10
De heer Schaafsma: Met kaarten kun je natuurlijk altijd een heleboel mogelijkheden bedenken.
Mij staat toch echt wel voor de geest dat wij die vijf ton hadden om vervroegd en versneld tot meer
wijkaccommodaties te komen. Ik ben niet van plan daarover te gaan kissebissen. Anderzijds stond
er in de beleidsnota van vorig jaar in ieder geval toch nog een behoorlijk bedrag voor wijkaccommo
daties, maar dit bedrag was om de procedure te versnellen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken
dat wij op het ogenblik bezig zijn om in plaats van de geplande twee wijkaccommodaties één wijk-
accommodatie aan te kopen en van de rest van het bedrag die ene wijkaccommodatie in te richten.
Het zou ook mogelijk geweest zijn om die versnelde procedure in een andere wijk toe te passen, om
dat het in de Vegelinwijk niet is gelukt. Dat doet u echter niet, u doet dit. Ik ben het daar wel mee
eens, maar ik wil wel opmerken dat ik deze interpretatie toch wel een gloednieuwe vind, gezien het
feit dat men ten aanzien van wijkaccommodaties van dit college toch iets anders verwacht had dan
wat hier gebeurt. Daarom wilde ik dit even opmerken.
De heer De Pree (weth.): Ik begrijp wel ongeveer wat de heer Schaafsma bedoelt. Er werden
indertijd twee accommodaties genoemd, de ene is gelukt, de andere niet. Daardoor is er een belang
rijk bedrag overgebleven. Wil je nu verder praten over wijkaccommodaties, waarvoor überhaupt in
het beleidsplan geld op jaarbasis beschikbaar is gesteld, dan krijg je, nu de twee genoemde accom
modaties geen rol meer spelen, te maken met de kwestie van de afweging, namelijk waar is nu het
eerst een wijkvoorziening nodig. Zonder in herhaling te vallen, stel ik mij voor dat dat gebeurt in
het kader van de accommodatienota. In die nota komen namelijk alle wijken aan bod, welke wijk
niets heeft, welke wijk wel iets heeft enz.
De Voorzitter: De heer Schaafsma is redelijk content, zie ik wel. (De heer Schaafsma: Je kan
nooit vlugger 3i ton verdienen.) Dat is een conclusie die wij voor uw rekening laten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 5 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 49, 33, 32, 48, 53, 40, 51 en 43).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 13 (bijlage no. 44).
De Voorzitter: In het bij de raadsbrief behorende besluit staat onder punt 1een foute datum;
19 januari 1978 moet zijn 30 januari 1978.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel
van b. en w.
Punten 14, 15 en 16 (bijlagen nos. 54, 46 en 29).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 17 (bijlage no. 34).
De Voorzitter: In de raadsbrief en het besluit staat helaas een regel, die niet onbelangrijk is,
niet vermeld. Vlak boven: "Vervanging gymnastieklokalen van:" moet staan: "Prof. Wassenbergh-
skoalle te Lekkum 916.000,
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter aangevulde voorstel
van b. en w.
Punten 18 en 19 (bijlagen no. 36 en 37).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 20 (bijlage no. 45).
De Voorzitter: Bij dit punt is tevens in discussie een brief die nadien is binnengekomen van een
werkgroep. De brief is getekend door de heer Bergsma.
11
Mevrouw De Haan—Laagland: Het is bekend dat al een aantal jaren voor deze school De Spreeuw
ontheffing is aangevraagd, welke aanvraag ook is gehonoreerd. Nu worden wij geconfronteerd met het
voorstel de school op te heffen. In een brief aan onze fractie laat de oudercommissie weten verbaasd en
teleurgesteld te zijn over dit voorstel. Verbaasd, aangezien in een vergadering van 23 oktober jl. al
leen gepraat werd over instandhouding van De Spreeuw. De minimum norm van 20 leerlingen was
natuurlijk bij de school en de ouders wel bekend. Aangezien er bij de school 19 leerlingen stonden
ingeschreven en er gepraat werd in de trant van: Als de school kans ziet er één of twee leerlingen
bij te krijgen, is de norm gehaald, was duidelijk de verwachting gewekt dat het wel zou lukken.
