6 ken, sociale diensten en politie noteren alles. Al deze op verschillende plaatsen verzamelde en op geslagen gegevens kunnen via een code worden gekoppeld, waardoor het mogelijk wordt dat de staat steeds meer greep op mensen kan krijgen, kan manipuleren, enz. De Orwelliaanse maatschappij is vlakbij, althans binnen bereik. Niet alleen in situaties van oorlog maar ook in deze technocratische maatschappij, die juist daardoor zo kwetsbaar is, betekent dit een wezenlijk gevaar voor de privacy van de burgers. In dit kader doet het des te merkwaardiger aan dat de burgemeester stelt dat hij niet gerechtigd is over de in de vraag van het FAFK bedoelde formulieren nadere informaties te verstrekken. Hij doet het daarbij voorkomen alsof het alleen om de opsporende taak van de politie zou gaan en verschuilt zich daarbij - overigens zonder dit expli ciet te zeggen - achter de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie in casu de officier van Justitie. De burgemeester doet het voorkomen alsof er een strakke grens te trekken is tussen de opsporende taak van de politie en de orde handhavende taak van de politie. In de wet kan er mis- sch ien nog wel een scheiding tussen deze taken van de politie worden aangebracht, maar in de prak tijk van het politiewerk is dit ondoenlijk. Vandaar ook dat het antwoord van de burgemeester onvol ledig is. De vastlegging van de betreffende gegevens is wel degelijk ook een hulpmiddel voor de po litie bij haar orde handhavende taak. De vraag resteert of de burgemeester verplicht is om verant woording af te leggen aan de gemeenteraad over zijn bestuur. De burgemeester schoof deze verant woordelijkheid eerst toe aan de minister van Binnenlandse Zaken, maar deze kan de burgemeester geen opdracht geven en dus kan de burgemeester zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op deze minister. Ook de minister van Justitie kan de burgemeester geen opdracht geven en dus ook de of ficier van Justitie niet. Betekent dit dan dat de burgemeester aan niemand en aan geen enkele in stantie verantwoording hoeft af te leggen? Natuurlijk niet, niet voor niets is in 1969 artikel 129 in de Gemeentewet opgenomen. Juist omdat over zaken als de onderhavige veel onduidelijkheid bestond, is dit artikel opgenomen. De burgemeester probeert onder zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het door hem gevoerde bestuur uit te komen, maar hij is wel degelijk verantwoording verplicht aan de raad. Wij hebben daarom de volgende motie: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 29 januari 1979, kennis geno men hebbende van de brief van het FAFK en het antwoord van de burgemeester daarop, overwegende dat het in het belang van de bevolking van Leeuwarden is dat de raad als hoofd van de gemeente in zage krijgt in de door de politie ten behoeve van de surveillanceplanning, herkenningsdienst en meldkamer gebruikte formulieren, overwegende dat de burgemeester tot nu toe eigener beweging de raad geen inzage gegeven heeft in de hiervoor genoemde formulieren, overwegende dat de burge meester volgens artikel 129 van de Gemeentewet verantwoording schuldig is over het door hem ge voerde bestuur en hiertoe alle door de raad verlangde inlichtingen dient te geven, besluit de burge meester op te dragen de raad inzage te geven in de genoemde formulieren." Deze motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, de heer Van der Wal. Mevrouw De Jong: De zich gaaf menende maatschappij heeft door alle tijden heen dikke muren gebouwd om groepen anderen. Aan dat bouwen is meegeholpen door die anderen, uit angst verder gekwetst té worden om