4
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad. Het lijkt mij zinvol
om in het kader van de benoeming van de wethouders enkele opmerkingen te maken. Korte tijd na de
verkiezingen heeft de Partij van de Arbeid als grootste fractie alle andere nu in de raad vertegenwoor
digde politieke fracties uitgenodigd voor een gesprek, nadat wij eerst binnen eigen gelederen, gezien
de uitslag van de verkiezingen, ons standpunt hadden bepaald ten aanzien van samenwerking binnen het
nieuw te vormen college. Op die openbare bijeenkomst heeft onze lijsttrekker, de heer Geerts, uiteen
gezet waarom wij hebben besloten in eerste instantie te proberen weer samen met het CDA een college
te vormen. Voorwaarde daarbij was: er moest overeenstemming kunnen worden bereikt over een college
program waarin een groot aantal zaken het gemeentelijk beleid betreffende zou zijn geregeld. De be
sprekingen over dit program zijn in het openbaar gevoerd, wij zijn tot overeenstemming gekomen met de
CDA-fractie en het resultaat, het collegeprogram, is aan u allen toegezonden. Wij beschouwen dit col
legeprogram als een contract tussen twee politieke fracties, dat moet dienen als uitgangspunt en toets
steen voor de beleidsplannen in de komende periode van vier jaar.
Ik wil enkele voor ons zeer belangrijke punten uit het program noemen. Onder de hoofdpunten van
het beleid is uitgesproken dat de moeilijke financiële positie van de gemeente ons zal dwingen tot
scherpe politieke keuzes waarbij twee hoofduitgangspunten zullen moeten worden gehanteerd, namelijk
solidariteit die verplicht tot bijzondere aandacht voor de financiële en sociale bestaansvoorwaarden
voor de zwakkeren en het benutten van de mogelijkheden op locaal niveau te komen tot een meer gelij
ke verdeling van arbeid, kennis, inkomen en macht. Het begrip "zwakkere", genoemd in het eerste uit
gangspunt, is in het program nader omschreven. Voor toedeling van de schaarser wordende financiële
mogelijkheden zijn toetsingscriteria ontworpen, namelijk de zwakkeren en minst draagkrachtigen moeten
zo veel mogelijk worden ontzien en zullen bijzondere aandacht krijgen. De werkgelegenheidseffecten
moeten bij de beleidsvoorbereiding en in de beleidsvorming extra zwaar wegen. De vergroting van de
zeggenschap van mensen over hun eigen leefsituatie moet worden bevorderd. Het emancipatieproces van
met name vrouwen moet worden voortgezet. Er is een afweging geweest tussen de taakonderdelen van de
afzonderlijke beleidssectoren, hetgeen heeft geleid tot prioriteiten. Stadsvernieuwing houdt de hoogste
prioriteit. Prioriteit heeft het werkgelegenheidsbeleid, met name de herverdeling van arbeid. Binnen
het welzijnsbeleid en het onderwijs moet voorrang worden gegeven aan de belangen van die groepen die
in een materiële of sociale achterstandssituatie verkeren. Al deze punten zijn in het program nader uit
gewerkt; u hebt er allemaal kennis van kunnen nemen. Met betrekking tot het onderwerp civiele verde
diging is in het program niets opgenomen. Wat dit betreft geldt voor beide politieke fracties het eigen
verkiezingsprogramma. Tot zover mijn opmerkingen over het collegeprogram inhoudelijk.
Hoe moet het collegeprogram worden gehanteerd? Alleen al de financiële positie van de gemeente
zal ons dwingen in ieder geval eenmaal per jaar met handhaving van uitgangspunten en prioriteiten te
bekijken wat wel en wat niet kan worden verwezenlijkt, moet worden bijgesteld of omgebogen. Het
moet - ik heb dat al eerder gezegd - uitgangspunt zijn van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering voor
de komende vier jaar. Het college dat wij vandaag benoemen is het dagelijks bestuur van de gemeente,
benoemd door de raad. Wil het college in die zin kunnen functioneren, dan moet er voor worden ge
waakt dat ongelijkheid van informatie ontstaat naar fracties en raadsleden toe die niet deel uitmaken
van het college. Indien het werken in commissies die ongelijkheid niet voldoende oplost, moeten andere
wegen worden gevonden. De taak van de gemeenteraad is het uitzetten van beleid. Wij menen met de
opstelling van dit collegeprogram, samen met het CDA, een bijdrage te hebben geleverd aan het duide
lijk maken van wat ons voor de komende periode voor ogen staat, wetende dat in voorgaande periodes
veel werk is verzet. Een ongewisse factor daarbij blijft het beleid naar de gemeenten toe van het rijk.