Er werden zelfs suggesties gedaan om in overleg met de kleuterschool De Grutto ouders te bezoeken in
het grensgebied van de beide scholen, om te trachten hen over te halen hun kinderen naar De Spreeuw
te laten gaan. Deze pogingen zijn niet gelukt, aangezien De Grutto, die zelf het risico loopt een
leidster te moeten verliezen, hieraan niet mee wilde werken. Kortom, in oktober is nog duidelijk
van de kant van de gemeente de verwachting gewekt dat het een haalbare kaart was, terwijl toen
al moet hebben vastgestaan dat de school het niet zou halen, aangezien het gaat om het gemiddelde
leerlingental. Dat was echter niet bekend. Ik vraag mij af of de teldata toen al geweest waren. Wij
willen als fractie onze teleurstelling uitspreken over deze gang van zaken. Er zijn naar onze mening
van de kant van de gemeente fouten gemaakt die vermeden hadden kunnen worden. Wij hebben in
middels wel vernomen dat de minimum norm van 20 leerlingen een hard gegeven is in de wet. Wij
zullen dan ook tot onze spijt de opheffing van De Spreeuw misschien niet kunnen voorkomen. Ik vraag
mij wel af, en met mij ook het huurderscomité uit de betreffende wijk, of wij nu al moeten besluiten
tot opheffing, terwijl wij nog niet zeker weten hoe het zit met de dependancevorming, of dat wel
of niet lukt. Moeten wij als raad nu niet besluiten om met klem bij de minister aan te dringen op de
pendancevorming en wachten met opheffing?
Mevrouw Van der Werf: Ik zou mij willen aansluiten bij het verhaal van mevrouw De Haan. Ik
zou nog wel willen weten hoe de datum van 1 april in het gesprek gekomen is. Waarom werd er aan
vankelijk wel gesproken over 1 april als uiterste teldatum en hoe komt het dat die teldatum naar een
eerder tijdstip is verschoven? Als tweede punt het volgende. Zou toch niet geprobeerd kunnen wor
den om uitstel te krijgen en om toch te mogen blijven bestaan? Mocht dat niet lukken, zou dan toch
niet voor dependancevorming gepleit kunnen worden? Dus niet opheffen en vragen om dependance
vorming, maar eerst bepleiten of de school in de huidige situatie kan blijven bestaan, met name
gezien de nieuwbouw die er komt. Mocht dat niet haalbaar zijn, dan de dependancevorming in de
overwegingen betrekken.
De heer Visser: Het sluiten van een school, in welke buurt dan ook, is een uiterst trieste zaak.
Wij hebben dat al meer beleefd in de stad. Nu worden wij geconfronteerd met zo'n situatie in het
oosten van de stad. Wanneer ik de brief van de betreffende werkgroep en die van De Oosthoek erin
betrek, dan kom ik tot de volgende conclusie. De buurt daar en vooral de werkgroep en de buurt
vereniging hebben zich geweldig ingespannen voor het behoud van deze kleuterschool. Er worden
over en weer verwijten gemaakt, maar ik dacht dat de openbare discussie van vanavond ertoe kan
bijdragen dat er op dit punt misverstanden worden weggenomen bij de bewoners. Het gaat hier ge
woon om wettelijke voorschriften. De gemeente moet een besluit nemen tot opheffing, ongeacht of
er een dependance uit te voorschijn zal komen of niet. Ik dacht dat wij toch als gemeenteraad dit
besluit moeten nemen, ongeacht de beslissing van de staatssecretaris ten opzichte van de dependance.
Ik wil dit ook graag van de wethouder horen. Ik wil mij er ook van onthouden om de vinger te wij
zen naar de ouders van leerlingen van De Grutto, die naar ik meen in het geding is in de brief van
de werkgroep. Wanneer deze school in een zelfde situatie zou verkeren en de ouders van deze school
een beroep zouden doen oo de ouders die hun kinderen naar De Spreeuw sturen, dan zouden deze
laatste ouders in precies dezelfde omstandigheden zitten. Het stuit mij eigenlijk een beetje tegen
de borst dat dit zo in deze brief naar voren gekomen is. Verder hecht ik veel meer waarde aan het
argument dat het college aanvoert met betrekking tot de te plegen nieuwbouw in deze zone dan aan
de argumenten die in de beide brieven worden aangevoerd. Niettemin respecteer ik het streven van
al deze mensen voor het behoud van deze school in hun buurt. Ik wacht graag het antwoord van de
wethouder af.
De heer Ten Brug (weth.): Het is niet leuk om een voorstel te doen tot opheffing van een school,
welke dan ook. Wij zijn hier de laatste jaren een paar keer mee geconfronteerd en het is wel zeker
dat wij in de komende tijd weer voor dit soort beslissingen zullen komen te staan. Het is nog akeli
ger voor de Ouders en de direct bij zo'n school betrokkenen, want dan blijkt juist dat er een emotio-