hun anders-zijn. Door alle tijden heen zijn groepen mensen in hokjes ge stouwd, het hokje "andersgekleurden""gehandicapten", "homofielen", en vult u maar aanPas aan het eind van de jaren zestig is een voorzichtige doorbraak begonnen. De ander wilde accepta tie en de maatschappij bleek, nog heel voorzichtig, daarvan het redelijke te willen leren inzien. Nu, in 1979, zijn wij zo ver dat muren worden neergehaald, om uitzicht te geven aan en inzicht te verschaffen in. De weg die is afgelegd, was pijnlijk en moeizaam, dat kan ik u verzekeren. Met verbijstering heeft D'66 geconstateerd dat daar, waar ieder probeert de hokjesmuren neer te halen, de overheid die weer vlijtig opbouwt in de vorm van politieformulieren. Doeltreffend en efficiënt kan het individu in zijn stigmatiserende hokje worden aangekruist. Dat, mijnheer de voorzitter, is een wezenlijk verschil met de notitie in het zakboekje van de rechercheur van vroeger. Hokjes "ho mofiel", "woonwagenbewoner", enz. zijn voorgedrukt. Er zit systeem in en dat is een beangstigen de aantasting van de individuele rechten van de mens. Het is ook beschamend, dat vindt de over heid zelf blijkbaar eveneens, want er is een gordijn van zwijgplicht gelegd rond de betreffende for mulieren. Dat suggereert op zijn minst dat ze het daglicht niet kunnen verdragen. Bisschop Gijssen heeft met zijn uitlatingen een golf van verontwaardiging veroorzaakt in heel Nederland. Zowel van progressieve als van gematigd rechtse kant liet men weten dat dit te ver ging. Ik ben een hoopvol mens en wil vertrouwen in het goede van de mens, ook van de mens die deel uitmaakt van de Haagse overheid. Ik hoop dan ook dat de overheid het zo druk had met verontwaardigd te zijn over de ge noemde uitlatingen dat zij helemaal vergeten is naar eigen praktijken te zien en haastig de stigma tiserende formulieren zal intrekken. Ik wil van harte de motie van de heer Schagen ondersteunen. 7 De hear Miedema: De weagen geane al heech: de iene is "verbijsterd", der binne "golven van verontwaardiging", jo soenen hast sizze dat it net sa best is. Ik bin ek in bytsje forheard oer de dis kusje dy't oer dit brief halden wurdt. Hwat is der geande? Jierrenlang hat de boargemaster de for- antwurdlikens hawn foar de gong fan saken by de polysje. Sunt in jier is der iennige foroaring yn kommen. Der is yn septimber 1978 in Kommisje foar de lepenbiere Oarder ynsteld, dêr't alle polys- jesaken yn oan de oarder komme. Yn dizze kommisje binne alle partijen fortsjintwurdige en de kom misje is op dit stuit dwaende him yn to wurkjen. Dat witte alle fraksjes. Ik tocht dat it, as der werk- lik bihoefte is om oer dit soart fan dingen to praten, sinfol wie om yn dy kommisje dizze saek oan de oarder to stellen. Ik tocht net dat it nou de tiid wie om sokke swiere forhalen yn de ried to halden. Jo moatte der bigryp foar hawwe dat ik op it stuit net ut namme fan myn fraksje praet, hwant wy hawwe fansels gjin oerliz hjiroer hawn. Ik nim lykwols oan dat ik wol üt namme fan myn fraksje sprek, as ik siz dat wy gjin bihoefte hawwe oan dizze moasjes. Wy binne best ré en praet yn de Kommisje foar de lepenbiere Oarder fierder oer dizze saek, mar net op dit momint. De heer Schaafsma: Ik sluit mij bij de woorden van de heer Miedema aan. Ik heb mij bijzonder gestoten aan hetgeen mevrouw Van der Werf gezegd heeft, toen zij het had over "veertig jaar na de oorlog". Als je ook maar suggereert dat het in deze democratische staat mogelijk zou zijn door deze formulieren tot situaties te komen die zij suggereerde, dan wens ik mij met toch een beetje een vieze smaak in de mond daar in ieder geval