de Leeuwarder Courant enz. Met name deze groepering
ervaart dagelijks wat het betekent om gediscrimineerd te worden op grond van sexualiteit. Opening
van zaken is naar mijn mening ook mogelijk, gelet op het antwoord van de minister op vragen van
Kamerleden in deze kwestie. Zijn antwoord is als volgt geformuleerd: "Tot overlegging van bedoel
de formulieren ware in dit stadium dus ook nog niet over te gaan." Dit antwoord betekent mijns in
ziens geen dienstorder maar hooguit een beleefd verzoek. Gezien het belang van deze kwestie en
ook gezien de gang van zaken in Leeuwarden - ik bedoel daarmee de beantwoording van deze open
brief van het Fries Anti-Fascisme Komité - zult u begrijpen dat ik niet helemaal content ben. Ik wil
dan ook een motie indienen, die gesteund wordt door een deel van mijn fractie. Deze motie luidt
als volgt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 29 januari 1979, kennis genomen
hebbende van:
1. de open brief van het FAFK d.d. 18 december 1978, zoals omschreven onder de letter K van de
mededelingenli jst;
2. het antwoord van de burgemeester op de brief van het FAFK,
overwegende dat het gebruik van de uniforme meldingsformulieren door de politie talloze vragen
heeft opgeroepen omtrent eventuele discriminatoire effecten bij het gebruik van voornoemde formu
lieren, besluit er bij de burgemeester op aan te dringen alsnog over te gaan tot openbaarmaking van
de uniforme meldingsformulieren."
Deze motie is mede-ondertekend door mevrouw Otsen.
Mevrouw Van der Werf: De burgemeester antwoordt op de in de open brief van het FAFK onder
3 gestelde vragen. Uit zijn antwoord blijkt dat hij het registreren van bepaalde kenmerken van per
sonen die van een bepaald misdrijf worden verdacht niet als een vorm van discriminatie opvat. Ook
wij kunnen ons voorstellen dat over van misdrijf verdachte personen bepaalde kenmerken worden ge
registreerd. Dat moeten dan echter wel alleen kenmerken zijn die in een duidelijke relatie staan
met het gepleegde feit en kenmerken die voor iedereen zichtbaar en niet voor interpretatie vatbaar
zijn. Het registreren van niet ter zake doende kenmerken en gegevens en het registreren van op sub
jectieve interpretatie gebaseerde kenmerken in samenhang met de resultaten van een onderzoek, dat
ik al eerder heb genoemd en waaruit is gebleken dat de Leeuwarder politie persoonsgegevens door
speelt aan onder andere schoonmaakbedrijven, doen de vraag rijzen wat men met die gegevens moet.
Wat wil de politie ermee? Maar ook: Wat doet de politie ermee? Bij groepen mensen, zoals homo-
sexuelen en buitenlandse werknemers en dergelijke, doet dit allerlei vermoedens ontstaan. Als dan
bovendien uiterst geheimzinnig wordt gedaan en de bevolking geen inzicht wordt gegeven in het hoe,
hef wat en het waarom van de zaak, worden deze vermoedens alleen maar versterkt. Het is slechts
een kleine geruststelling wanneer de burgemeester ons verzekert dat uiterst zorgvuldig met deze ge
gevens wordt omgesprongen. Op de vraag op grond van welke criteria mensen worden gerangschikt
in een of meer van de in de brief genoemde categorieën, geeft de burgemeester geen antwoord. Ter
wijl juist bij het vaststellen van die criteria allerlei vooroordelen of discriminerende opvattingen een
rol kunnen spelen. Nog afgezien van de vraag wie de formulieren invult en op welk moment dat ge
beurt, willen wij er met nadruk op wijzen dat deze brief juist van het FAFK, het Fries Anti-Fascis
me Komité, afkomstig is. Het is nog maar veertig jaar geleden dat Joden, homosexuelen en zigeu
ners vervolgd werden op een meer dan afschuwelijke manier. Hoewel wij niet op voorhand willen
aannemen dat er misbruik van de geregistreerde gegevens gemaakt zal worden, willen wij de gevoe
lens van onrust van het FAFK ook plaatsen tegen de achtergrond van de maatschappelijke situatie
waarin wij ons op dit moment bevinden. Het is een situatie, waarin de zich steeds verder uitbreiden
de nucleaire industrie, die een uiterst perfecte beveiliging noodzakelijk maakt, tendenzen in de
richting van een totalitaire staat rechtvaardigt en een perfect en omvangrijk informatiesysteem over
alles en iedereen noodzakelijk maakt. Onder het mom van een betere misdaadbestrijding wordt een
registratiesysteem opgezet dat de controle van de staat op het doen en laten van individuele burgers
zo effectief mogelijk doet zijn. Daarbij wordt er steeds meer geautomatiseerd en geregistreerd. Op
alle mogelijke plaatsen worden gegevens over individuen geregistreerd en centraal opgeslagen. Ban-