22 38 1 vend daalt, zou je je kunnen afvragen of onze eigen plannenmakerij wel in voldoende mate is afge stemd op de eigen financiële mogelijkheden. De heer Ten Brug (weth.): Vraag 369 begrijp ik niet helemaal. Ik heb binnen mijn eigen kring hierover nadere informaties ingewonnen; dat was mogelijk gezien de letter die voor de vraag staat. Aanvankelijk dacht men dat er in plaats van „rekeningoverschotten" „begrotingsoverschotten" moest staan, maar dat kan niet; die zijn niet aan de orde. Als wij een kapitaaluitgave doen, ramen wij voor het tweede jaar - u weet dat wij het eerste jaar overslaan - de kosten van rente en aflossing en die ra men we door. Wanneer je niet verder in de begroting duikt, kun je zeggen dat bij voortgaande aflos sing de rente moet dalen, zodat er ergens een te hoog bedrag moet zitten. Ergens anders in de begro ting vindt men echter een tegenpost. Hierin is dus niet de oorzaak gelegen van de overschotten op de rekening. Een van de oorzaken vindt men bij de uitkeringen ineens waarop we niet hebben gerekend, in welk verband ik wijs op de uitkering voor de slechte bodemgesteldheid, die met terugwerkende kracht is gekomen. Een tweede oorzaak is gelegen in het feit dat wij in een bepaalde periode investe ringen plannen die door allerlei omstandigheden later worden gerealiseerd dan is begroot. Je houdt dan de ruimte die daarvoor is geschapen over. (De Voorzitter: Vooral als dat elk jaar gebeurt.) (De heer Pruiksma: Dat schuift dan op.) Inderdaad. Het is niet zo gemakkelijk daarvoor direct een remedie te vinden, want wij kunnen wel goed plannen, maar wij zijn afhankelijk van allerlei instanties voor wat de medewerking betreft, met name van de provincie en het rijk en van allerlei procedures die kunnen tegenvallen. Wij studeren momenteel op de mogelijkheid van het maken van een zodanige opzet dat wij ook op de secretarie eerder zullen weten welke investeringen achter blijven en welke niet door gaan, opdat wij ook eerder maatregelen zullen kunnen nemen en bestemmingen kunnen zoeken voor de uitgaven die niet worden geëffectueerd. Dit vraagt een soort van netwerkplanning, waarop wij duide lijk toezicht kunnen houden. Ik denk dat dat punt in de uit te brengen nota zeker aan de orde zal ko men. In vraag 370 gaat het om een heel aparte affaire. Ik kan niet zeggen dat wij de laatste jaren min der investeringen hebben gepleegd dan voordien. Wanneer de ruimte die de gemeente heeft wat krapper wordt, zullen er uiteraard minder investeringen kunnen worden gepleegd, maar ik weet niet of dat een van de redenen is. De gemeenten hebben wel gedurende enige tijd een slechte periode meegemaakt, maar inmiddels is het aantal artikel 12-gemeenten belangrijk teruggelopen. In die tijd hebben echter de gemeenten zeker voor wat betreft de investeringen pas op de plaats moeten maken. Een aantal jaren geleden is er een verbetering van de gemeentefinanciën ingetreden, maar daarop is natuurlijk een in- haalperiode gevolgd. Je kunt wellicht zeggen dat wij nu weer in een wat normalere situatie komen. Bij deze vraag gaat het echter om de totale situatie, dus om de investeringen van het rijk, de provincies en de gemeenten. Hoe dat allemaal in elkaar zit, weet ik niet, maar wellicht zal dat nog eens naar voren komen uit het onderzoek van het Instituut voor het onderzoek van Overheidsuitgaven. De ver laging van de overheidsinvesteringen wordt uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen, maar het is de vraag of je dat als percentage kunt handhaven; dat zal zeker ook nader moeten worden beke ken. (De heer Pruiksma: Dat drukt in ieder geval wel de bedrijvigheid uit; in die zin is het een graad meter.) Het is wel de vraag of het een zuivere graadmeter is. (De heer Pruiksma: Inderdaad. Weet de wethouder wellicht wanneer dat rapport ongeveer kan worden verwacht?) Dat weet ik niet, maar we zullen ernaar informeren. In de Commissie voor de Financiën hoop ik u dat te kunnen meedelen. De Voorzitter: Wij zijn thans aan het einde van de ronde van de afdelingen gekomen; ik geloof dat zij nuttig zijn geweest. Ik dank u voor uw medewerking. De Voorzitter sluit, om 22.20 uur, de vergadering. Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag, 10 december 1979. RAADSVERGADERING van maandag, 10 december 1979. Aanwezig 36 leden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, H.J. de Haan-Laagland, J. de Jong, C.J.M. Otsen, G. Visscher-Bouwer, M.A.D. Waalkens, T. Wielinga-Graansma, A. Willemsma-de Jong en J.E.M.T. Zondag-Demes en de heren J. de Beer (vanaf 19.55 uur), T.A. Boelens, J. ten Brug (weth.), G. Buising, J.R. Bijkersma, drs. G.J. van den Eist, G.F. Eijgelaar (weth.), ir. C.G.H. Geerts, D.E. Heere, H. ten Hoeve, H. Jansma, J.F. Janssen, C. de Jong, J. Knol, H. Meijerhof, W. Miedema, dr. W.A. de Pree (weth.), A. Pronk, mr. H.S. Pruiksma, ir. C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma, J. Schagen, N. Sterk, P.J. Sijbesma, L. Visser, G. de Vries (weth.) en P. D. van der Wal. Afwezig: mevrouw J. van der Werf. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Secretaris: de heer mr. W.J.G. Reumer. Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Wel- zijnsaangelegenheden, W. Braaksma, plv. hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie (vanaf de pauze), H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting, mr. W.L. van Harinxma thoe Slooten, hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, J. Kooistra, plv. hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, drs. H. Sikkema, hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, en J. de Vries, directeur Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf (vanaf de pauze). Te behandelen punten: 1Vaststellen van de notulen van de vergadering van de raad van 5 juni 1979. 2. Mededelingen. 3. Aankoop van de percelen met opstallen Willemskade 38 40, 42 en 44 en Arendsstraat 2, 4 en 6 (bijlage no. 544) 4. Aankoop van het bedrijfscomplex aan de Nieuweburen van R. D. de Jong's Papier BV (bijlage no. 543). 5. Aankoop van het perceel met opstallen Wijbrand de Geeststraat 42, het Abbe Freerks Gabbema- gasthuis (bijlage no. 511). 6. Verkoop erfpachtsgrond (bijlage no. 546). 7. Verkoop van een ten zuiden van de Voltastraat gelegen grondstrookje aan de Provinciale Persver eniging voor Friesland (bijlage no. 512). 8. Verkoop van een in het bestemmingsplan Huizum-Dorp gelegen perceel bouwterrein aan de NV Grondbedrijf van de NV Bouwfonds Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken (bijlage no. 513). 9. Verkoop van in het bestemmingsplangebied Hemrik gelegen percelen industrieterrein (bijlage no. 524). 10. Verkoop van een in het ontwerp-uitwerkingsplan Camminghaburen deelgebied I gelegen perceel bouwterrein (bijlage no. 518).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 1