van te distantiëren. De Voorzitter: Ik zou willen beginnen met de opmerking te maken dat ik er begrip voor heb dat erbij mensen verontrusting is of kan zijn over het registreren van gegevens in zijn algemeenheid, daarbij vooral gelet op hetgeen wij helaas met elkaar in het verleden hebben moeten meemaken, dat stel ik met nadruk voorop. De verschillende sprekers zo goed mogelijk volgend, zou ik de heer Schagen willen zeggen dat ook in het onderhavige geval het niet de bedoeling is - het gebeurt ook niet - om subjectieve emo tionele gegevens te verzamelen. Er worden alleen gegevens verzameld die in bepaalde gevallen noodzakelijk worden geacht om een misdadiger zo goed mogelijk te markeren. Dat is de bedoeling - het is een hulpmiddel - waarvoor deze formulieren worden gebruikt. De formulieren worden heel duidelijk niet gebruikt om bepaalde groepen mensen te registreren, los van het punt dat ik zojuist noemde. De heer Schagen verwees nog naar het feit dat de minister bij het beantwoorden van vragen van enkele Kamerleden over hetzelfde probleem heeft gezegd: "ware niet te geven". De heer Schagen noemt dit een beleefd verzoek en zegt dat de burgemeester daar niet aan hoeft te voldoen. Mevrouw Van der Werf heeft op dit punt ook de nodige opmerkingen gemaakt. Zij insinueert min of meer dat ik mij tracht te verschuilen achter de officier van Justitie. Dat heb ik in genen dele gedaan. Het is volledig mijn verantwoordelijkheid. Ik heb alleen gezegd dat deze gegevens gebruikt worden voor de opsporing, maar u hebt hieruit nergens kunnen lezen dat ik mij verschuil achter de officier van Justitie. Ik neem die verantwoordelijkheid volledig op mij, ik heb die ook op dit punt. Het is wel zo dat, als een minister van Binnenlandse Zaken op bepaalde vragen antwoorden geeft aan Ka merleden zoals hier is gebeurd en deze minister om hem moverende redenen meent dat niet bekend moet worden gemaakt welke gegevens op een bepaald moment voor de misdaadbestrijding worden vastgelegd, het niet opgaat als een burgemeester dat antwoord enkele weken later wel zou geven in precies dezelfde gevallen. Strikt formeel zou hij het wel kunnen doen en kunnen zeggen dat hij aan de minister geen boodschap heeft. Dat zou politiek en vooral bestuurlijk echter onfatsoenlijk zijn. Daar houdt deze burgemeester zich niet mee bezig. Dat is de reden dat ik heb gemeend ge woonweg niet bevoegd te zijn - bevoegd in die zin bedoeld - om de gegevens wel te verstrekken. Mevrouw Van der Werf heeft al eens in een eerder stadium en nu weer gezegd het erg jammer te vinden dat er gegevens worden verstrekt aan bedrijven aan de hand van deze registraties. Nu zegt zij weer dat er gegevens worden verstrekt aan schoonmaakbedrijven. Ik herhaal bij deze nog maals dat de politie nimmer dit soort gegevens verstrekt, ook niet aan schoonmaakbedrijven. (De heer Van der Wal: Ook niet aan de P.T.T.?) Ook niet aan de P.T.T. (De heer Van der Wal: Ik heb andere verhalen gehoord.) Dan moet u die verhalen op een gepast moment vertellen. U kunt alleen zeggen dat u mij niet gelooft. Ik verklaar bij deze dat de politie uit deze registers nimmer gegevens mag verstrekken en dat ook niet doet, noch aan bedrijven noch aan schoonmaakbedrijven. (De heer Van der Wal: Wel uit andere registers? Uit geen enkel register?) Ik zou niet weten welke registers de politie in dit verband anders heeft. Als ik mevrouw De Jong goed heb begrepen, dan vindt zij het een beter systeem dat rechercheurs allerlei gegevens over misdadigers in zakboekjes opschrijven. Dat gebeurde in het verleden inderdaad,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 4