Tussen beide fracties zijn ook afspraken gemaakt over de verdeling en invulling van de portefeuil
les. In de Gemeentewet is deze verdeling opgedragen aan het college. Wij vertrouwen erop dat in de
eerste vergadering van het nieuwe college met deze afspraken zal worden gewerkt.
De heer Pruiksma: Mijn fractie heeft er, evenals de fractie van de PvdA, behoefte aan om een paar
opmerkingen te maken in het kader van de nu aan de orde zijnde wethoudersverkiezing. Het collegepro
gram zoals dat thans voor u ligt is het resultaat van noeste arbeid van de fracties van CDA en PvdA. Dat
program heeft, globaal gesproken, onze volledige instemming. Uiteraard kan men zeggen dat er op on
derdelen, ten aanzien van de tekst, sprake is geweest van het sluiten van een compromis. Dat kan ook
nauwelijks anders, als men bedenkt dat twee partijen zich hebben gezet aan het schrijven van één ge
zamenlijk program. Het resultaat is u inmiddels bekend. Mijn fractie heeft er alle vertrouwen in dat de
uitstekende samenwerking tussen beide fracties in het college op basis van dit program, als alles zal
worden genaaid zoals wij het dachten te knippen, zal worden gecontinueerd. Naar ons stellig oordeel is
ons verkiezingsprogram in het collegeprogram voldoende duidelijk tot zijn recht gekomen.
Ik sprak over de goede samenwerking. Met name deze goede samenwerking heeft mijn fractie tot de
5
slotsom gebracht dat het college dient te worden samengesteld uit leden van de fracties van CDA en
PvdA, omdat in de afgelopen vier jaar ons althans niets aanleiding heeft gegeven om het bestuurlijke en
het politieke vertrouwen in elkaar op te zeggen. Ik hecht eraan dit hier te zeggen, met name omdat wij
verwachten dat er in die positie van beide partijen de komende vier jaar geen enkele verandering zal
komen
Een wat spijtige constatering vergeleken met de vorige raadsperiode is dat wij, als ik het zo mag
aanduiden, in onze rangen drie "indringers" moeten dulden, waarbij overigens achter het gebruik van
de term "indringer" geen enkele kwade bedoeling schuilt. Ik geef u de verzekering dat de inbreng van
de leden van het college die wij zullen voordragen en de constructieve wijze van kritische begeleiding
van mijn fractie van het te vormen college er logisch toe zullen leiden dat over vier jaar hier weer 13
CDA-raadsleden aanwezig zijn. (De Voorzitter: Dat laatste heeft met het benoemen van de wethouders
niet zoveel te maken, maar dat is een ander punt.)
De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, dames en heren van de gemeenteraad van Leeuwarden.
