21 20 gen de inrichting van de atoomschuilkelder stemde, terwijl slechts vijf leden van de raad - waaronder de PAL-fractie - drie jaar geleden tegen de aanleg er van stemden. Of een ander voorbeeld; het feit, dat er nu toch in tegenstelling tot eerdere besluitvorming woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens inde kazerne lijken gerealiseerd te worden. Wij gaan onvermoeibaar door met de strijd voor meer directe de mocratie. Binnenkort kunt u een PAL-discussienota verwachten, waarin wij verder ingaan op het falen van de Leeuwarder democratie en wij onze democratie-opvatting verder uitwerken. Ik kom dan nu bij het beleidsplan. Centraal in dit beleidsplan staat de uiterst benepen economische en financiële situatie. Op zich is dat terecht, hoewel je soms denkt dat het nogal meevalt, gezien het grote gemak waarmee ook in de afgelopen maanden met geld is gesmeten. Ik denk dan aan de inrichting van het Amicitia-gebouw voor 1,6 miljoen gulden of aan het krediet van 3 miljoen gulden voor de nieu we Eerste Kanaalbrug. Wat betreft de economische situatie - ik denk dan met name aan de werkgelegenheidssituatie - is het beeld bijzonder slecht. Friesland is een van de provincies waar de economische achteruitgang het hardst aankomt. Het oude patroon dat in perioden van economische groei Friesland achterloopt bij de landelijke ontwikkeling, maar bij de achteruitgang van de economie voorop loopt, blijkt nog steeds te gelden. Ondanks alle fraaie doelstellingen en beleidsvoornemens met betrekking tot het regionaal be leid van de rijksoverheid, spreken de cijfers boekdelen. Het Centraal Planbureau becijfert bij ongewij zigd beleid over vier jaar het trieste record voor Friesland: een werkloosheidspercentage van 15 van de afhankelijke beroepsbevolking. De gemeente Leeuwarden komt er relatief nog slechter uit. Daarbij dient bovendien bedacht te worden dat in de statistieken de "verborgen werkloosheid" niet is opgeno men. Gedacht moet hierbij worden aan de vele duizenden vrouwen in Friesland die zich maar niet bij het arbeidsbureau hebben laten inschrijven, omdat er geen reële kans op een baan bestaat, of de vele WAO-ers. Behalve in de werkloosheidsstatistieken komt de zwakke economische structuur van Friesland onder meer tot uitdrukking in de gemiddeld lage niveaus van opleidingen en inkomens. Wat de industriële productie betreft is een deel van de werkgelegenheid afhankelijk van grote con cerns die - veelal met forse overheidssubsidies - filiaalbedrijven in Friesland hebben neergezet. De di rectie van dergelijke bedrijven bevindt zich in de randstad of in het buitenland en kan snel besluiten tot inkrimping van de productie of tot sluiting van de vestiging, indien de afzet stagneert of indien er geïn- noveerd wordt. In Leeuwarden zijn wij aan dergelijke overplaatsingen en saneringen tot nog toe ont snapt, maar voor hoe lang nog? Het college stelt in het beleidsplan dat de sombere situatie het rijk, de provincie en de gemeente er toe moet brengen de stimuleringsmaatregelen te versterken. De aanwijzing van Leeuwarden als gebied waar de Bijzondere Regionale Toeslag (BRT) van toepassing is - een en ander is deze week zelfs al in een VVD-motie in de Kamer bepleit -, is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Hoewel wij in het verleden voor moties stemden waarin de aanwijzing van Leeuwarden als BRT-gebied werd bepleit of waarin de omzetting van de halve Ruimtelijke Ordeningstoeslag (halve ROT) in een hele werd voorgestaan, zijn wij erg sceptisch over de resultaten van een dergelijke aanscherping van het re gionale beleid. Het is voor ons zelfs de vraag of wij opnieuw onze steun zullen geven aan het bepleiten van dergelijke steunmaatregelen. De cijfers in het beleidsplan zijn wat dat betreft nogal onthullend: in 1980 werden met 102 miljoen gulden uit de investeringspremieregeling 91 arbeidsplaatsen gecreëerd. In de eerste zes maanden van 1981 werden met 87 miljoen gulden 41 arbeidsplaatsen gecreëerd. Dit is meer dan 2 miljoen gulden per arbeidsplaats gemeenschapsgeld en dat terwijl de overheid op de kwaliteit van deze arbeidsplaatsen en op de vraag of zij al dan niet structureel zijn, geen greep heeft. Landelijke steunmaatregelen kunnen zelfs gebruikt worden als er geen nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd worden of als het arbeidsplaatsen kost. Het is in de ogen van mijn fractie een illusie om te verwachten dat met wat bijsturingen in het beleid de zwakke positie van de Friese economie kan worden opgeheven. Het ver schijnsel regionale onderontwikkeling zit stevig verankerd in de kapitalistische structuur van de natio nale en de internationale economie. Alleen een regering die maatregelen wil treffen, die de structuur van de economische verhoudingen wezenlijk zullen aantasten, zal in staat zijn tot het voeren van een adequaat, regionaal ontwikkelingsbeleid. In het tot nog toe gevoerde beleid van de rijksoverheid zijn de belangen in de regio steeds onder geschikt gemaakt aan de belangen in de randstad. Zo werden bijvoorbeeld plannen tot spreiding van de rijksdiensten gemaakt op het moment dat de arbeidsmarkt in de randstad zeer overspannen was en er door duidelijk sprake was van congestieverschijnselen. Nu de situatie in de randstad verslechterd is blijkt van deze spreiding weinig terecht te komen. Opmerkelijk is ook