Mijn fractie stelt er prijs op in het openbaar verantwoording af te leggen over het door onze fractie te
volgen stemgedrag bij de collegevorming. Daarom wil ik nog een ogenblik stil staan bij de verkiezings
uitslag van juni jl. - ik kan mij wel voorstellen dat mijn voorgangers wijselijk hebben vermeden hier
over te spreken - en hetgeen daarna in de tijd is gebeurd. De vóór juli bestaande machtsconcentratie
van Partij van de Arbeid met 17 zetels en CDA met 13 zetels werd toen verslagen met een verlies van
niet minder dan 5 zetels voor deze beide partijen, waarbij het CDA-verlies met 3 zetels spectaculair
mag worden genoemd. Men mag er daarbij rustig vanuit gaan dat de bevolking van Leeuwarden niet zo
tevreden was met het door deze twee partijen gevoerde beleid in het dagelijks bestuur. Daar tegenover
stel ik dat de winst van de VVD met 50% toch ook spectaculair mag worden genoemd. Immers, nog nim
mer was deze fractie zo groot in deze raad. Ook daarin proeven wij een oordeel over ons optreden en
het door ons gevoerde beleid. Het was dan ook een gerechtvaardigd verlangen van liberaal denkend
Leeuwarden dat de VVD zou deelnemen aan het dagelijks bestuur van onze gemeente. Daarnaast is een
liberale inbreng in het dagelijks bestuur naar onze mening onontbeerlijk. Zakelijk denken, stimulering
eigen initiatief ook op het gebied van gemeentelijk bestuur, zuinig zijn met gemeenschapsgeld en het
algemeen belang op de voorgrond stellen, zijn aspecten die in het liberaal handelen de voorrang krij
gen. Verschillende malen hebben wij het vorige college erop gewezen dat juist deze aspecten naar de
achtergrond waren verdwenen. Was het machtsstreven in het PvdA-denken geen verrassing voor ons, het
lijdzaam volgen hierna door het CDA reeds direct na het bekend worden van de verkiezingsuitslag zal
sommigen vreemd in de oren hebben geklonken. In plaats van het door het CDA zo gepropageerde rent
meesterschap, is voor deze partij nu slechts de rol van lijfeigene van de PvdA overgebleven. Ook niet
te vergeten valt bij dit alles de stelling van de PvdA dat het WD-optreden in het verleden en het door
ons gepresenteerde verkiezingsprogramma oorzaak zouden zijn van onze uitsluiting. Wegens het ontbre
ken van enig bewijs hunnerzijds wijs ik dat van de hand. Ik betwijfel bovendien of de woordvoerder van
toen het destijds zelf geloofde. Naar mijn gevoel was het meer de opstelling van het partijbestuur in
deze stad die een samenwerking met de WD blokkeerde. Persberichten in een later stadium sterkten mij
in dat geloof. Als de woordvoerster van de PvdA dat in de openbare zitting naar voren brengt en waarin
de eerste stappen werden gezet naar de collegevorming welke vandaag zijn besluit zal vinden, dan wil
ik toch niet verhelen dat mij hierbij een schimmenspel voor ogen staat. Ik besef mij terdege dat ik harde
woorden spreek. Als een verkiezingsuitslag op gemeentelijk terrein echter geweld wordt aangedaan, dan
kan men dat verwachten.
Wat wil de VVD dan, zult u zich afvragen. Welnu, het was niet meer dan normaal geweest als op
basis van gelijkheid direct na de verkiezingen begonnen was met een program-vergelijking om te kijken
waar de partijen elkaar konden vinden. Pas daarna hadden wij over kunnen gaan tot zetelverdeling.
Dan had ook kunnen worden bekeken of de Gemeentewet in artikel 86 geen ruimte had kunnen scheppen
voor een 3-2-1-verhouding; uitbreiding met één wethouderszetel dus. Helaas, de machtsopstelling van
de PvdA en het CDA dwong ons nu alleen te denken over een zetelverdeling. Wij moeten daarbij weer
terug naar de concrete verkiezingsuitslag: verlies van 2 zetels voor de PvdA, verlies van 3 zetels voor
het CDA en daarbij naast de winst van PAL en GPV een winst van 50% voor de WD. Terug naar de ou
de 2-2-1-verdeling was verleidelijk, maar dan zou de grote verliezer - het CDA - buiten schot zijn ge
bleven. Bij dit alles moet dan ook nog rekening worden gehouden met de twee stromen in de PvdA-frac-
tie. Een en ander leidde ertoe dat wij het voorstel deden over te gaan tot een 3-1-1-verdeling, waarbij
het behoud van de derde PvdA-zetel niet als een beloning mag worden gezien voor het door die fractie
gevoerde beleid, maar als een tegemoetkoming aan extreem linkerzijde. Centraal vinden wij het logisch
dat het CDA met het grootste verliespercentage een wethouderszetel inlevert ten gunste van de winnen
de VVD-fractie. Dit getuigt van realiteitszin en kiezerswens. Ons stemgedrag zal dan ook in deze rich-