dat de Selectieve Investerings Regeling (SIR) door het tweede kabinet Van Agt is ingetrokken. Kortom, feitelijk is het regionale regeringsbeleid één grote mislukking. Het met veel fanfare aangekondigde Integraal Structuurplan voor het Noorden van het land (ISP) is een regelrechte flop. Ook de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM) is inef fectief gebleken. Wat dan wel? In de bestaande situatie heeft de gemeente Leeuwarden nauwelijks bevoegdheden en financiële mo gelijkheden om zelf een actief beleid te voeren op sociaal-economisch terrein, en zeker niet om de economische verhoudingen structureel en fundamenteel te veranderen. Ook als de mogelijkheden voor gemeentelijk beleid zouden toenemen, blijft het zo dat het vrij verkeer van kapitaal en arbeidskrachten riet bij de gemeentegrens zal ophouden. Toch hoeft het gemeentebestuur niet aan de kant te gaan staan of zich zonder meer te richten op de wensen van bedrijven om te zorgen dat ze zich ter plaatse (blijven) vestigen. Er zijn een aantal mogelijkheden. De gemeente zal in een beleidsnotitie haar visie kunnen geven op: de knelpunten op de Leeuwarder arbeidsmarkt; de instrumenten die zij al heeft om die knelpun ten aan te pakken - ik denk aan infrastructurele maatregelen, grondreservering, bouw van bedrijfshallen en dergelijke - en de instrumenten die zij denkt nodig te hebben om die knelpunten te kunnen aanpakken, daarbii tevens aangevend welke taak de gemeente Leeuwarden daarbij aan provincie en rijk toekent. Wat ons betreft zou bij die nog te verwerven instrumenten horen: 1. het bepleiten van decentralisatie van taken, bevoegdheden en financiële middelen van het nationale naar het provinciale en gemeentelijke niveau; 2. naast een provinciale een gemeentelijke ontwikkelings- en beheersmaatschappij (in plaats van de NOM), die a. functioneert binnen een meerjarig gemeentelijk sociaal-economisch beleidsprogramma, b. zelf bedrijven kan oprichten; ik denk dan bijvoorbeeld aan bedrijven die zich bezighouden met de productie en ontwikkeling van alternatieve energie, met name windmolens, of aan bedrijven voor het recyclen van afvalmateriaal c. inzage krijgt in alle bedrijfsgegevens zodat ontwikkelingen in bedrijven tijdig gesignaleerd wor den en zonodig vroegtijdig ingegrepen kan worden, om onnodige bedrijfssluitingen te voorkomen, d. activiteiten in het kader van de WIR uitvoert. Verder zou de beleidsvisie een prioriteitenstelling in het beleid ten aanzien van het opzetten van alternatieve, kleinschalige, arbeidsprojecten moeten bevatten en kan er in worden aangegeven welke mogelijkheden de gemeente ziet om de vestigingsvoorwaarden voor, voor Leeuwarden geschikte, bedrij ven te verbeteren. Deze beleidsvisie vinden wij daarom zo belangrijk omdat deze een rol kan spelen in de onderhandelingen met het rijk over de Leeuwarder eisen met betrekking tot het regionaal beleid. Wat ons betreft dus niet maar eens afwachten wat er van op de hispel komt, zoals de PvdA-woordvoerster zei. Wij hebben met betrekking tot deze zaak de volgende motie opgesteld. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 decem ber 1981verzoekt het college van b. en w. een nota uit te brengen met be trekking tot de knelpunten ten aanzien van het gevoerde en een te voeren werkgelegenheidsbeleid in Leeuwarden, waarbij aan de volgende punten aandacht wordt besteed: - de algemene en specifieke kenmerken en knelpunten van de Leeuwarder arbeidsmarkt; - de wijze, waarop het college de hem ten dienste staande instrumenten kan en zal aanwenden om deze knelpunten op te heffen; - de mate van ontoereikendheid van het thans beschikbare instrumentarium en het aangeven van de wijze, waarop de ontbrekende instrumenten zul len en kunnen worden verkregen." De motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal. Een andere belangrijke mogelijkheid voor Leeuwarden ligt in het beleid met betrekking tot de ver betering van de kwaliteit van de aanwezige en nieuw te vestigen werkgelegenheid, door middel van de vaststelling van een sociaal-vestigingsstatuut. In een dergelijk statuut zal bijvoorbeeld als voorwaarde opgenomen moeten worden dat bedrijven, voordat grond wordt uitgegeven, verkocht, of de erfpacht wordt verlengd, ten aanzien van het sociaal beleid van het bedrijf duidelijkheid moeten verschaffen. Als tweede voorwaarde zou moeten worden opgenomen dat plannen tot reorganisatie, die gevolgen heb ben voor de werkgelegenheid, aan het gemeentebestuur worden voorgelegd. Verder zouden milieu-ei sen, die niet via de Hinderwet kunnen worden geregeld, in het sociaal-vestigingsstatuut kunnen worden opgenomen. Ook over dit onderwerp komt de PAL-fractie begin volgend jaar met een discussienota, waarin wij de invoering van een dergelijk sociaal-vestigingsstatuut bepleiten. Dan stap ik over op het financiële beleid. In juli jl. hebben wij in onze notitie "Een politiek ant woord op de bezuinigingen in" Leeuwarden" en in de mondelinge toelichting daarop op 6 juli onze uit gangspunten met betrekking tot de te volgen strategie om uit de financiële malaise te komen uiteenge zet. Kort samengevat kwam het hier op neer: Doordat de gemeente voor haar inkomsten grotendeels af hankelijk is van het rijk, is prioriteitenafweging op gemeentelijk niveau een zware klus. Immers, ook al

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11